Verslag van de vergadering van 18 april 2023 (2022/2023 nr. 27)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 11.03 uur
De heer Koole i (PvdA):
Voorzitter. Na het mooie betoog van de heer Knapen, mag ik ook hier voor het laatst een groot debat voeren over Europa. In de aanloop naar deze Algemene Europese Beschouwingen vroeg ik me weleens af of dit debat van vandaag niet veel wegheeft van varen in dichte mist. Immers, de internationale omgeving van Nederland en van de Europese Unie is de laatste jaren zeer turbulent. Vorig jaar sprak ik hier in deze Kamer van de verschuivende geopolitieke tektonische platen. De opkomst van China als wereldmacht is hiervan bij uitstek een voorbeeld. De vreselijke agressieoorlog van Rusland in Oekraïne kwam daar nog eens bij, met implicaties die veel verder reiken dan die op het slagveld. En dat tegen de achtergrond van een immense ecologische crisis die de internationale verhoudingen op scherp kan stellen. Veel is ongewis.
Toch is het goed om hier vandaag met elkaar die Algemene Europese Beschouwingen te hebben. Welke koers moeten Nederland en de Europese Unie varen? Wanneer het zicht slecht is, is het des te belangrijker de signalen van de misthoorns goed op te vangen. Ik wil daar in mijn bijdrage op drie niveaus een poging toe doen en daarbij de minister steeds op specifieke punten vragen te reflecteren. Vanzelfsprekend zal ik daarbij een strenge selectie moeten maken, want er speelt zo veel. Die drie niveaus zijn achtereenvolgens de Europese Unie in de wereld, waar ik de meeste tijd aan zal besteden, de Europese Unie zelf en tot slot Nederland in de Europese Unie.
Voorzitter, allereerst de Europese Unie in de wereld. De opkomst van China was de afgelopen tijd zichtbaar door onder meer het recente bezoek van president Macron en Commissievoorzitter Von de Leyen aan Beijing, maar vorige week ook het bezoek van de Duitse minister Baerbock en al weer een paar maanden terug dat van bondskanselier Scholz aan de Chinese hoofdstad. De groeiende status van het autoritaire China en de verdeeldheid van de Europese Unie konden hierbij niet beter worden geïllustreerd. De bondskanselier bepleitte er Hamburgse havenbelangen. De Franse president werd er met groot ceremonieel ontvangen, terwijl de Commissievoorzitter vanwege de door China aan haar toegeschreven pro-Amerikaanse houding nauwelijks zichtbaar was. Minister Baerbock distantieerde zich weer duidelijk van president Macron door te zeggen dat Europa niet onverschillig kan zijn bij spanningen rondom Taiwan.
Voorzitter. Reeds 419 dagen woedt een landoorlog op het Europese continent. De reactie van de Europese Unie op het Russische inval in Oekraïne is er gelukkig een van grote eensgezindheid. Hier laat de Europese Unie haar kracht zien. Oekraïne verdient onze steun. Ook op langere termijn, want de oorlog zal helaas waarschijnlijk nog veel langer duren. Oekraïne wil tegelijk heel graag lid worden van de Europese Unie en zegt de strijd te voeren ter verdediging van de Europese waarden. Vorig jaar heeft de Europese Unie ingestemd met het aspirant-lidmaatschap van Oekraïne en in de vorige Algemene Europese Beschouwingen hebben wij daar ook voor gepleit, maar om volwaardig lid te worden moet er nog veel gebeuren in Oekraïne en dat kan heel lang duren. We hadden het er eerder al over. Van Oekraïne wordt nogal wat gevraagd. Het land moet qua democratische rechtsstaat van ver komen, is verwikkeld in een bloedige strijd met veel slachtoffers en moet tegelijk de economische en fysieke infrastructuur voor een belangrijk deel opnieuw opbouwen. Is de minister niet bevreesd dat wanneer toetreding tot de EU lang duurt, teleurstelling in Oekraïne over de EU zou kunnen ontstaan? Ik had het er eerder over. Dat kan weer tot zeer onwenselijke geopolitieke consequenties leiden. Tegelijkertijd hamert de regering op de Kopenhagencriteria, waaraan elk toetredend EU-lid moet voldoen. Dit dilemma speelt zich ook af in andere landen, bijvoorbeeld in de Westelijke Balkan. Een oplossing lijkt hier haast op de kwadratuur van de cirkel: onmogelijk.
