Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.15 uur
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Het is overigens Perin-Gopie. Voordat ik begin wil ik eerst even de collega's feliciteren die vandaag hun maidenspeech mogen houden. Voor Volt is de aanpak van de klimaatcrisis een van de grootste prioriteiten. Dat maakt het dan ook extra bijzonder dat wij ons hier als nieuwe partij uitgerekend vandaag met mijn eerste toespraak in de Kamer mogen mengen in het debat.
Voorzitter. Dat ik hier sta als senator is voor mij nog steeds wat onwerkelijk. Als kind had ik dit namelijk nooit durven dromen. Het is statistisch gezien haast onmogelijk voor mij om in deze positie terecht te komen. Ik ben namelijk opgegroeid in een eenoudergezin, in armoede, we hadden een lage sociaaleconomische status en met deze huidskleur ... Die cocktail bestaat niet bepaald uit ingrediënten die het vooruitzicht bieden op welvaart, welzijn en invloed. En toch sta ik hier. De Eerste Kamer is nog steeds de plek waar de kloof tussen burgers en politiek duidelijk zichtbaar is, waarvan de zetels vroeger gereserveerd waren voor de hoge adel en waar de fortuinlijken beslisten over de rest van de bevolking.
Dat ik nu aan deze kant van de kloof sta, tussen de zogenaamd fortuinlijken, voelt als een spreidstand. Met één been sta ik in de voor mij nog altijd overweldigende welvaart en ben ik nu werkzaam op deze plek van invloed. Met mijn andere been sta ik nog steeds in het leven van mijn eerste 25 jaar, waar geldzorgen en anders behandeld worden aan de orde van de dag waren en ik nooit wist of de stappen die ik zette ook zouden leiden tot een beter leven. Die ervaring maakt dat ik weet wat voor effecten wetgeving die wij hier toetsen, kan hebben op het individu, op de inwoners van dit land en het Koninkrijk, mensen die wel gelijke rechten hebben, maar vaak niet gelijke kansen krijgen. Nu heb ik zelf de kans om mensen te helpen die kloof te overbruggen. Ik hoop dat op verschillende manieren waar te maken.
Een van de eerste dingen die ik deed toen ik voorzitter werd van CNV Zorg en Welzijn, was antidiscriminatie en antiracisme speerpunt maken van het vakbondswerk. Vorig jaar heb ik vanuit die rol de politiek opgeroepen om van 1 juli een vrije dag te maken. Nu herhaal ik die oproep opnieuw, en dit keer als lid van de Eerste Kamer namens Volt. Op 1 juli, Ketikoti, herdenken wij het slavernijverleden. We staan stil bij al het leed en al de onmenselijkheden die de tot slaaf gemaakte mensen en hun nazaten is aangedaan, en we vieren de vrijheid. We mogen het niet vergeten en we mogen het niet bagatelliseren. Het is belangrijk dat 1 juli een nationale vrije dag wordt. Ik hoop dat de minister hier vrijdag in de ministerraad ook voor zal pleiten, omdat het slavernijverleden een belangrijk onderdeel is van onze geschiedenis. Omdat wij, de politiek, ook de nazaten van de tot slaaf gemaakte mensen vertegenwoordigen. Om in ons werk de goede keuzes te kunnen maken voor de toekomst moeten wij, de politiek, ook stilstaan bij dit deel van ons collectieve verleden.
Voorzitter. De diversiteit van onze samenleving en de verscheidenheid die onze samenleving verrijkt, zie ik in deze zaal helaas nog niet zo goed terug. Ik zie weinig terug van die prachtige diversiteit waar onze maatschappij voor staat. Ik weet dat deze Kamer nu al vele malen diverser is dan zij ooit was, maar het blijft nodig om haar nog diverser te maken. Onze taak als senator is om wetten te toetsen, en wetten gelden voor alle inwoners. Nog te vaak ondervinden mensen met een krappe portemonnee, mensen van kleur, mensen uit de lhbtiq-gemeenschap of mensen met een fysieke of mentale beperking dat zij vergeten worden in onze toets. Ik hoop dat wij ons daar bewust van worden en dat wij dat tij kunnen keren, zodat alle mensen baat hebben bij de keuzes die wij hier met elkaar maken.
