Plenair Holterhues bij behandeling Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen



Verslag van de vergadering van 10 juli 2023 (2022/2023 nr. 41)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst feliciteer ik mevrouw Bakker met haar maidenspeech. Ik sta hier vandaag ook voor het eerst, maar al vele malen is hier in deze Kamer gesproken over de toeslagenaffaire. Mijn gewaardeerde voorganger Peter Ester zei erover in zijn bijdrage van november 2022: "Ik overdrijf niet als ik stel dat de toeslagenaffaire tot de grootste en meest aangrijpende Nederlandse overheidsschandalen van de 21ste eeuw moet worden gerekend. Het aantal gedupeerde ouders is ongekend hoog. Hun financiële en psychische leed is schrijnend. De overheid liet hen in de steek. De Belastingdienst voerde een destructief alles-of-nietsbeleid. Ook het parlement liet steken vallen en het aantal uit huis geplaatste kinderen is ronduit hartverscheurend."

Aan de basis van deze affaire ligt naar mijn idee een al te veel systeemdenken, waardoor de mens niet meer werd gezien en de menselijke maat ontbrak. Het is heel menselijk om mensen in categorieën in te delen, maar daarmee doe je ook onrecht aan de mens, omdat de werkelijkheid altijd veel complexer en veel kleuriger is.

Zelf ben ik veel onschuldiger en positiever vaak in de categorie gestopt van "eerste": de oudste zoon, de jongste op de kamer toen ik mijn militaire dienstplicht vervulde, de eerste in de familie die ging studeren en de eerste rooms-katholiek op een landelijke positie van de ChristenUnie. En wellicht zijn er nog meer primeurs in mijn leven.

Maar hiermee is niet alles over mij gezegd. Ik houd eigenlijk helemaal niet van deze labeling. Bij mij is het en-endenken eerder een rode draad: een denken dat schijnbaar tegengestelde zaken bij elkaar wil denken. Ik ben én theoloog én bankier. Ik sta voor én idealisme én zakelijkheid. En ik kan u ook zeggen: én rooms-katholiek én senator van de ChristenUnie.

Voorzitter. Als lid van deze Kamer wil ik mij in mijn denken en in mijn werk laten leiden door katholiek-sociaal denken, waarin dit en-endenken is verweven. Katholiek sociaal denken is onderdeel van het bredere christelijk-sociaal denken en legt hier en daar een aantal accenten. Staat u mij toe, in mijn maidenspeech daar een aantal woorden te wijden. Ik doe dit door stil te staan bij vier accenten of kernbegrippen in dit denken: subsidiariteit, algemeen welzijn, menselijke waardigheid en solidariteit.

Eerst de subsidiariteit. Het verheugt me dat subsidiariteit een kernbegrip is in de Eerste Kamer. Alle wetten en regelgeving worden idealiter getoetst aan subsidiariteit. Dit geldt voor de nationale maar zeker ook voor Europese wetgeving. Het geniet daarbij de voorkeur om de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk te leggen. Maar het is in christelijk-sociaal denken meer dan dat. Het gaat erom dat je je ervan bewust bent hoe we het beste de samenleving organiseren. Dat kan laag en decentraal, maar soms moet het ook centraal. Belangrijk daarbij is de voorkeur voor het maatschappelijk middenveld en dat betekent dat we de burger, burgerschap en groepen van burgers serieus nemen. Misschien is dat wel een van de problemen in onze tijd, dat we mensen zijn gaan beschouwen als individuele consumenten met wie de Staat, door sommigen beschouwd als de bv Nederland, vooral een transactionele relatie heeft. Maar de mensen is veel meer. De mens is een relationeel wezen. Met elkaar zijn we verantwoordelijk voor deze samenleving, voor de wereld die we willen.

In deze voorkeur voor de verantwoordelijkheid laag leggen bij groepen van burgers in het maatschappelijk middenveld valt naar mijn idee ook een kritische houding te bespeuren jegens al te veel wet- en regelgeving. Ik bespeur dat we steeds vaker grijpen naar nieuwe wet- en regelgeving om misstanden op te lossen, maar ik ben daar kritisch op. Daar zit iets in van maakbaarheid. Bovendien, normen veronderstellen waarden, zoals Ernst Hirsch Ballin eens zei. Het is een illusie om te denken dat we met normen waarden af kunnen dwingen.

Twee. Algemeen welzijn of bonum commune. Dat is een uitdagend hoog ideaal dat ernaar streeft dat in al de keuzes die we maken we steeds het welzijn van allen voor ogen houden, dus niet het welzijn van een bepaalde groep, een bepaalde regio, een bepaalde generatie, laat staan mijn eigen welzijn, maar het welzijn van iedereen, van jong en oud, theoretisch en praktisch opgeleid, in de stad en op het platteland, dichtbij en veraf. Inderdaad een hoog ideaal, maar wel een om mee te nemen in al onze beslissingen. In hoeverre dienen onze beslissingen het goede van de gemeenschap, het welzijn van allen?