Zeker, militaire hulp van de VS en de EU-landen voor Oekraïne blijft nodig, maar niet alleen militaire hulp. Zoals opgemerkt, moet het land opnieuw worden opgebouwd. Gelukkig ziet de regering dat ook, zegt zij in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van volgende week. Kan de minister aangeven wat de inzet is van de regering volgende week en welke initiatieven Nederland in Europees verband neemt om die wederopbouw van Oekraïne te bevorderen? Is de minister het met mijn fractie eens dat voor een duurzame democratische rechtsstaat het bestaan van een florerende civil society of sociale democratie, zoals ik het graag noem, noodzakelijk is? In Oekraïne spelen organisaties van civil society een belangrijke rol bij de bescherming van mensenrechten en de bestrijding van corruptie. Is de minister bereid er in Europees verband op aan te dringen dat een groter deel van de internationale hulp aan Oekraïne naar ngo's gaat die gericht zijn op versterking van de civil society in Oekraïne? En is Nederland zelf bereid daar meer middelen voor ter beschikking te stellen?
Duidelijk is dat de relatie tussen de Verenigde Staten en China verre van optimaal is. Beide landen staan op handelsgebied maar ook steeds meer op veiligheidsterrein scherp tegenover elkaar. Bij de terechte militaire steun van de westerse wereld aan Oekraïne zijn de Amerikanen onmisbaar, maar waar staat de Europese Unie in de groeiende tegenstelling tussen de Verenigde Staten en China, zo vraag ik de minister. De minister hoeft president Macrons term "vazallen" niet te gebruiken, maar wel vraag ik hem hoeveel ruimte er nog is voor de Europese Unie om China niet alleen als systemische rivaal maar ook als economische concurrent en partner voor samenwerking te blijven zien. Hoe zou volgens de Nederlandse regering een specifiek Europees Chinabeleid eruit moeten zien? Passen bilaterale afspraken tussen lidstaten en China daar eigenlijk wel in? En hoe kan worden voorkomen dat China nog meer verdeeldheid binnen Europa weet te creëren?
Voorzitter. Dat verschillende internationale crises op elkaar ingrijpen, laat ook de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA) zien, die vooral bedoeld is om de economie in de Verenigde Staten te verduurzamen. Dat doel juichen wij zeer toe, maar de Europese Unie werd door het Amerikaanse initiatief verrast en vreest het vertrek van bedrijven naar de Verenigde Staten. Terwijl de Amerikanen druk op Europa uitoefenden in hun handelsstrijd met China — denk aan ASML — werd de Europese Unie zonder noemenswaardig overleg geconfronteerd met de IRA. Hoe beoordeelt de minister deze houding van onze bondgenoten?
Hier liet de Europese Commissie overigens zien dat zij vrij snel kan reageren door te komen met een plan voor een Net Zero Industry Act. Je zou zeggen: mooi, de opwaartse rivaliteit van de Verenigde Staten en de Europese Unie leidt tot een versnelling van de verduurzaming van de industrie. Dat is hard nodig, zo bepleitte ook de onderzoekscommissie onder leiding van Laura van Geest. De eerste reactie van de Nederlandse regering op het voorstel van de Europese Commissie om daarvoor extra instrumenten in te zetten was echter nogal zuinig, vooral vanwege de versoepeling van de staatssteunregels. Bestaande instrumenten en regels werden voldoende geacht. Is de regering het met onze fractie erover eens dat doelgerichte maatregelen om de groene industrie in Europa te stimuleren hard nodig zijn om de doelstelling van 55% vermindering van broeikasgassen in 2030 binnen bereik te brengen? In de Staat van de Unie zegt de regering zelf dat het economisch gewicht van de Europese Unie meer gebruikt moet worden om de open strategische autonomie van de Europese Unie te vergroten. Past daarin niet ook het versnellen van de verduurzaming van de industrie zoals voorgesteld door de Europese Commissie? Wat is hierbij de inzet van de regering de komende maanden?