Voorzitter. U zult zich misschien afvragen waarom ik dit allemaal met u deel, terwijl we het vandaag hebben over het klimaat. Voor mij is dat verband heel logisch. Wie beweert de gelijkheid en waardigheid van mensen echt te willen verdedigen, kan niet tegelijk een van de grootste dreigingen van onze leefomgeving en van ons bestaan negeren.
De gevolgen van klimaatverandering tekenen zich inmiddels af in Nederland, in Europa en wereldwijd. Overstromingen door hevige regenval onlangs in Italië, extreme hitte in Spanje en het wereldwijde risico van extreme hitte vertalen zich nu ook in Nederland in het gevaar op bosbranden, een dalend grondwaterpeil en minder biodiversiteit. In Caribisch Nederland zijn die effecten nog een stuk ingrijpender. Uit onderzoek van de Vrije Universiteit blijkt bijvoorbeeld dat Bonaire heel hard wordt getroffen door klimaatverandering, tenminste als we de wereldwijde opwarming niet beperken tot 1,4 graden. Hittegolven zullen toenemen en een vijfde deel van het eiland dreigt door zeespiegelstijging verloren te gaan. Daarnaast verdwijnt ook nog het koraal. Dat is niet alleen slecht voor de biodiversiteit, want koraalriffen werken ook als golfbrekers.
Voorzitter. Volt is van mening dat je beter te veel kan doen aan klimaatverandering dan te weinig of net aan voldoende. De realiteit is namelijk dat we al in 2040 nagenoeg klimaatneutraal zouden moeten zijn. De wetenschap en de dagelijkse realiteit wijzen uit dat we de klimaatcrisis al laten gebeuren en dat we dat blijven doen als we onze papieren klimaatdoelstellingen niet nu weten om te zetten in actie.
Het wetsvoorstel dat voorligt heet "Implementatie Europese klimaatwet". Het zal u niet verrassen dat Volt het opheffen van strijdigheden met Unierecht in onze nationale wetsbepaling heel belangrijk vindt en dat we blij zijn dat het nieuwe voorstel nu ook een horizon voor na 2050 bevat, een streven naar negatieve emissies. Maar verder is "implementatie" een groot woord, ten eerste omdat het bindende Europese doel voor 2030 niet volledig naar het Nederlandse doel zal worden vertaald. Voor 2050 neemt de minister de Europese norm van 0% emissie wel een-op-een over als een bindend nationaal doel, maar voor 2030, de 55%-reductie, durft de minister die verantwoordelijkheid niet aan, omdat we niet weten hoeveel procent Nederland precies moet bijdragen. Daar onderhandelen lidstaten namelijk nog over binnen de Fit for 55. En dus hanteert de minister zo lang twee normen naast elkaar: een niet-afdwingbaar streefdoel van 55% naast een Europees bindend doel, waarvan we het exacte percentage nog niet kennen. De Raad van State merkt in zijn advies al op dat dit onduidelijk is. Volt deelt die zorg.
Als Nederland de ingewikkelde "Fit for 55"-uitkomsten niet vertaalt naar een heldere norm waaraan het kan worden gehouden, dan valt het onderliggende beleid niet goed te toetsen en liggen er hoge drempels voor burgers, bedrijven en belangenorganisaties om hun rechten af te dwingen bij de rechter. Bovendien kunnen ondernemers onvoldoende gericht investeren in innovaties. Daarom vraag ik de minister of hij de impact op de rechtszekerheid en rechtsbescherming als we dit nu uitvoeren, kan toelichten. Volt is van mening dat de minister hierin duidelijkheid had kunnen creëren. Waarom heeft de minister het streefdoel nog niet bindend gemaakt? En denk ook aan het ophogen naar de 60% die in het coalitieakkoord staat, zodat de kans groter is dat we 2030 halen.
