Verslag van de vergadering van 14 februari 2023 (2022/2023 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.38 uur
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Vandaag bespreken we de ernstigste delicten die ons strafrecht kent: moord en doodslag. Deze levensdelicten zijn niet alleen buitengewoon ernstig, maar hebben ook grote gevolgen voor nabestaanden en voor de gehele samenleving. We kennen in Nederland voor doodslag en moord de zogenaamde tijdelijke straffen en we kennen "levenslang". "Levenslang" is dus echt levenslang, en niet tijdelijk. Dit wordt alleen opgelegd bij een of meerdere moorden, terroristische misdrijven of een aanslag op de regering of de Koning. Momenteel zijn er in Nederland circa 57 levenslang gestraften, waaronder Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. De moordenaar van Pim Fortuyn — over "met voorbedachten rade" gesproken — loopt alweer vele jaren vrij rond, terwijl daar juist een veelbelovend politicus werd vermoord en "levenslang" volgens velen in dat geval ook voor de hand had gelegen. Maar dat terzijde.
Bij de tijdelijke straffen kent het Wetboek van Strafrecht strafmaxima. Voor moord is dat maximum 30 jaar en voor doodslag is dat nu 15 jaar. Niet alleen is het verschil, het zogenaamde strafgat — een beetje een vreemd woord, maar dat wordt toch veel gebruikt in de praktijk — nogal groot tussen doodslag en moord. We hebben ook te maken met een uitspraak van de Hoge Raad van 18 februari 2012, waarbij aan de bewijsvoering voor moord hogere eisen zijn gesteld ten aanzien van het bestanddeel "met voorbedachten rade". Deze uitspraak heeft er in de rechtspraktijk toe geleid dat er tegenwoordig relatief vaker verdachten voor doodslag worden veroordeeld dan voor moord.
Ik heb de betreffende zaak bestudeerd, aangezien die toch veelvuldig wordt opgevoerd, en gedacht: waar gaat dit nou precies over? Het gaat hier om een militair, die na een avond stappen in Maastricht met zijn maten wordt aangevallen door een paar andere mannen, die de militair met een fles op zijn hoofd slaan en dreigen om wapens te gebruiken. De militair loopt daarop een paar honderd meter verder naar zijn geparkeerde auto, haalt daar een mes uit en steekt de man die de fles op zijn hoofd kapotsloeg in de borst. Gelukkig vielen er geen doden en herstelden alle betrokkenen van hun verwondingen. De militair werd poging tot moord ten laste gelegd, omdat er dus enige tijd zat tussen de eerste aanval met de fles op zijn hoofd en zijn reactie, toen hij het mes uit de auto ging halen en de dader ging steken. De Hoge Raad oordeelde in dit geval dat hoewel er dus enige tijd tussen deze twee acties zat, dit niet automatisch betekent dat er sprake is van "voorbedachte rade", omdat er ook sprake kan zijn van besluitvorming in plotselinge hevige drift en in een hevige gemoedsopwelling, al zit er dan enige tijd tussen het voorbereiden en het plegen van het delict. Als je dit arrest leest, dan begrijp je ook heel goed waarom de Hoge Raad tot dit oordeel komt.
Maar onder andere door dit arrest van de Hoge Raad zijn er nu veel hogere bewijsvereisten gesteld aan het delict moord en worden verdachten nu relatief veel vaker veroordeeld wegens doodslag. Voor 2012 was de verhouding tussen een veroordeling voor moord en een veroordeling voor doodslag 1 op 1,29 en in de periode 2012-2018 is dat opgelopen naar één veroordeling voor moord tegenover 2,33 veroordelingen voor doodslag. Je ziet daar dus een behoorlijke verandering optreden, mede door dat arrest.
Maar voor doodslag geldt slechts de helft van het strafmaximum in vergelijking met moord: 15 jaar voor doodslag en 30 jaar voor moord. Deze strafmaxima zijn niet in balans en dus is het zaak dat er een meer evenwichtige onderlinge verhouding ontstaat. Dit wetsvoorstel vult dan ook het vacuüm tussen deze strafmaxima door het maximum voor doodslag op te trekken naar 25 jaar en verkleint op deze wijze het strafgat tussen doodslag en moord. Zeker voor de gevallen waar de doodslag heel dicht aanligt tegen moord en ook voor de gevallen van samenloop met andere misdrijven en/of recidive is een hoger strafmaximum wenselijk.
Voorzitter. Dan wil ik nog wijzen op de samenhang met de Wet straffen en beschermen. Deze wet, die we enige tijd geleden behandelden in de Eerste Kamer, heeft de periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling, de zogenaamde vi, teruggebracht van een derde van de opgelegde gevangenisstraf tot maximaal de laatste twee jaar van de gevangenisstraf. Dit zal in de praktijk betekenen dat de verdachte soms langer daadwerkelijk gedetineerd zal zijn onder dit nieuwe wetsvoorstel. Tegelijkertijd blijft de rechter uiteindelijk de daadwerkelijke strafbepaler, waarbij de rechter bij het bepalen van de strafmaat toch vaak de daadwerkelijk uitgevoerde straf in zijn achterhoofd zal hebben. Dit wetsvoorstel voorziet dan ook in een breder scala aan mogelijkheden voor de rechter, zeker in gevallen waar doodslag zeer dicht tegen moord aanligt.
Dit wetsvoorstel kan de huidige kloof tussen de strafmaxima dichten. Daarnaast kan dit nieuwe strafmaximum de veiligheid voor de inwoners van Nederland vergroten en een extra afschrikkende werking opleveren voor potentiële daders. Onze fractie zal dan ook instemmen met dit wetsvoorstel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan geef ik het woord aan de heer Hiddema namens de Fractie-Frentrop.