T03526

Toezegging Onderzoeken effectief jeugdpreventiebeleid (36.200 XVI)



De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prast (PvdD), toe dat de resultaten van de onderzoeken naar de JOGG-aanpak (Jongeren op gezond gewicht) en de Gezonde School-aanpak over de periode 2019-2023 worden gedeeld met de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T03526
Status deels voldaan
Datum toezegging 24 januari 2023
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gezond gewicht
gezondheid
jeugd
preventiebeleid
preventieve gezondheidszorg
scholen
Kamerstukken Begrotingsstaten Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2023 (36.200 XVI)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 13

Mevrouw Prast (PvdD):

Voorzitter. Gezonde leefstijl is van groot belang. Er zijn al vele jaren allerlei met belastinggeld gefinancierde initiatieven om die te bevorderen, ook, of zelfs vooral, onder jongeren. Voorbeelden bij uitstek zijn Jongeren Op Gezond Gewicht, ook wel JOGG genoemd, en de Gezonde School. Ik begin met JOGG. Op basis van recent RIVM-onderzoek naar de effectiviteit daarvan lijkt op het eerste oog de conclusie dat JOGG een gunstig effect heeft, al verschilt het niet significant van nul. Wie goed leest, ziet echter dat deze conclusie niet gebaseerd is op een fysieke meting, dus op het lichaam van de jongere als gevolg van bewegen en eten, maar op antwoorden op vragenlijsten, waarbij mensen dus zelf iets invullen over hun al dan niet gezonde gedrag. Dan lees je ook dat cohorten niet zijn gevolgd in de tijd en dat er geen random toewijzing aan het onderzoek geweest is, en er dus mogelijkerwijs, waarschijnlijk zelfs, sprake is van selection bias. Dit betekent dat we helemaal niet weten of dit belastinggeld op een zinvolle manier wordt besteed. En elk dubbeltje uitgegeven aan de zorg telt. Wat de Gezonde School betreft geldt iets vergelijkbaars. Niet een gezonde leefstijl is de uitkomstmaat, maar of scholen zich inspannen. Ik vraag de staatssecretaris of het niet eens tijd wordt voor jeugdpreventiebeleid waarvan we weten dat het effectief is.

Handelingen I 2022-2023, nr. 16, item 5 - blz. 16-17

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan ga ik naar de brede effectiviteit van het preventiebeleid. Wordt het niet eens tijd voor een effectief jeugdpreventiebeleid? U vroeg naar de effectiviteit van het JOGG-programma en van de Gezonde School. Ik ben het met u eens dat een gezonde leefstijl op veel verschillende manieren veroorzaakt wordt. Er is ook niet één interventie of eenvoudige oplossing voor dit meerkoppige vraagstuk. Het is ook niet heel goed mogelijk om met één interventie of één aanpak de leefstijl in brede zin in beeld te krijgen of significant te versterken. Ik onderstreep het belang dan ook van onderzoek naar de effectiviteit van de aanpak in algemene zin, maar ook in specifieke zin. Daarom laat ik de JOGG-aanpak en de Gezonde School-aanpak onderzoeken. De JOGG-aanpak is overigens al gebaseerd op een wetenschappelijk onderbouwde methode. Voor JOGG is het belangrijk dat er met een wetenschappelijke blik naar wordt gekeken. In de periode 2019-2023 wordt er daarom praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door een onafhankelijk multidisciplinair consortium. Ook de Gezonde Schoolaanpak wordt onderzocht. De resultaten van beide programma's zie ik natuurlijk met belangstelling tegemoet en kan ik desgewenst ook met u delen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Ik gaf het RIVM-onderzoek als voorbeeld, maar meer in het algemeen is het zo dat de onderzoeken die vaak worden geciteerd om die aanpak te ondersteunen, als uitkomstmaat niet hebben wat je wil, namelijk het vaststellen of er werkelijk een effect is op de gezondheid van de deelnemers. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij met de Partij voor de Dieren van mening is dat je dat moet willen omdat je anders eigenlijk geld aan het weggooien bent. Hebben de nieuwe onderzoeken die de staatssecretaris nu belooft of waarvan hij de resultaten met ons wil delen, wel een aanpak die wetenschappelijk betrouwbaar is als het gaat om het meten van het causale effect van een aanpak op feitelijk gedrag en niet op wat mensen zeggen dat zij willen gaan doen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Daar wil ik graag twee dingen over zeggen. Allereerst moet het preventiebeleid uiteraard gestoeld zijn op wetenschap en op feiten. In de volle breedte moet je die dan ook toepassen. Een onafhankelijk, multidisciplinair consortium is, zo zeg ik nogmaals, aangesteld om de JOGG-aanpak te onderzoeken. Dus dat deel ik met mevrouw Prast. Daarnaast is er een tweede punt. De validering of het verkrijgen van significante data van één interventie op de brede volksgezondheid, in dit geval het voorkomen van ziektelast — want dat is waar preventie uiteindelijk over gaat — is echt een complexe zaak. We kunnen hier niet zomaar stellen dat we alleen nog maar elementen gaan financieren waarvan klip-en-klaar en te allen tijde vaststaat dat ze wetenschappelijk gevalideerd zijn en significante resultaten opleveren. Dat zou een lat zijn die we zelfs in het curatieve domein niet helemaal op die manier hanteren. Ik zou ervoor willen waken, ondanks de noodzaak om wel degelijk op wetenschappelijke feiten beleid te maken, dat we hier de lat al te hoog leggen.

Mevrouw Prast (PvdD):

Om hier voor het laatst op in te gaan, het is natuurlijk heel moeilijk om te zeggen waar het precies door komt wanneer de volksgezondheid verbetert. Dat is nu precies waarom onderzoek naar de effectiviteit van één interventie heel moeilijk is. Maar het kan wel. In het algemeen wordt het alleen niet op die manier bekeken. Dan krijg je een onderzoek waar je eigenlijk niet iets aan hebt, met een conclusie waardoor je eigenlijk niet weet of het iets bijdraagt aan wat je wil bereiken en er dus mogelijkerwijs geld wordt weggegooid. Met de goede technieken kan vaak worden bewezen dat het weggegooid geld is. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij bereid is om bij het geven van onderzoeksopdrachten of bij het reageren op onderzoeksuitkomsten aandacht te besteden aan dit element.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Nogmaals, beleid moet gestoeld zijn op wetenschap en feiten. Dat geldt ook voor het preventiebeleid. Ik denk dat we daar in algemene zin ook steeds verder in komen. Bij een aantal nieuwe interventies waar we de afgelopen jaren aan hebben gewerkt, leggen we meteen nadrukkelijker de verbinding met de wetenschappelijke onderzoeksmatige kant daarvan. Dus ik denk dat dit eigenlijk heel nauw in lijn is met uw vraag, namelijk de directe verbinding, zowel als het gaat om wat we op preventie aan interventies insteken als wanneer het gaat om de wetenschappelijke onderbouwing van die interventies.


Brondocumenten


Historie