Ten tweede ligt vandaag uiteraard een papieren tijger voor. Deze wetswijziging past nu wat cijfers aan in de Nederlandse Klimaatwet, zodat we op papier voldoen aan wat we op Europees niveau hebben afgesproken, maar we zitten midden in een klimaatcrisis; volgens mij weet de minister dat ook. Het doel is niet om op papier te voldoen, maar om de wereldwijde temperatuurstijging te remmen tot het kantelpunt van 1,5 graad, zodat de klimaatschade beperkt blijft.
Wie nog twijfelde of dit ook de inzet was van het Europese reductiepercentage, kan in de eerste zin van de verordening lezen: "De existentiële dreiging van de klimaatverandering vereist meer ambitie en meer klimaatactie van de Unie en de lidstaten, dus ook van Nederland." Het klimaat trekt zich niks aan van onze cijfers en wetsvoorstellen. Om de klimaatcrisis te bezweren is een algehele klimaattransitie nodig die bovendien eerlijk, rechtvaardig en inclusief is.
Voorzitter. De Europese Commissie controleert in september 2023 niet alleen of we de cijfers hebben omgezet, maar ook of we voortgang hebben geboekt bij het behalen van de doelstellingen en of we als lidstaten genoeg doen om ons aanpassingsvermogen te vergroten. In de verordening staat: "Lidstaten zorgen voor voortdurende vooruitgang bij het vergroten van het vermogen tot aanpassing aan en het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering." Volt ziet dat die voortgang achterblijft.
Deze wet is een dusdanig uitgeklede kaderwet dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaar zich vandaag moeilijk laten toetsen. De echte implementatie moet nog komen in stap 2 van de wetswijziging of in het nieuwe klimaatplan dat nog wordt besproken in de Tweede Kamer. Volt had op dit belangrijke onderwerp liever gezien dat er een integraal en ambitieus pakket was voorgelegd, zodat de implementatie beter toetsbaar is door het parlement en straks ook door de rechter. Daarnaast verplaatst de wet een paar ongelofelijk belangrijke rechten en waarborgen naar het onderliggend beleid, terwijl ze volgens Volt in de wet hadden moeten worden verankerd.
Dat geldt ten eerste voor de rechtvaardigheidsverdeling in het klimaatbeleid. De verordening schrijft een billijke en sociaal rechtvaardige transitie naar een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving voor. Volgens de Europese Green Deal moet die transitie ook inclusief zijn, want niemand mag achterblijven. Als we hier geen aandacht aan besteden, maakt de klimaatcrisis alle kloven nog groter: tussen arm en rijk, tussen jong en oud, tussen Noord- en Zuid-Europa en tussen de Global North en de Global South. De mensen die het hardst worden geraakt, zijn vaak ook de mensen die de minste welvaart hebben. U begrijpt wel waarom dit onderwerp mij aan het hart gaat.
In de verordening staat dat maatregelen zich vooral moeten richten op de meest kwetsbare en getroffen bevolkingsgroepen en sectoren, maar dit wordt niet in onze Klimaatwet verankerd. Het wordt ook nergens genoemd, terwijl de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dit jaar nog rapporteerde dat de aandacht voor de verdeelde rechtvaardigheid in klimaatbeleid ontoereikend is. De WRR zegt: maak hier een zelfstandig perspectief van, geef het stelselmatig meer aandacht en veranker het. Hoe gaat de minister hiervoor zorgen in de uitvoering van deze wet?
