Plenair Van Dijk bij voortzetting behandeling Eerste tranche Wijziging Wet publieke gezondheid



Verslag van de vergadering van 15 mei 2023 (2022/2023 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het wetsvoorstel waarover wij vandaag spreken bevat een eerste wijziging van de Wet publieke gezondheid, Wpg, voor een versterkte pandemische paraatheid. Hiermee komt er een permanent wettelijk kader om collectieve maatregelen te kunnen nemen voor de bestrijding van een epidemie van infectieziekten behorend tot groep A1 of een direct dreiging daarvan.

De aanleiding voor de voorgestelde wetswijziging is duidelijk. Corona bracht aan het licht dat de Wpg onvoldoende is toegerust om een pandemie van dergelijke omvang effectief te bestrijden. De SGP erkent daarom de wens om te komen tot een wijziging van de Wpg. Daarbij is het uiteraard belangrijk dat vergaande bevoegdheden democratisch en juridisch zijn verankerd, dat er getoetst wordt op noodzakelijkheid en proportionaliteit en er afgewogen wordt ten opzichte van de verschillende grondrechten. Het is goed dat in artikel 58b deze toetsing expliciet wordt gemaakt en het is ook goed dat het wetsvoorstel relatief beperkt van karakter is.

Tegelijkertijd heeft de SGP ook de nodige bezwaren tegen dit wetsvoorstel. Dat betreft allereerst het moment waarop wij deze wetswijziging bespreken. De coronapandemie is voorbij, corona is endemisch geworden en dat biedt ruimte om het in de afgelopen jaren gevoerde beleid grondig te evalueren en uit deze evaluatie lessen te trekken, alvorens wordt overgegaan tot een eventuele wetswijziging. We zien dat de evaluatie van het coronabeleid nog gaande is, deels is besproken in de Tweede Kamer maar bepaald nog niet is afgerond. Sterker nog, in het geval van de evaluatie van de afzonderlijke maatregelen die zijn genomen moet de evaluatie nog beginnen. Zo wees de Onderzoeksraad voor Veiligheid erop dat de effecten van ingrijpende maatregelen nog steeds onduidelijk zijn. Dat klemt temeer omdat de gereedschapskist aan maatregelen die nu in de wet wordt vastgelegd, gebaseerd is op de coronamaatregelen. Hoe we het ook wenden of keren, het voorliggende wetsvoorstel omvat voor het overgrote deel een terugkeer van de tijdelijke wet, maar nu veralgemeniseerd voor toekomstige pandemieën. De vraag, die al eerder is opgeworpen, is onder meer of de voorgestelde wet wel voldoende ruimte biedt en voldoende effectief is voor bestrijding van een pandemie met een ander karakter dan het coronavirus. De SGP vindt het in ieder geval cruciaal om de lessen die we in de coronacrisis hebben geleerd te betrekken bij de beoogde wijziging van de Wpg. Dat de regering hier niet op wil wachten, valt te betreuren. De noodzaak om de eerste tranche zo snel te bespreken als we nu doen, is er wat betreft de SGP niet.

Voorzitter. De SGP vindt het eveneens problematisch dat het verband ontbreekt tussen dit wetsvoorstel en de aangekondigde herijking van het staatsnoodrecht. Ik verwijs naar de kritiek van onder meer mr. Wierenga van de Rijksuniversiteit Groningen op dit punt. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft in de bijlage bij haar advies ook denkrichtingen hiervoor mee. Waarom is dit niet direct door de regering opgepakt? Het kabinet kiest ervoor om nu de Wpg te wijzigen, daarnaast een traject rond de herziening van het staatsnoodrecht op te tuigen en na afloop daarvan te kijken of de Wpg weer moet worden aangepast ten behoeve van de consistentie. De SGP zou dit liever meer in samenhang behandelen.

Al sinds 2018 geeft de regering aan dat het noodzakelijk is om te komen tot een meer fundamentele herziening van het staatsnoodrecht. Dat is een wetgevingsoperatie waar je de tijd voor moet nemen; ik zal de eerste zijn om dat te erkennen. Maar laten we die tijd er dan ook voor nemen, en met verstand. Er is op dit moment geen noodzaak om deze eerste tranche snel af te maken, met het risico dat de wetssystematiek waar we nu een besluit over nemen over een jaar of wat weer moet worden aangepast. Mr. Wierenga werpt in zijn positionpaper bijvoorbeeld zinvolle vragen op over de betrokkenheid van het parlement bij rampenbestrijding. Hoe wenselijk is die precies? Wanneer zou betrokkenheid van het parlement wel of niet gewenst zijn? En hoe kun je dat dan het beste regelen? Dit zijn maar een paar van die meer fundamentele vragen waarop een antwoord van de regering verwacht mocht worden, maar waarbij we moeten constateren dat dat niet is gekomen. Kort en goed, de SGP had het veel beter gevonden als het voorliggende wetsvoorstel was behandeld in samenhang met de bredere herijking van het staatsnoodrecht.

