Verslag van de vergadering van 8 november 2022 (2022/2023 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.50 uur
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Je zou kunnen zeggen dat de toeslagenaffaire een trainwreck in slow motion was. Langzamerhand, stap voor stap en pas achteraf zie je hoe groot de ramp is. De hersteloperatie zou ik niet op eenzelfde manier willen omschrijven, maar dat daar ongewenste vertraging in zat, is volgens mij voor iedereen wel duidelijk. Het reflectieproces in dit debat gaat ook met een zekere traagheid, maar eigenlijk zou ik die traagheid juist als schoonheid willen definiëren. Ik denk namelijk dat het goed is dat we niet zomaar gelijk iets doen, maar dat we echt stilstaan bij de vraag: wat is het nou geweest dat wij als Kamer het onvoldoende hebben opgepakt, terwijl we in al die debatten en wetsbehandelingen soms echt de goede vragen gesteld hebben en goede signalen hadden? De reflectie daarop gaat niet alleen over de techniek, de wijze waarop we dat beter kunnen organiseren, maar ook over de rolneming, de vraag hoe wij als Eerste Kamer onze verantwoordelijkheid nemen in een perspectief en het luisteren naar mensen die het ten diepste aangaat, en wat het voor burgers en vooral voor kwetsbare burgers betekent. Het gaat ook over de vraag hoe wij onze wetten organiseren, zodat die ook voor burgers op te volgen zijn en zij niet vervolgens tussen wal en schip vallen. Dat we daar de tijd voor nemen, dat we dat reflectief doen, lijkt mij dus een hele goede zaak.
Tegelijkertijd zitten we nu wel op het punt dat we het niet bij praten moeten laten. We hebben er namelijk al een aantal weken — wat is het? — alles bij elkaar bijna twee maanden, denk ik, lang en veel over gepraat als Kamer en daarvoor als werkgroep. Nogmaals heel veel dank voor al het voorwerk wat gedaan is en alle analyses. Maar nu is wel de vraag: wat zijn de stappen die we gaan zetten? Op dat punt is wat mij betreft dit deel van het debat, dat we vanmiddag voeren, cruciaal. Welke stappen kunnen we met elkaar zetten om hier verder in te komen?
Ik denk dat we niet veel verder kunnen gaan dan dat we vandaag een aantal processtappen afspreken met betrekking tot de vraag welke thema's en welke elementen uit de aanbevelingen van belang zijn om mee te nemen en te vertalen naar het reguliere proces van de Kamer, dus niet als iets heel nieuws, maar veel meer als iets wat we standaard zouden moeten meenemen in hoe we ons werk doen. Dat gaat bijvoorbeeld over de manier waarop we luisteren naar de stem van de burger.
Als het daarover gaat, dan zou het pleidooi van mijn fractie wel zijn om dit niet in isolement te doen, om niet te zeggen: laten we in onze risicoregelreflex vervallen op basis van het feit dat we bij dit type wetgeving en bij dit onderwerp een aantal dingen gemist hebben. Laten we niet op basis daarvan alleen hiervoor iets gaan regelen. We moeten veel meer gaan kijken hoe het aansluit bij andere processen. Ik wijs, net als in mijn eerste termijn, op de overeenkomsten met en de aansluiting op het debat over de antidiscriminatiewetgeving. Daarbij hebben we van de parlementaire onderzoekscommissie ook een afwegingskader gekregen, waarin een aantal van deze elementen, waaronder aandacht voor de burger en vertrouwen in de burger, essentieel waren. Daarin is ook het thema van het doenvermogen expliciet geadresseerd. Wanneer we vandaag processtappen gaan zetten, dan zou mijn voorstel zijn dat we daarin expliciet meenemen hoe die zijn verbonden met wat we op het terrein van antidiscriminatie al aan het doen zijn, omdat we anders parallelle trajecten aan het inrichten zijn. Ik denk aan: aandacht voor de burger, het identificeren van concrete elementen en het daarbij komen tot een afspraak; dat zal ongetwijfeld in de vorm van een motie gebeuren. Wie gaan we vragen om dat uit te werken? En hoe komen we tot het zo op tafel houden van de vragen dat we er iets mee kunnen?
Dat heeft ook iets van doen met de informatievoorziening, de vraag door wie we ons laten informeren. Er zijn heel veel rapporten van — ik noem maar wat — de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Ombudsman, het Sociaal Cultuur Planbureau, de Raad voor het Openbuur Bestuur, de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, waarin heel veel inzichten staan die ons precies alert kunnen maken voor het type vragen waarvoor we ook deze evaluatie gedaan hebben. De vraag hoe we dat op een werkbare maar ook op een effectieve manier in onze processen meenemen, vormt de uitdaging voor vandaag, denk ik.
U hoort dat ik niet hele concrete oplossingen heb voor wat het dan zou moeten zijn. Ik ben heel benieuwd waar de collega's mee komen. Mijn pleidooi zou vooral zijn: laten we geen nieuw instrument uitvinden dat dit specifieke punt aanpakt, maar laten we het invlechten in bestaande instrumenten waar we toch al mee bezig zijn. De volgende stap is wat mij betreft dat een werkgroep, wellicht een vervolg van deze werkgroep, wellicht de Huishoudelijke Commissie, wellicht een van de vakcommissies, gevraagd wordt om met een concreet voorstel te komen voor hoe dit vertaald moet worden in de reguliere werkwijze van de commissie. Dat is misschien niet het meest spectaculaire, maar als we dat doen, zetten we wel een structurele en constructieve stap die ons als Kamer alert houdt op onze verantwoordelijkheid, juist als het gaat om kwetsbare burgers.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ganzevoort. Dan is het woord aan de heer Koole namens de fractie van de Partij van de Arbeid.