Voorzitter. Ik kom bij het tweede thema van mijn inbreng: het niveau van de Europese Unie zelf. Deze zeer instabiele wereld heeft direct gevolgen voor de Europese Unie zelf. Het vraagstuk van de migratie is daar een belangrijke uiting van, met recent weer vreselijke berichten over verdrinkingsdood op grote schaal in de Middellandse Zee. De Europese Commissie heeft in september vorig jaar een nieuw plan voor asiel en migratie voorgesteld. Hierover lopen de opvattingen in Europa vooralsnog zeer uiteen. Bij het werkbezoek van de commissie voor Europese Zaken enige weken geleden aan de Europese Commissie in Brussel stelde vicepresident Schinas dat dat plan alleen kan slagen als het volledig wordt omarmd. Dit plan omschreef hij als een huis met drie verdiepingen: de verdieping van de externe dimensie, die vooral gericht is op het aangaan van partnerships — anderen spreken van migratiedeals — met omringende landen, bijvoorbeeld in Noord-Afrika; de tweede verdieping van grensbewaking of "border management", zoals Schinas het noemde; en de derde verdieping, de solidarity floor, van burden sharing en spreiding van asielzoekers over alle lidstaten van de Europese Unie. Schinas zei dat het lastig was, maar toch had hij goed hoop dat er aan het einde van dit jaar overeenstemming wordt bereikt in de Europese Unie. Maar dat kan volgens hem alleen als alle lidstaten alle drie de verdiepingen van het plan accepteren. Mijn vraag aan de minister is of dat ook de inzet is van de Nederlandse regering. Gaat zij dus niet alleen inzetten op migratiedeals en grensbewaking, maar is zij ook bereid mee te werken aan spreiding van asielzoekers over de lidstaten? Is de regering daartoe bereid in het kader van het Commissieplan? Is de regering dan ook bereid afstand te nemen van de bestaande Dublinafspraken? Want dat is toch de consequentie van de derde verdieping van Schinas?
De heer Backer i (D66):
Op het risico af dat de heer Koole er nog op komt … Ik was ook bij dat gesprek. Daarvan is mij ook bijgebleven dat hij uiteindelijk zei: dit gaat niet op het niveau van de ministers van Binnenlandse Zaken worden opgelost; dit wordt een chefsache. Daarmee illustreert hij natuurlijk de spanning in de Europese Unie in die zin dat sommige dingen op lokaal niveau weerstand ondervinden, maar op hoger niveau toch moeten gebeuren. Herinnert de heer Koole zich dat nog en wat is zijn visie daarop?
De heer Koole (PvdA):
Ik herinner mij dat heel goed. Het is zo belangrijk dat dat volgens hem chefsache moet zijn, dus dat de regeringsleiders zich daarover moeten buigen. Ik vraag via de minister van Buitenlandse Zaken aan de regering, die tenslotte met één mond spreekt, wat hierbij de inzet is van de Nederlandse regering en of dat betekent dat, wil dat plan slagen, ook alle drie de verdiepingen van Schinas, inclusief die solidarity floor, moeten worden omarmd en dus ook de spreiding van asielzoekers over Europa, naast die andere twee verdiepingen die de heer Schinas schetste, moet worden geaccepteerd.
Voorzitter. Nederland en de andere lidstaten van de Europese Unie staan voor grote uitdagingen; zoveel mag duidelijk zijn. Tegelijk kunnen zij die uitdagingen niet aan zonder de Europese Unie, maar dan wel een sociale, democratische en rechtsstatelijke Europese Unie die ook slagvaardig moet zijn. Wanneer verwacht de regering dat gekwalificeerde meerderheidsbesluiten overal de regel worden in de Europese Unie? Wanneer kunnen wij de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM verwachten? Wordt er, zo vraag ik de minister, in het kabinet of de Europese Raad ook nagedacht over de consequenties op langere termijn van genoemde uitdagingen voor de wijze waarop de Europese Unie wordt bestuurd?
