Plenair De Blécourt-Wouterse bij behandeling Verhoging wettelijk strafmaximum doodslag



Verslag van de vergadering van 14 februari 2023 (2022/2023 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Blécourt-Wouterse i (VVD):

Voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel om het wettelijk strafmaximum van doodslag te verhogen van 15 jaar naar 25 jaar gevangenisstraf. Het ontstane gat tussen de maximale duur van gevangenisstraf voor doodslag en de maximale duur van de tijdelijke gevangenisstraf voor moord wordt daarmee verkleind. Voor moord kan immers een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal 30 jaar worden opgelegd. Met de verhoging wordt meer armslag aan het OM en uiteindelijk ook aan de rechter gegeven. Het OM heeft aangegeven dat het huidige verschil tussen moord en doodslag te groot is geworden. Bij ernstige gevallen van doodslag wordt het huidige strafmaximum van vijftien jaar in de praktijk als te beperkend ervaren. Doodslag is een impulsdaad; daar hebben we het vandaag al vaker over gehad. Bij moord was de dader van plan om iemand om het leven te brengen. Het OM geeft echter aan dat ook impulsdaden het sluitstuk kunnen zijn van een denkproces. Moord is dan vaak juridisch niet te bewijzen, maar het delict ligt er wel heel dicht tegenaan.

Voorzitter. In een zaak van het hof Arnhem-Leeuwarden gaf het hof aan dat het meer jaren straf had willen opleggen dan de wet het bood. De afschuwelijke Hümeyra-zaak, die ook al vaker is genoemd vandaag, geeft ook aan dat het goed zou zijn om het strafmaximum te verhogen. Het 16-jarige meisje Hümeyra werd op haar school doodgeschoten door haar ex-vriend, nadat hij haar al langer had gestalkt en bedreigd. Volgens de rechter dringt de term "executie" zich op bij de manier waarop hij het meisje ombracht. Doodslag ligt soms dicht bij moord, maar omdat in deze zaak moord niet bewezen kon worden in eerste aanleg, moest de rechter teruggrijpen op doodslag en de daaraan gekoppelde maximale straf van vijftien jaar. "Te weinig", zo was de publieke opinie. Wat daarin volgens de rechter ook meespeelt, is dat het bewijs voor moord in Nederland vooral draait om de vraag of de dader zich kon beraden en dat de Hoge Raad het "voorbedachte raad"-aspect in zijn uitspraak van 28 februari 2012 heeft aangescherpt. Een deel van de zaken die vroeger werden afgedaan als moord eindigen nu met doodslag. Dat is ook een reden dat het huidige strafgat te groot is. Met de voorliggende wetswijziging had de rechter in eerste aanleg meer armslag gehad. De verhoging van het strafmaximum van 15 jaar naar 25 jaar zal volgens het WODC-rapport naar verwachting leiden tot een gemiddelde verzwaring van de strafeis door het OM en strafoplegging door de rechter.

Voorzitter. Ik heb een vraag aan de minister. Is zij in gesprek met het gevangeniswezen en de reclassering over hoe zij zich daarop moeten voorbereiden? De VVD-fractie vindt het antwoord op die vraag van belang, ook al zal het effect van de verhoging van het strafmaximum pas over een aantal jaren merkbaar worden.

De wetenschappelijke commissie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak stemt in met een verhoging, maar zou het wettelijke strafmaximum voor doodslag graag op twintig jaar zetten en geeft wetssystematische redenen als onderbouwing. De VVD-fractie vraagt de minister wat zij daarvan vindt.

De adviescommissie strafrecht van de NOvA is niet overtuigd van de noodzaak van de voorgestelde wetswijziging. In veel gevallen is immers het maximum al meer dan vijftien jaar, omdat de verdachte naast doodslag ook voor een ander strafbaar feit wordt veroordeeld. De NOvA geeft mee dat als hogere straffen worden opgelegd, dit in verhouding tot andere strafmaxima een onbalans zou kunnen bewerkstelligen.

