Verslag van de vergadering van 1 november 2022 (2022/2023 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.17 uur
De heer Essers i (CDA):
Voorzitter. De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de in dit wetsvoorstel voorgestelde maatregelen om invulling te geven aan de hersteloperatie toeslagen. In het bijzonder verwelkomen zij de voorstellen die leiden tot een brede ondersteuning — niet alleen financieel — voor de kinderen van gedupeerde ouders. Het is een goede zaak dat mede dankzij de bereidheid van de commissie Financiën van deze Kamer om dit wetsvoorstel met spoed te behandelen, met de uitvoering van deze kindregeling reeds dit kalenderjaar kan worden begonnen. Daarnaast is het wetsvoorstel grotendeels een codificatie van beleidsbesluiten die zijn genomen vooruitlopend op wetgeving en andere afspraken waarvan de uitvoering al enige tijd is gestart.
Van een echte juichstemming is ondanks alle goede bedoelingen echter geen sprake. Daar kan sowieso geen sprake van zijn gelet op het ongekend onrecht waar de kinderopvangtoeslagaffaire toe heeft geleid. De staatssecretaris spreekt in dit verband in de memorie van antwoord van "het collectief falen van alle staatsmachten". Het is niet voor niets dat alle staatsmachten hun rol bij deze affaire inmiddels hebben geëvalueerd of daarmee in een vergevorderd stadium zijn, zoals de Eerste Kamer. Maar het risico van het spreken van "een collectief falen van de staatsmachten" is dat als iedereen schuld heeft, uiteindelijk niemand echt verantwoordelijkheid lijkt te willen nemen. Het eigen falen dreigt dan als het ware te worden geneutraliseerd door het falen van de ander.
Voorzitter. Dat zou een onjuiste voorstelling van zaken zijn. Uit het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag blijkt duidelijk dat, zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de andere staatsmachten, in de eerste plaats het alles-of-nietsbeleid van de Belastingdienst en de ongekende, nietsontziende hardheid waarmee dit beleid werd uitgevoerd, heeft geleid tot het ongekende onrecht in de vorm van schendingen van de beginselen van de rechtsstaat. Het is goed dat de staatssecretaris dit nogmaals heeft bevestigd in de memorie van antwoord en daarbij heeft verwezen naar de volledige onderschrijving van de conclusies van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag door het vorige kabinet.
In de wettekst en memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel had de staatssecretaris toch de indruk gewekt dat de institutionele vooringenomenheid en hardheid van het stelsel de enige grondslagen waren voor de in dit wetsvoorstel voorziene compensatiemaatregelen. In de memorie van antwoord lijkt de staatssecretaris dit desgevraagd echter af te zwakken door aan te geven dat met het gebruik van deze begrippen inkleuring en gewicht wordt gegeven aan de gemaakte fouten, en dat die helderheid bieden voor de reikwijdte van de wet. De heer Van Apeldoorn is hier ook al op ingegaan. Daarmee zou volgens de staatssecretaris de conclusie dat er sprake was van ongekend onrecht, worden onderstreept. Wij verzoeken de staatssecretaris, gelet op het grote belang van deze zaak, om alle onduidelijkheid hieromtrent weg te nemen en een multi-interpretabel woordenspel te vermijden door expliciet in dit debat te bevestigen dat de schending van de grondbeginselen van de rechtsstaat de reikwijdte van dit wetsvoorstel bepaalt, en dat behalve de institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel eventueel ook andere onrechtmatige uitvoeringsaspecten debet zijn geweest aan die schending, in het bijzonder het vermelde alles-of-nietsbeleid.
Voorzitter. Een andere reden voor het niet bestaan van groot enthousiasme voor dit wetsvoorstel is dat tot dusverre nog lang niet alle gedupeerden zijn gecompenseerd en er ook nog geen zicht is op een datum waarop een streep onder het compensatietraject kan worden gezet. Daarbij baart met name de voortdurende juridisering van de compensatiemaatregelen grote zorgen. Alleen al het aantal onafhankelijke commissies dat zich bezighoudt met de hersteloperatie toeslagen — ik noem de commissie van onafhankelijke deskundigen, de bezwaarschriftenadviescommissie en de commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade — roept de vraag op of hier niet de nodige efficiencywinst kan worden behaald, bijvoorbeeld door deze commissies samen te voegen tot één commissie van onafhankelijke deskundigen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Frustrerend en zorgelijk zijn ook de voortdurend terugkerende geluiden over misbruik en fraude rond de compensatieregelingen. De staatssecretaris zegt dat er alleen bij evidente fraude zal worden opgetreden. Dit wordt min of meer gerechtvaardigd door het principe te benadrukken dat wordt gehandeld op basis van vertrouwen in de ouder. Maar is de staatssecretaris het ermee eens dat dit op zich terechte uitgangspunt niet mag betekenen dat er geen serieuze pogingen worden gedaan om ook niet-evidente fraude op het spoor te komen en deze na ontdekking proportioneel te sanctioneren? Voor de geloofwaardigheid van een herstelregeling die is bedoeld om gedupeerde ouders te helpen, is dit naar onze mening een belangrijke voorwaarde. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Geen fraude is aan de orde indien de verleende compensatie hoger is dan de daadwerkelijke schade, bijvoorbeeld indien ouders maar een kleine terugvordering hebben gehad, maar zij toch het forfaitaire bedrag van €30.000 hebben ontvangen. In de memorie van antwoord geeft de staatssecretaris nog eens expliciet aan dat deze overcompensatie inherent is aan de eerdere keuzes met betrekking tot de herstelregeling, waaronder het streven om snel herstel te bieden. Het gaat dan over het Catshuisakkoord. Tot dusverre is de helft van de gedupeerde ouders financieel herstel geboden met dit forfaitaire bedrag van €30.000. Daarbij bestaat dus de mogelijkheid van overcompensatie. Dat betekent dat de andere helft van de gedupeerde ouders een hoger bedrag aan schadevergoeding claimt en daarvoor een langdurige procedure in moet. Ten tijde van het besluit om tot een forfaitaire vergoeding van €30.000 over te gaan bestonden er voor zowel de mogelijkheid van overcompensatie als de mogelijkheid van tegenbewijs bij hogere schade ongetwijfeld goede redenen, van vooral uitvoeringstechnische aard, maar hoe kijkt de staatssecretaris daar met de kennis en ervaring van nu op terug, mede gelet op het voorstel om dat besluit met dit wetsvoorstel te codificeren? Zou dit Catshuisbesluit nu ook nog zo worden genomen?
Tot slot, voorzitter, vragen wij de staatssecretaris of de regeling noodvoorziening, die maximaal €500 per huishouden bedraagt en is bedoeld om gedupeerde ouders in staat te stellen noodzakelijke uitgaven te doen in acute noodsituaties, wel voldoende is, gelet op het momenteel zeer hoge inflatiepercentage en de hoge energieprijzen. Anderen hebben daar ook al op gewezen. Meer in het algemeen vragen wij de staatssecretaris om aan te geven hoe de regering, gelet op de gestegen energieprijzen, de in het regeerakkoord opgenomen doelstelling van een reductie van 50% van de armoede onder kinderen gaat realiseren. We kijken met belangstelling uit naar de beantwoording door de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Tot slot is het woord aan de heer Schalk van de SGP.