Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum



Verslag van de vergadering van 3 oktober 2023 (2023/2024 nr. 02)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 13.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Allereerst felicitaties aan allen die vanochtend hun maidenspeech hebben gehouden en aan degenen die 'm nog moeten houden. Heel veel complimenten. Ik kijk uit naar het verdere debat met u allen.

Voorzitter. Allereerst ook grote complimenten aan de initiatiefnemers dat zij deze hoogstnoodzakelijke initiatiefwet tot de Eerste Kamer hebben gebracht, maar vooral ook complimenten aan de aanvankelijke indiener van de initiatiefwet mevrouw Leijten, hier ook aanwezig, en aan de indiener van de eerdere initiatiefwet over het correctief referendum, de heer Van Raak. Het is inderdaad niet de eerste keer dat we over het correctief referendum spreken. Op 21 januari 2021 behandelden we in deze Eerste Kamer de initiatiefwet van de heer Van Raak, die helaas in tweede lezing door de Tweede Kamer verworpen is. Door een "killer amendment" van de ChristenUnie had die wet weliswaar een veel te hoge uitkomstdrempel gekregen, maar hij had desalniettemin een belangrijke eerste stap kunnen zijn naar het bewerkstelligen van meer directe democratie binnen ons parlementaire stelsel. Juist daarom is het goed dat mevrouw Leijten direct daarna een nieuwe initiatiefwet heeft ingediend, die bovendien het probleem van de hoge uitkomstdrempel heeft ondervangen. Door het in separate uitvoeringswetgeving te regelen beperkt deze initiatiefwet zich tot de grondwettelijke wijzigingen die nodig zijn om een bindend correctief referendum mogelijk te maken. De nadere discussie over de invulling van de uitvoeringsaspecten kan op een later moment plaatsvinden, met flexibelere mogelijkheden tot aanpassing dan via een grondwetswijzigingsprocedure.

De reactie van de Raad van State op deze initiatiefwet is echter stuitend. In hun advies wordt gesteld dat zij het "minder passend vinden om reeds op dit moment een nagenoeg gelijkluidende grondwetswijziging opnieuw aanhangig te maken." Was getekend: Thom de Graaf, vicevoorzitter van de Raad van State. Waar bemoeit deze ongekozen onderkoning van Nederland zich mee? Het is een democratisch recht van een Tweede Kamerlid om initiatiefwetten in te dienen. Dat deze oud-D66-minister voor Bestuurlijke vernieuwing, die zich binnen Paars II van het correctief referendum als een zogenaamd D66-kroonjuweel liet bestelen, zich op deze manier gefrustreerd uitlaat over de procedure in plaats van over de inhoud, is eigenlijk al illustratief voor hoe noodzakelijk het is correctieve referenda mogelijk te maken. De macht moet terug naar de Nederlandse burgers in plaats van bij zulke ongekozen, in zichzelf gekeerde instituties.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb geen vraag, maar wel een opmerking. Ik vind het niet gepast om de voorzitter van de Raad van State hier bij naam en toenaam, inclusief zijn politieke partij, te noemen, want ik denk niet dat dat relevant is voor het advies dat de Raad van State heeft gegeven. Ik denk dat we niet op die manier over onze instituties moeten spreken, zou ik aan de heer Van Hattem willen voorleggen.

De voorzitter:

Ik sluit me daarbij aan. Dat geldt niet alleen voor de voorzitter, maar ook voor de vicepresident van de Raad van State. De heer Kox.

De heer Kox i (SP):

Ik hoorde dat collega Van Hattem als altijd complimenteus is. Tegen iedereen tegen wie hij maar aardig kan zijn, doet hij dat. Dat is toch echt de Brabantse mentaliteit. Maar ik hoor hem zeggen: wie is de voorzitter van de Raad van State dat hij dit doet? Nou, volgens mij staat dat in de Grondwet. Het kan natuurlijk zo zijn dat collega Van Hattem vindt dat die Grondwet ook helemaal niks is en dat hij dat ook opgeschreven heeft. Maar de Grondwet zegt toch dat de Raad van State ons Hoge College van Staat is? Die adviseert ons. Wat de Raad van State adviseert, is aan de Raad van State. Het advies kan nooit stuitend zijn. Dat begrip ken ik niet. Je kunt het ermee eens of oneens zijn, of er ongeveer tussenin zitten. Maar welke noodzaak is er om, als we dit wetsvoorstel behandelen, zulke brute taal uit te slaan over dit Hoge College van Staat, dat er al heel lang is en dat in de Grondwet staat? Is dit de mildere toon van de PVV die ons in het vooruitzicht wordt gesteld?