De problematiek van migratie, het risico van een pandemie, het verschuiven van de geopolitieke tektonische platen, die ik in het begin noemde, de steeds urgenter wordende energietransitie, die ook directe gevolgen heeft voor de strategische autonomie die de Europese Unie nastreeft, en de gevolgen van de oorlog in Oekraïne vereisen allemaal een daadkrachtig Europa. Het kan niet bij tijdelijke anticrisismaatregelen blijven. In veel Europese landen zien we massale onvrede over wat hun regeringen presteren, soms gepaard gaande met een sterk anti-Europese houding. Maar ligt de oplossing voor de door veel mensen ervaren problemen niet juist in een actievere Europese Unie die de lidstaten in staat stelt te leveren, ook op sociaal terrein, waardoor een eerlijke energietransitie tevens dichterbij komt, zo vraag ik de minister.
Zou er in reactie op genoemde uitdagingen in het kabinet of in de Europese Raad daarom niet ook gereflecteerd moeten worden op de toekomstige democratische bestuursstructuur, de governance van de Europese Unie? In welke richting zou die toekomstige governance dan volgens de minister moeten gaan? Wat ons betreft zou daarbij tevens gedacht moeten worden aan een ecologische, sociale, democratische agenda van de Europese Unie voor de langere termijn die voorbijgaat aan het neoliberale vrijemarktdenken, dat de Europese Unie zolang heeft gedomineerd. Daarvoor zou weleens een groter budget voor de Europese Unie nodig kunnen zijn, dat dan wel gepaard moet gaan met stevige democratische controle door het Europees Parlement en door de nationale parlementen, wellicht ook via een Europese Senaat bestaande uit vertegenwoordigers uit die nationale parlementen. De gedachten hierover zullen uiteenlopen, maar een debat over de toekomstige governance van een steeds meer lidstaten tellende Europese Unie is hard nodig. Deelt de regering deze opvatting?
Voorzitter. Dat brengt mij tot mijn laatste punt — de minister had het misschien al verwacht: de publieksvoorlichting over Europa in Nederland zelf. De noodzaak daartoe is door genoemde ontwikkelingen groter dan ooit. Vorig jaar heeft deze Kamer een motie daarover aangenomen: de motie-Koole II. De commissie voor Europese Zaken heeft daarover gecorrespondeerd met de minister, maar van de uitvoering is nog niets terechtgekomen. De commissie voor Europese Zaken heeft duidelijk gemaakt dat het in die motie niet gaat om het ophalen van opinies van burgers via een aantal burgerfora, hoe aardig die ook mogen zijn, maar om een meerjarig plan om de Nederlandse burgers actief en evenwichtig te informeren over wat er in Europa speelt en wat daarbij de opstelling van de Nederlandse regering is. Dat komt dicht bij de gewenste publieke discussie waar de heer Knapen het over had. De mist die ik in het begin van mijn inbreng noemde, kan in Nederland zo hopelijk een beetje worden weggeblazen. Kan de minister ook aangeven hoe het nu staat met de uitvoering van deze motie? Kan hij daarbij ook ingaan op de suggestie in de brief van de commissie voor Europese Zaken van 2 november vorig jaar om de motie uit te voeren door bijvoorbeeld — ik citeer — "het structureel faciliteren van een onafhankelijke informatieve en voor een breed publiek toegankelijke website over de activiteiten van de Europese Unie, gecombineerd met het regelmatig en structureel in het gehele land organiseren van publieksdiscussies volgens een De Balie-format". Het was een voorbeeld, maar graag ook hier een reactie op.
De antwoorden op deze en eerdere vragen ziet mijn fractie met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Backer namens D66.