Plenair Huizinga-Heringa bij behandeling voorstel tot herziening van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer



Verslag van de vergadering van 8 mei 2023 (2022/2023 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Als eerste wil ik natuurlijk in navolging van heel veel anderen de commissie heel hartelijk danken voor het goede en mooie werk dat zij heeft verricht. Daar zijn een hoop tijd en een hoop inspanning in gaan zitten, maar het resultaat mag er dan ook zijn. Wij zijn over het algemeen blij met de modernisering, de afschaffing van overbodig geworden regels en de codificatie van de bestaande praktijk, maar er blijven natuurlijk altijd opmerkingen. We gaan niet het rijtje langs van de dingen waar we blij mee zijn; we gaan natuurlijk altijd in op de punten waar we wat vragen bij hebben.

Dan begin ik met artikel 51, lid 3. Dat gaat erover dat in het Reglement van Orde moet worden opgenomen dat de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen gehouden móéten worden. Wat mijn fractie betreft, is dat meer een inhoudelijk onderwerp dan een procedureel onderwerp. Wij zouden denken dat dit geen plek hoort te hebben in een Reglement van Orde. De Kamer is zelf in staat om te zeggen welke themabijeenkomsten ze wil houden en over welke zaken ze wil spreken. Waarom moeten opeens deze twee dingen eruit gelicht worden als zijnde zaken waarover gesproken moet worden? Dat is een opmerking waarop ik natuurlijk graag een reactie wil.

Dan is er in artikel 21 … Ik heb steeds de neiging om te zeggen "21 vers 3", maar dat is natuurlijk vanwege mijn christelijke achtergrond. Ik zal het goed doen: het is artikel 21, lid 3. Daarin is de mogelijkheid opgenomen om wat betreft de financiële bijdrage onderscheid te maken tussen afgesplitste en niet afgesplitste Kamerleden. Mijn fractie zit daar toch een beetje raar naar te kijken. Wat voor reden zou er kunnen zijn om bij twee dezelfde Kamerleden te zeggen dat de ene minder zetelgeld moet krijgen dan de andere? Wij vinden dat behoorlijk vergaand en ik zie in de toelichting ook eigenlijk niet voldoende onderbouwing daarvoor. Eigenlijk kom ik niet verder dan dat het in de Tweede Kamer ook gebeurt, maar dat lijkt mij toch niet voldoende reden om dit toe te passen. Ik zou dus graag willen dat de commissie daar nog eens uitgebreid op ingaat. Waarom denkt zij dat dat een mogelijkheid zou moeten zijn?

Dan iets wat hiermee een beetje verband houdt, en waar de heer Schalk al heel veel vragen over heeft gesteld. Ook ik vraag me af hoe het staat met de financiering van fusiepartijen. Hebben fusiepartijen inderdaad recht op een dubbel basisbedrag of is dat nog onduidelijk? Het lijkt me eigenlijk wel verstandig om daar zo snel mogelijk met elkaar een goede regeling voor te treffen. Ook daarop krijg ik dus graag een antwoord van de commissie.

En dan heeft de heer Janssen gezegd dat het hem wat overdreven lijkt dat de spreektijden beperkt zouden moeten blijven tot 30 minuten, omdat de voorzitter immers heel veel mogelijkheden heeft om de spreektijden te beperken. Ik parafraseer hem maar even. Wij sluiten ons daar graag bij aan. Ook wij zouden denken dat het niet nodig is om die spreektijden algemeen te beperken tot 30 minuten.

Dan komen we bij het laatste punt, waarover al veel gesproken is. Dat is het digitale quorum. De aanzet voor een digitaal quorum wordt gegeven in artikel 52, lid 2. Dat is voor mijn fractie winst, maar toch vinden wij het jammer dat de commissie er onderling niet uit gekomen is, dat de commissie niet verder is gegaan dan deze aanzet en dat er geen stappen zijn genomen om inderdaad te komen tot een digitaal quorum. Wij menen dat het advies van de Raad van State zich daar niet tegen verzet. Om het eens ronduit te zeggen: mijn fractie is voor een digitaal quorum op maandag. Een belangrijke reden daarvoor is dat die handtekening een hele grote tijdsinvestering vraagt van een heel hoop leden terwijl het eigenlijk een symbolisch iets is. Vandaag hebben hier bijvoorbeeld 38 mensen getekend, maar als ik om mij heen kijk, zie ik er maar 20 zitten. Er zijn dus 18 mensen gekomen om even een krabbeltje te zetten en vervolgens iets anders te gaan doen. In een symbolische handeling hoef je toch niet zo enorm veel tijd te steken? Dat kan ook vanuit huis, digitaal. Maar natuurlijk geef ik de commissie heel graag de gelegenheid om mij er in haar antwoord op onze bijdrage van te overtuigen dat mijn fractie het helemaal mis heeft.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Mevrouw Huizinga van de ChristenUnie zegt dat er 38 hebben getekend maar dat de helft weer weg is. Dan zou ik zeggen: waarom zijn die mensen dan weer weggegaan? Dan kan je hier toch gewoon bij het debat blijven zitten? Ik zit ook weleens bij een debat waar ik niet aan meedoe. Dan hoef je toch niet te tekenen en naar huis te gaan? Je krijgt ook reiskostenvergoeding en dergelijke. Dat gaan we toch niet allemaal digitaal doen, dus even digitaal een handtekeningetje zetten? Het is toch ook participeren als volksvertegenwoordiger in een debat? Of bent u dat niet met mij eens?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dat zou het kunnen zijn, maar in de praktijk is het dat niet. In de praktijk is het niet meer dan een symbolische handeling. En nu dat zo tot fictie geworden is, lijkt het mij echt niet nodig om te zeggen dat die rit wel gemaakt moet worden. Wat mijn fractie betreft, kan die symbolische handeling net zo goed digitaal gedaan worden.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dus in de praktijk zet iedereen een handtekening en rent naar huis. En dan zegt u dat we dat maar moeten bestendigen en nog verder stimuleren door een digitale handtekening. Dan krijg je nog meer lege bankjes.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Je stimuleert het niet. Het is een praktijk zoals die gegroeid is. Het lijkt me dat we daar niet moeilijk over moeten doen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Maar zouden we die symbolische handtekening niet weer meer betekenis moeten geven, dat we hier gewoon aanwezig zijn, dat het quorum ook aanwezig is in het gebouw?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dat is in feite dezelfde opmerking als de heer Otten gemaakt heeft. Nee, daar ben ik geen voorstander van.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga. Dan is ten slotte het woord aan mevrouw Nanninga, namens de Fractie-Nanninga.