De heer Van Hattem (PVV):

U kent mij: ik ben altijd scherp. Het punt is dat juist de Raad van State zich bewust moet zijn van haar plaats, van haar positie, van hetgeen waarover zij moet adviseren en ook van de rol ten aanzien van de Grondwet. In alle scherpte: ik had het erover dat de ondervoorzitter van de Raad van State het erover had dat het minder passend was om op dit moment een wetsvoorstel aanhangig te maken. Maar het is niet aan de Raad van State om te beoordelen of het passend is om een wetsvoorstel aanhangig te maken. Dat is aan de Tweede Kamerleden. Zij nemen een initiatief en bezien of het passend is om het op dat moment te doen. De Raad van State kan adviseren over de inhoud. Dat is helemaal prima. Maar het proces en het moment waarop een wetsvoorstel aanhangig wordt gemaakt, volgt echt gewoon uit een parlementair recht. Het recht van initiatief berust bij de Tweede Kamer. Juist vanuit haar grondrechtelijke rol zou de Raad van State zich dit moeten beseffen en zou zo'n opmerking niet gemaakt moeten worden. Daar ziet mijn kritiek op. En dan zeg ik gewoon: even terug in het hok elders in dit gebouw.

De heer Kox (SP):

Ik lees in de Wet op de Raad van State niet dat daarin staat wat er in het advies van de Raad van State mag staan. Het is de hoogste adviseur van dit land, van regering en parlement. Wat de Raad van State in haar advies zegt, is aan de Raad van State. Wat het parlement daarmee doet, is aan het parlement. Ik zou die zaken graag gescheiden houden. Als je het om jouw moverende redenen niet eens bent met de Raad van State, helpt het niet erg om lelijke dingen te gaan zeggen. De indieners proberen een wet door deze Kamer te halen, en hopelijk ook nog in tweede lezing. Dit soort provocaties — ze dienen volgens mij geen enkel doel zeg ik tegen collega Van Hattem — zouden dan beter achterwege kunnen blijven. Er is nog zoveel meer te zeggen. Ik was naar het eerste deel van zijn betoog aan het luisteren en dacht: hij gaat allemaal verstandige dingen zeggen. Maar ...

De heer Van Hattem (PVV):

Ik zeg hier altijd verstandige dingen. Het lijkt me ook heel verstandig als de Raad van State verstandige dingen zegt. En dan moet ze dus wegblijven bij het aantasten van het initiatiefrecht van Tweede Kamerleden. Daar gaat het om. Het is ook onderdeel van dit advies dat is neergelegd. Als het in het advies staat, vind ik ook dat wij als Eerste Kamerleden vanuit onze rol daarover opmerkingen moeten kunnen maken. En nogmaals, het is een slecht advies. Het is niet aan de Raad van State om het initiatiefrecht van Tweede Kamerleden te bekritiseren. Voor het overige zijn we het erover eens dat deze wet vandaag vooral heel veel steun en toewijding moet krijgen.

Voorzitter, ik ga verder. Dezelfde elitaire groep hoogopgeleide links-liberalen ...

(Hilariteit)

De heer Van Hattem (PVV):

... van met name D66- en GroenLinks-huize krijgt in Nederland steeds weer zijn zin, met opvattingen over klimaat, stikstof, de massa-immigratie en de EU. De verhoudingen zijn compleet scheef en daardoor schiet de democratie in Nederland ernstig tekort. Je hoeft geen universitair diploma op zak te hebben om te herkennen wat er misgaat in dit land. Ook andere burgers, die evengoed belasting betalen, moeten gehoord kunnen worden. Een diploma is nog geen garantie voor een gezond boerenverstand.