Dan menselijke waardigheid. Ik houd van dit woord "waardigheid". Dit verlegt het denken van economische waarden naar de waardigheid van iedere mens, de waardigheid en de beschermwaardigheid van het ongeboren leven én van de moeder die ongewenst zwanger is geworden, van het kwetsbare leven aan het begin en einde, maar uiteraard ook van eenieder daartussenin, in het bijzonder van kwetsbaren, van vluchtelingen en hun gezinnen, mensen in de bijstand, mensen die niet mee kunnen komen, mensen die aan de rand staan van de samenleving, de gedupeerden van de toeslagenaffaire, van eenieder die genoemd wordt in de Bergrede. En ja, ook van mensen die aan de kant gezet worden, omdat ze worden versmald tot één aspect. Ik noem maar een zijstraat: een seksuele oriëntatie of gender. Het principe van menselijke waardigheid strijdt voor iedere mens. Iedereen mag er zijn. Iedereen is waardig.

Dit vraagt als laatste van de vier kernprincipes om onderlinge solidariteit. Iemand zei mij laatst: solidariteit is echt zo'n jarenzeventigwoord. Maar ik zou zeggen: het is actueler dan ooit. Zeker in onze wereld die meer en meer polariseert, is het belangrijker dan ooit te streven naar solidariteit, een wereld waarin we niet uitgaan van het individu, maar waarin we met elkaar verbonden zijn en samen streven naar het goede, ware en schone, een samenleving waarin we met zorg omgaan met de aarde en ons inzetten voor gelijke kansen voor iedereen.

Vanuit deze kernprincipes zet ik me graag in in de samenleving in mijn rol als directeur van Oikocredit Nederland én in deze rol in de Kamer. Vanuit deze principes wil ik wetgeving toetsen op rechtmatigheid, proportionaliteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Voorzitter. Hadden deze principes maar wat meer meegespeeld bij de toeslagen. We zijn het aan de gedupeerden verplicht snel en accuraat het ontstane leed te compenseren. Het wetsvoorstel dat thans voorligt, zorgt voor aanvullende maatregelen op de bestaande wetgeving. De fractie van de ChristenUnie heeft primair de insteek dit wetsvoorstel te ondersteunen, maar heeft ook een aantal zorgen en vragen voor de verantwoordelijke staatssecretaris, waarbij we nadrukkelijk erkennen dat de staatssecretaris in dezen wordt geconfronteerd met allerlei dilemma's, die onder andere gaan over de goede balans tussen zorgvuldigheid en snelheid.

De fractie van de ChristenUnie heeft zorgen en vragen over de volgende onderdelen, meer principieel. Aan de basis van het hele probleem rond de toeslagen ligt naar ons idee de gedachte dat we met generieke maatregelen de werkelijkheid kunnen beheersen. Maar zoals ik al eerder zei: de werkelijkheid is vaak veelkleuriger en ingewikkelder, ook in dezen. De problematiek bij de verschillende gedupeerden is divers, en recht doen aan iedereen in hun individuele situaties is arbeidsintensief. Het zorgen voor snelheid en zorgvuldigheid, waarbij recht wordt gedaan aan alle rechtsbeginselen, maakt de omvang en uitvoering van deze hersteloperatie een complexe opgave. De regeling wordt nu uitgebreid met een aantal nieuwe categorieën, maar dit roept de vraag op: zijn we er dan nu of moet er over een tijdje weer een debat worden gevoerd om de regeling weer uit te breiden? Kunnen we goed uitleggen waarom de categorieën die thans worden toegevoegd er wel bij horen en andere betrokkenen niet? Kan dit niet leiden tot verdere uitbreidingen die op hun beurt steeds verder af komen te staan van het oorspronkelijke karakter van de hersteloperatie en waardoor de uitvoering verder onder druk komt te staan? Zoeken we niet te veel de oplossing op een wijze die juist aan de oorsprong ligt van de hele problematiek: met generieke maatregelen de complexe werkelijkheid beheersen? Is er geen mogelijkheid voor toch meer maatwerk in dezen? Een uitvoeringspraktijk die meer rekening houdt met de menselijke maat, bijvoorbeeld door een grotere rol te laten spelen door de gemeenten? De Raad van State heeft bovendien aangegeven dat "voor het verdere verloop van de hersteloperatie moet worden voldaan aan enkele belangrijke randvoorwaarden en aannames: geen verdere beleidswijzigingen die tot taakuitbreiding leiden, geen onvoorziene stijgingen van de aantallen aanvragen, geen toename van de complexiteit, een succesvol inkooptraject met juist de technische en privacygerelateerde waarborgen voor nieuwe software voor de terbeschikkingstelling van dossiers, een minimale uitstroom aan personeel en voldoende instroom van nieuw personeel". Ik voel toch aan mijn water dat dit niet gaat lukken.