Ook ziet Volt de voorgeschreven participatie niet in het wetsvoorstel terugkomen. De klimaataanpak vergt een volledige transitie. De verordening wil krachtige, publieke en maatschappelijke betrokkenheid voor klimaatactie aanmoedigen en bevorderen — op alle niveaus. Burgers, maatschappelijk middenveld, ondernemingen: iedereen moet meedoen. Maar in de Nederlandse Klimaatwet blijft de minister slechts verplicht tot overleg met een lijstje overheidsinstanties en de container van "overige relevante partijen". Volt vraagt zich af waarom de minister bij deze gelegenheid niet zo veel mogelijk van deze relevante partijen expliciet heeft opgenomen in de wet. Dat versterkt hun positie en verantwoordelijkheid in het proces en dat vergroot weer het draagvlak voor het beleid en dus de haalbaarheid ervan. In dat kader vindt Volt het extra tekenend dat de internetconsultatie voor deze wet slechts tien dagen heeft opengestaan. Die consultatie mocht dan optioneel zijn, voor zo'n belangrijk onderwerp als de Klimaatwet lijkt tien dagen met daarin acht reacties een wassen neus. Ik zou de minister willen vragen op welke wijze participatie in de komende decennia aandacht krijgt in de klimaataanpak.
Voorzitter. Het laatste dat ik wil noemen is de Europese samenwerking. Het klimaat houdt zich niet aan landgrenzen. De Europese klimaatdoelstellingen zijn collectieve doelstellingen die de lidstaten met elkaar en in samenhang moeten halen. De Europese Rekenkamer heeft gisteren gerapporteerd dat het onzeker is of de Europese Unie de 55%-doelstelling voor 2030 gaat halen. In de te voorzichtige streefdoelstellingen en in de afwachtende houding op de Fit for 55 voor Nederland ziet Volt geen collectieve aanpak terug, terwijl we de samenwerking nu juist zouden moeten opzoeken. Wat Volt betreft neemt Nederland in Europa een leiderschapsrol op zich. Door generatieslang afwachten is een klimaatmarathon een inhaalrace geworden die we alleen kunnen finishen als we durven te kiezen voor een gezamenlijke Europese aanpak. Het is onze enige kans op een leefbare en rechtvaardige wereld voor huidige en toekomstige generaties.
Dank u wel, voorzitter.
Nonverbale uitingsvormen
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Perin-Gopie. Excuus dat ik uw naam verkeerd uitsprak. Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
U studeerde sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Leiden. Na uw afstuderen bent u begonnen als werkcoach bij UWV Werkbedrijf. Vervolgens werkte u als beleidsmedewerker en projectleider bij verschillende rijksoverheidsinstanties, zoals het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I-Interim Rijk en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In mei 2022 werd u voorzitter van CNV Zorg en Welzijn en bestuurslid van CNV Connectief. Daarmee bent u op 1 juni van dit jaar gestopt.
Door uw ervaring bij uitvoeringsorganisaties als UWV en DUO heeft u een goed beeld van de impact van wetswijzigingen op uitvoeringsorganisaties van de overheid, zegt u op de website van uw partij. Ook bij CNV Zorg en Welzijn zag u dagelijks wat de impact van veranderende wet- en regelgeving was en is op werknemers in de zorg.
Op 13 juni bent u geïnstalleerd als lid van deze Kamer namens Volt en bent u voorzitter van de fractie van Volt geworden. Binnen Volt was u de afgelopen jaren al actief als beleidscoördinator bij de afdeling in Den Haag en bestuurslid. Na de Provinciale Statenverkiezingen in maart van dit jaar zei u in dagblad Trouw dat uw fractie in de Eerste Kamer vooral zal kijken of wetgeving is zoals ze in de Europese afspraken is bedoeld. Veel wetgeving wordt in de EU gemaakt, waarna we daar in Nederland uitvoering aan geven. U zei: "Je ziet nu dat er onvoldoende met die blik naar wetgeving wordt gekeken. Doen we het zoals andere EU-lidstaten dat doen? Wat kan je daarvan leren?" In het debat van vandaag, waarin het gaat om de implementatie van een Europese verordening, bent u daarmee begonnen.
Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Prins namens het CDA.