Voorzitter. De VVD-fractie heeft de voor- en nadelen gewogen en is van mening dat de voordelen opwegen tegen de nadelen. Ook al zou de rechter maar één keer aangegeven hebben te weinig ruimte te hebben om die straf op te leggen die recht doet aan de misdaad, zou dat al reden zijn om de strafmaxima onder deze omstandigheden te wijzigen. Eén zaak is er een te veel.

Dan wil ik nog even kort stilstaan bij de motie die ik al besprak. Het was de motie-Van Wijngaarden c.s.

De heer Janssen i (SP):

Ik heb even een vraag voordat mevrouw De Blécourt-Wouterse naar de motie gaat. Zij zegt: al zou de rechter maar één keer niet de straf hebben kunnen opleggen die hij wilde ... Maar hoe zit dat dan met taakstraffen, als een rechter zegt: in dit geval is een taakstraf echt de beste straf? Dat gebeurt niet één keer; dat gebeurt heel vaak, nu we dat taakstrafverbod hebben. Moet dat dan ook weg?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Nee, nee, nee. Ik vind dat een terechte vraag. Ik bedoel natuurlijk de verhouding. Ik bedoel natuurlijk dat ik het strafgat nu te groot vind en de strafmaten naar elkaar toe wil brengen. Ik bedoel het niet als een op zichzelf staand feit.

De heer Janssen (SP):

Maar dat is een beetje systematiek. Het gaat erom of de hoogte van de straf bepalend is. Of moet de rechter de vrijheid krijgen om zelf de straf op te leggen die hij gepast vindt?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

De VVD-fractie vond dat in verhouding met de constatering dat het strafgat te groot is, het in dit geval terecht is dat de rechter dus ... Als het strafmaximum 25 jaar was geweest, had de rechter in eerste aanleg een hogere straf opgelegd.

De heer Janssen (SP):

En nu is het in tweede aanleg gebeurd. Dus we hebben een rechtssysteem ...

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Ja, maar dat geeft dus juist aan ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw De Blécourt, het woord was aan de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Daarom hebben wij ook een hoger beroep. Dat werkt twee kanten op: zowel voor het Openbaar Ministerie als voor de verdachte. Dat geeft dus aan dat wij daarom een rechtssysteem hebben met twee instanties die daar vervolgens naar kijken. En in dit geval heeft het zich dus hersteld. Dus met alles wijzigen omdat er in eerste aanleg dingen gebeuren, zou je eigenlijk het hoger beroep ook af kunnen schaffen.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Ik wil meneer Janssen graag even antwoorden. Ik zie dat heel anders. Ik vind dat doordat er in hoger beroep wél moord werd bewezen, je juist kunt zien hoe dicht moord en doodslag bij elkaar liggen. Want in eerste instantie vond men het niet bewezen en in hoger beroep wel. Daaraan zie je wat een dilemma dat is, en hoe dicht dat eigenlijk bij elkaar ligt.

De heer Janssen (SP):

Tot slot. Daar hebben we rechters voor. Zij zijn daarvoor opgeleid.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Ik ga naar de motie.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Ik had het al even over de motie. Ik heb er hier een kopietje van. Ik heb de Griffie gevraagd om een kopietje te draaien voor diegenen die daarin geïnteresseerd zijn. In de motie van 30 januari 2020 wordt verzocht om het strafmaximum te verhogen naar 25 jaar. Daarna is er een gewijzigde motie ingediend, op 18 februari 2020. Die gewijzigde motie is door dezelfde mensen ondertekend. Daarin is weer sprake van die 25 jaar, maar er staat om het te verhogen naar "bijvoorbeeld" 25 jaar. Wie hebben dat ondertekend? Van Wijngaarden, Kuiken, Van der Staaij, Krol, Hiddema en Van Haga. Ik zou de minister graag willen vragen om daarop te reageren.

Daarmee eindig ik mijn verhaal. Ik kijk uit naar de beantwoording door de minister. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw De Blécourt. Dan geef ik nog het woord, op verzoek, aan de heer Rietkerk van het CDA.