Kort en goed, kan de staatssecretaris antwoord geven op de volgende vragen? De regeling wordt nu uitgebreid met nieuwe categorieën. Verwacht de staatssecretaris nog meer uitbreidingen? Ten tweede. De motie-Leijten zorgt voor een opening naar meer menselijke maat. Hoe geeft de staatssecretaris hier handen en voeten aan?

Dan de kwestie van de ex-partners. De fractie van de ChristenUnie ondersteunt de uitbreiding van de regeling op dit punt, maar heeft hier ook een zorg. Er zit bovendien een ongelijkheid in. De toeslagaanvrager en ex-partner in een gebroken huishouden krijgen twee keer een forfaitair bedrag, terwijl huishoudens die bij elkaar zijn gebleven één keer een bedrag krijgen. Dit leidt tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe denkt de staatssecretaris de criteria in de praktijk te handhaven en te toetsen die gehanteerd worden voor het begrip "ex-partner"? En hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de rechtsongelijkheid dat gebroken huishoudens twee keer een forfaitair bedrag krijgen, terwijl huishoudens die bij elkaar zijn gebleven één keer een bedrag krijgen?

Dan de uitvoering. We constateren thans dat de uitvoering van de hersteloperatie vastloopt. Termijnen worden niet gehaald en bezwaarprocedures zorgen voor nog verdere vertraging. Ook hier blijkt steeds dat de menselijke maat wordt gemist. Ik hoorde van de week over een gedupeerde in Amersfoort die gewoonweg geen contact kreeg met de uitvoeringsinstantie. Het wetsvoorstel dat nu ter tafel ligt, gaat zorgen voor nog meer aanvragen. Ik zie de garnalenpeller voor me uit de televisiespot van een aantal jaren geleden die nog niet klaar is met de enorme hoeveelheid garnalen die ze moet pellen en uit haar ooghoek een nieuw schip ziet aankomen. Onze vraag aan de staatssecretaris: kunnen de voorgestelde uitbreidingen leiden tot verdere vertragingen van de hersteloperatie? En kan de staatssecretaris bevestigen dat er voldoende uitvoeringscapaciteit in dezen is?

Dan de kwestie van de externe partners. Omdat de huidige uitvoeringsinstanties de toestroom niet aankunnen, wordt er nu gekeken naar externe partners voor de uitvoering. Deze uitvoerders dienen voldoende kennis van en ervaring met de complexe materie te hebben en opgewassen te zijn jegens de onverwachte vraagstukken die zullen komen. Die kennis en ervaring liggen thans bij de huidige uitvoeringsinstanties. Dat leidt tot de volgende vragen aan de staatssecretaris. Er kan verwacht worden dat er veel overleg nodig zal zijn tussen externe uitvoeringsinstanties en het ministerie en de huidige uitvoeringsinstantie. Kan de staatssecretaris aangeven waarom zijn desalniettemin denkt dat dit leidt tot efficiencywinst.

Ten slotte de kosten. De kosten van de hele operatie bedragen ongeveer een derde van het totaal, terwijl het geld dat bij de ouders terechtkomt twee derde is. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat de kosten voor uitvoering van de hersteloperatie nog in een redelijke verhouding staan tot het bedrag dat daadwerkelijk bij de gedupeerden terechtkomt?

Voorzitter. Er gaapt een diepe kloof tussen de idealen van christelijk-sociaal denken en de ruwe werkelijkheid van de toeslagenaffaire. We zijn geroepen solidair met de gedupeerden te zijn en hen te herkennen en te erkennen in hun menselijke waardigheid. De idealen van subsidiariteit, algemeen welzijn menselijke waardigheid en onderlinge solidariteit zijn voor mijn in dezen een stip op de horizon: iets waar we naar moeten blijven streven. Ik hoop in mijn rol in deze Kamer de kloof die er is tussen ideaal en werkelijkheid, een klein beetje te kunnen dichten. Ik zie daarbij uit naar de samenwerking met u, voorzitter, en de samenwerking met de Griffier, door wie we fantastisch zijn opgevangen, en naar de samenwerking met mijn collega's in de Eerste Kamer. Ik wens ons allen hierbij inspiratie, wijsheid en zegen.