Een ander bezwaar tegen dit wetsvoorstel is dat het meewegen van de maatschappelijke impact van maatregelen via het Maatschappelijk Impact Team niet juridisch wordt verankerd. Uit het instellingsbesluit van het MIT blijkt dat het puur gericht is op maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Waarom is er niet voor gekozen om in de Wpg vast te leggen dat er ook in het geval van andere A-ziekten een weging zal worden gemaakt van economische en maatschappelijke belangen en het belang van de volksgezondheid?

De SGP vindt het belangrijk dat op basis van de ervaringen in de coronacrisis niet alleen wordt gekeken welke instrumenten er extra moeten worden gecreëerd, maar ook welke beperkingen we kunnen aanbrengen ten opzichte van wat er op basis van de tijdelijke coronawet mogelijk was. Bewust begrenzen dus. Om die reden betreurt de SGP het feit dat bij de behandeling in de Tweede Kamer de amendementen zijn verworpen die de mogelijkheid schrapten om publieke plaatsen als winkels, musea en restaurants volledig te sluiten en voor besloten plaatsen een aanwijzing te geven.

Voorzitter. Een ander zwaarwegend punt is dat de coronamaatregelen altijd als tijdelijk waren beoogd. Nu komt er toch een permanente wettelijke verankering. Vorige week bleek uit CBS-onderzoek dat het vertrouwen in de politiek en in de overheid bijzonder laag is. Is het, gelet op het buitengewoon lage vertrouwen in de politiek, niet ongelukkig om uitgerekend nu een wet te behandelen die juist heel veel vertrouwen in de overheid vergt? Wil de minister daar eens op reflecteren?

Het moet gezegd worden dat het voorliggende wetsvoorstel relatief beperkt is in omvang en reikwijdte. Het bevat geen avondklok, geen toegangsbewijs, geen schoolsluiting, geen sluiting van de kinderopvang en geen verbod op groepsvorming in openbare ruimten. Tegelijkertijd is nu al wel duidelijk dat de voorliggende wet een eerste tranche van wijziging van de Wpg is. Er komt naar alle waarschijnlijkheid nog meer aan. En we hebben in de coronacrisis de neiging gezien om de gereedschapskist steeds verder te vullen met instrumenten en daar dan ook ruimhartig gebruik van te maken. Onvoorstelbare maatregelen werden ineens normaal.

De toepassing van de tijdelijke coronawet ging de SGP vaak te ver. Eerlijk gezegd maakt dat ons ook nu voorzichtig en misschien ook wel een tikje huiverig om al te gemakkelijk akkoord te gaan, zelfs al zijn de instrumenten in de gereedschapskist waarover we nu moeten oordelen relatief beperkt. De SGP zou graag willen dat de verantwoordelijkheid en de ruimte voor verenigingen, instellingen bedrijven en gemeenten om eigen afwegingen te maken, meer in de wet zouden worden verankerd.

Voorzitter. Alles afwegende kan de SGP begrip opbrengen voor de wens van de regering om de wetgeving rondom crises en noodsituaties beter op orde te brengen. Het moment van behandeling alsmede de invulling van het wetsvoorstel maken dat wij de beantwoording door de minister met veel kritische belangstelling zullen volgen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik heb een vraag voor de heer Van Dijk van de SGP. Hij zegt vrij stellig dat een avondklok, schoolsluiting en dergelijke niet in de gereedschapskist van deze wet zitten. Het klopt dat zij daar niet expliciet in zitten, maar ik kan volgens mij niet uitsluiten dat de minister via een noodbevoegdheid alsnog die mogelijkheden kan inzetten, want er kunnen ook andere maatregelen genomen worden dan de maatregelen die nu expliciet worden genoemd, zoals een veilige afstand en dat soort kreten. Is de heer Van Dijk het met mij eens dat het risico wel bestaat dat deze wet via de noodbevoegdheid wordt gebruikt om een avondklok, schoolsluitingen en dergelijke alsnog aan de bevolking op te leggen?

De heer Van Dijk (SGP):

Dank voor deze vraag. Ik vind het een goede vraag. Ik zou die heel graag willen doorgeleiden naar de minister, want ik ben erg benieuwd naar het antwoord. Ik ga er eigenlijk van uit dat daar geen sprake van kan zijn. Het zou fijn zijn als de minister dat wil onderstrepen.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan is de vraag bij dezen doorgeleid.

De heer Van Dijk (SGP):

Dank.

Tot slot, voorzitter. Deze wet herinnert ons eraan dat het leven niet maakbaar is — ik vind het mooi dat dit ook werd gezegd door mijn D66-collega — en dat wij de toekomst ook maar beperkt in handen hebben. Een minuscuul virusje kan de wereld maar ook ons eigen leventje volstrekt ontwrichten. Daarom is het wijs om niet ons hele hebben en houden op het aardse te zetten. Met de woorden van de Engelse schrijver C.S. Lewis: "Richt je op de hemel en je zult de aarde erbij krijgen. Richt je op de aarde en je krijgt geen van beide."

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman namens de VVD.