De insteek van deze initiatiefwet sluit dan ook prima aan bij de opvattingen van de PVV-fractie. Zoals terecht aangegeven in de memorie van toelichting, moet de regering niet geregeerd worden door een diplomademocratie maar de kans krijgen om zich uit te spreken in referenda, en dan met name in laagdrempelige, bindende referenda. Qua laagdrempeligheid heeft deze initiatiefwet nog wel een punt van zorg. Nog steeds wordt uitgegaan van een uitkomstdrempel. Kunnen de indieners aangeven waarom er naast een opkomstdrempel ook voor een uitkomstdrempel is gekozen? Volgens de initiatiefnemers zal worden voorgesteld om deze conform het advies van de staatscommissie parlementair stelsel op 33,33% te zetten. Dit is weliswaar lager dan de uitkomstdrempel uit het amendement op de vorige initiatiefwet, maar kunnen de initiatiefnemers aangeven hoe zij denken te voorkomen dat de drempels op die manier toch onnodig hoog worden?

Het is belangrijk om burgers direct bij de democratie te betrekken. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was in veel gemeenten de opkomst lager dan 50%. De grootste partij in die gemeenten is de partij van de niet-stemmers, van burgers die zich vier jaar lang niet vertegenwoordigd zien in hun gemeenteraad. Juist om te zorgen dat zij wél betrokkenheid kunnen hebben bij de lokale democratie en daarmee de kans wordt vergroot dat zij de volgende keer wél gaan stemmen, zouden referenda een uitkomst kunnen bieden, maar veel lokale bestuurders willen hier nog steeds niet aan, met de drogredenen dat er nog geen bindend correctief referendum wettelijk mogelijk is gemaakt. Vooral onder D66-politici, en dan met name lokale D66-politici, wordt dit argument veel gebruikt. Alleen al daarom zou deze wet een uitkomst kunnen bieden. Daarmee krijgt de burger de kans om zich uit te spreken op lokaal niveau.

D66-minister Ollongren trok ijskoud het haar onwelgevallige raadgevend correctief referendum in en beweerde dat er iets beters voor in de plaats zou komen. Maar van regeringszijde kwam hiertoe geen enkel initiatief. Slechts de zogenaamde burgerberaden, die vooral de agenda van de links-liberale elite dienen, werden in het leven geroepen om bijvoorbeeld bij klimaatmaatregelen er een slap sausje van burgerparticipatie overheen te kunnen gieten. De vervolgstap is om aan die uitkomst dan ook een echt referendum te verbinden, maar dat is voor hen vaak nog een stap te ver. Het oordeel van de burger zou zomaar tot voor hen onwenselijke uitkomsten kunnen leiden. Het burgerberaad is dus niet meer dan een D66-fopspeen en heeft helemaal niets met directe democratie te maken zolang er geen referendum aan verbonden is.

Maar niet alleen D66'ers springen wispelturig om met hun voormalige kroonjuweel, ook de VVD zou zich weer de volkspartij mogen tonen die zij nu alleen in naam is. Het was in 1981 nota bene Ed Nijpels die in de Tweede Kamer een motie indiende om de invoering van het consultatief referendum te bevorderen. Het referendum stond toen zelfs in het VVD-verkiezingsprogramma. Nijpels beaamde daarbij dat het referendum een "nuttige aanvulling van ons representatief stelsel zou kunnen zijn". Hij onderschreef dat het referendum een nieuwe kans is op een intenser beleefde en meer volle democratie. Waar is sindsdien die afkeer bij de VVD van referenda vandaan gekomen? Bang om de macht te verliezen? Bang dat de bevolking een keer nee zegt tegen onwelgevallige wetten? Bang om de vele fouten van Rutte te corrigeren? Is een volkspartij zo bang voor de eigen bevolking?

Op dit moment mag de bevolking alleen bij het Eurovisie Songfestival en voor de publieksprijs bij bijvoorbeeld een carnavalsoptocht rechtstreeks haar stem uitbrengen. Van die gelegenheden wordt dan ook grif gebruikgemaakt. Maar het is juist voor de versterking van de democratie essentieel dat burgers zich ook kunnen uitspreken over onderwerpen die hun bestaan, hun vrijheid en hun toekomst direct raken, vaak ook nog op basis van ontwikkelingen die rond eerdere verkiezingen nog niet voorzien waren. Het correctief referendum is daarmee een noodzakelijke, maatschappelijke handrem, die de vertegenwoordigende democratie niet tekortdoet maar juist een steuntje in de rug geeft en die volksvertegenwoordigers kan aansporen om draagvlak te vinden voor het beleid.

De Staatscommissie rechtsstaat, die op dit moment aan het werk is, gaf vorige week tijdens een overleg met deze Kamer aan dat zij nadrukkelijk aan het kijken is naar burgerperspectieven en burgerbetrokkenheid. Desgevraagd stelde zij daarbij echter niet te kijken naar vormen van directe democratie, zoals referenda. Op dat punt werd terugverwezen naar de conclusies van de staatscommissie parlementair stelsel. Die commissie adviseerde juist om het bindend correctief referendum wel in te voeren, in navolging van de eerdere staatscommissie-Biesheuvel en commissie-De Koning, die ook de voordelen van het correctief referendum benoemden. Kortom, hoelang laten we zulke adviezen nog in de lade liggen? Zij vormen een reden te meer om deze initiatiefwet nu wel te omarmen en een kans te geven.

Het is immers nooit goed of het deugt niet. Bij de vorige initiatiefwet werd de te hoge uitkomstdrempel een blokkade genoemd. En nu dit in de uitvoeringswetgeving geparkeerd is, moet het niet zo zijn dat het gemis van een specifieke uitkomstdrempel tot een tekortkoming gebombardeerd. Het past op deze wijze juist prima in de systematiek van de Grondwet.

Bij de onderbouwing van veel overheidsbesluiten worden tegenwoordig termen gebruikt als "maatschappelijke uitvoerbaarheid". Wat wordt daarmee bedoeld? Het zou dan gaan om omwonenden, die bij een ruimtelijk plan, zoals de vestiging van een asielzoekerscentrum, in voldoende mate betrokken moeten worden. Maar in plaats van omwonenden écht te horen en mee te laten spreken, blijft het vaak beperkt tot een informatiebijeenkomst waarin het besluit van een gemeente eenzijdig wordt medegedeeld. Er is geen inspraak of discussie met het gemeentebestuur, maar slechts een informatiemarkt met kraampjes van ambtenaren en van VluchtelingenWerk waarbij de omwonenden zich mogen aanmelden als vrijwilliger. De bestuurders verstoppen zich voor hun burgers. Van echte participatie is geen sprake. Bovendien wordt vaak slechts een zeer select gezelschap uitgenodigd; lang niet alle omwonenden, laat staan alle inwoners van de gemeente.

De gemeenteraad laat als democratisch gekozen orgaan zulke beslissingen ook steeds vaker per mandaat aan het college over, zodat ze er zelf niet over hoeven te spreken. Juist vanwege zulke ontwikkelingen verdient de directe democratie meer ruimte. In de nieuwe Omgevingswet krijgen colleges ook meer beslissingsbevoegdheden ten opzichte van de gemeenteraden of worden bevoegdheden, zoals wijzigingen van omgevingsplannen, per delegatie of mandaat overgedragen.

Om zulke democratische gaten op te vullen, moeten burgers de kans krijgen om aan de noodrem te trekken. Het correctief referendum kan die kans bieden. Die positieve effecten blijken ook uit de wetenschappelijke literatuur. Zo blijkt dat burgers meer oog krijgen voor het feit dat ze samen een maatschappij opbouwen en dat zij meer gevoel krijgen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid over de collectieve sector. De politiek wordt transparanter, de kwaliteit van besluitvorming verbetert en de gedragenheid ervan neemt toe. Bovendien ontstaat er een positief effect op beleidsuitkomsten. Er zijn en blijven dus redenen genoeg om de directe democratie te versterken. Laat deze initiatiefwet dan ook een belangrijke stap in die richting zijn. Hoewel het te betreuren valt dat nog vele onderwerpen van referendabiliteit worden uitgesloten, zoals internationale verdragen, verdient deze initiatiefwet toch alle steun. Verbeteringen zijn in de toekomst nog altijd mogelijk. In de beantwoording geeft de minister aan dat de Grondwet andere vormen van referenda niet uitsluit. Die kunnen dus waar nodig gepast ingezet worden. De PVV-fractie zal deze initiatiefwet dan ook van harte steunen.

Voorzitter, tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de SGP.