Plenair Van Toorenburg bij behandeling Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde



Verslag van de vergadering van 10 oktober 2023 (2023/2024 nr. 03)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb mij voorgenomen om mijn inbreng in dit papiervrije huis vanaf een iPad te doen. Dat is een uitdaging op zich voor mij, maar ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk dat ik het wel kan.

Voorzitter. We kijken er nauwelijks nog van op wanneer er weer een explosief in of rond een woning is aangetroffen of wanneer zich wildwesttaferelen voordoen in een gewone woonwijk. Het is echt bar en boos. Onschuldige mensen worden het slachtoffer van nietsontziende misdadigers of zijn ongewild getuige. Dat ook dat je niet in de koude kleren gaat zitten, behoeft natuurlijk geen betoog.

Het is van het grootste belang dat hiertegen adequaat kan worden opgetreden, ook door een burgemeester, die hiervoor op zich al wel een gevulde toolbox heeft. Zo kan een burgemeester een voor het publiek toegankelijke ruimte al sluiten en kan hij een woning sluiten als er rond die woning een verstoring van de openbare orde plaatsvindt door gedragingen in die woning. Maar helaas is gebleken dat het instrumentarium waarover die burgemeester nu dus beschikt ontoereikend is. Zo blijkt het bijvoorbeeld niet toereikend te zijn bij de verstoring van de openbare orde door ernstig geweld of bedreigingen daarmee of bij het aantreffen van een wapen of ernstige vrees daarvoor rondóm de woning.

Onder meer dat gebrek wordt vandaag met dit voorstel verholpen. Het is heel belangrijk, maar het is ook echt vergaand. Straks kan een bewoner namelijk het woongenot worden afgenomen vanwege ernstig geweld dat zich buiten de woning afspeelt. Juist dat aspect behoeft echt bespreking. Het is nogal wat, en daarom is het van belang dat die aanvullende bevoegdheid van de burgemeester doelgericht en proportioneel wordt toegepast. Daarover was er ook in het voortraject, in de consultatieronde, het meeste debat. Door de Raad van State werd erop gewezen en ook in de Tweede Kamer hebben we dat debat gezien.

Voorzitter. Hiermee kadert de CDA-fractie ook meteen haar inbreng af. Voor de tweede sluitingsgrond bij het aantreffen van een wapen is, menen wij, wel bevredigende aandacht geweest. Dat aspect kunnen we nu laten rusten. Dat ligt ook iets minder gevoelig. De wijziging die vandaag echt onze aandacht vraagt, is die op basis waarvan een woning kan worden gesloten louter door iets wat eromheen gebeurt, terwijl bewoners daar niets mee te maken hebben. Laten we dan ook meteen rekenschap geven van de huidige praktijk, want op basis van artikel 172, derde lid, Gemeentewet en artikel 174, derde lid, WolBES, kan een burgemeester ook nu al vergaande bevelen geven die in de praktijk echt neerkomen op het afnemen van het woongenot in vergelijkbare situaties. Het noodbevel is met heel weinig waarborgen omkleed, eigenlijk louter met "nood breekt wet". Daarom wordt nu, zo begrijpen wij goed, gekozen voor aanpassing van artikel 174. De route van het noodbevel heeft heel veel discussie gegeven, ook in de rechtspraktijk. Wat de ene rechter nog passend vindt, vindt de andere rechter veel te vergaand, en dat is heel ongelukkig. Daarom is het beter om een gerichte, heldere regeling te maken, en die ligt nu voor.

De artikelen 8 en 10 van het EVRM beschermen de persoonlijke levenssfeer. Die zijn niet absoluut, maar inbreuken zijn echt alleen mogelijk als aan strikte eisen is voldaan. Dergelijke grondrechten kunnen niet zomaar worden beperkt. Daar ligt vandaag dus het spanningsveld. Over die vereisten is gelukkig heel veel jurisprudentie voorhanden: het moet gaan om zwaarwegende belangen die in het geding zijn, the pressing social need, en daarbij gelden de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Laat daar nu juist de kerntaak van de Eerste Kamer liggen: het beoordelen van wetsvoorstellen, in het bijzonder op subsidiariteit, proportionaliteit en niet te vergeten, uitvoerbaarheid. Het is dus nogal een hoepel waar de minister vandaag, met het voorstel onder haar arm, doorheen zal moeten springen.

Vinden wij — dan bezig ik even wat minder juridische taal — dat het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, de bewoner voldoende beschermt indien om hem heen een gevaarlijke situatie is ontstaan? Daar kunnen we niet van wegkijken, zeker gelet op de opdracht die besloten ligt in artikel 2 van onze Grondwet, de inspanningsverplichting die op de overheid rust om levensbedreigende situaties voor haar inwoners te voorkomen. Denk aan die wildwesttaferelen. Is nu voldoende duidelijk wanneer die bevoegdheid mag worden uitgeoefend? Ligt de lat hoog genoeg om te voorkomen dat bewoners te gemakkelijk hun huis uit kunnen worden gezet, zeker wanneer we ons niet laten verblinden door de veronderstelde betrokkenheid van de bewoner, maar we bijvoorbeeld kijken naar kinderen van de buren? De overheid, en straks in de concrete casus natuurlijk de burgemeester, zal die afweging moeten maken. In de memorie van toelichting staat dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte indien tot sluiting wordt besloten, maar dat is in een tijd van schaarste op de woningmarkt wel heel gemakkelijk opgeschreven.

Laten we eens kijken wat er nu voorligt. Gelukkig is het heel belangrijk geworden dat een besluit goed wordt gemotiveerd. Dat is echt helder uit de bespreking en het hele voortraject. Veel woorden zijn hieraan gewijd. Er kan getoetst worden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Toch heb ik hierover nog een vraag. Een burgemeester maakt straks de afweging en de rechter aan wie die kwestie kan worden voorgelegd, zal die toetsen, maar dan roep ik toch weer even de gruwelijke situatie van de toeslagenaffaire in herinnering. Daarin hebben de rechters soms wel heel erg marginaal getoetst. Daar is nu een hele beweging in gekomen in de rechtspraak. Gaat dat hier ook gebeuren? Gaan wij echt merken dat rechters niet louter denken "er is goed gekeken naar de voorwaarden en ik vind het prima", maar dat zij goed kijken of aan al die eisen is voldaan? Kan de minister dat toezeggen? Kan zij er in elk geval voor zorgen dat dit specifieke element in de evaluatie wordt meegenomen?

Dan een onderwerp waar we net in de interruptiedebatjes al over spraken: het strafrecht en het bestuursrecht. Het moet klip-en-klaar zijn dat het een maatregel is en geen punitieve sanctie. Ook hier hebben de burgemeesters in de consultatiefase op gewezen. Zij willen die bevoegdheid strikt beschouwen als noodzakelijk gelet op de openbare orde en veiligheid. Dan is het eigenlijk een burgemeester met hele specifieke oogkleppen op. In dit verband is het goed om te benadrukken wat daarover in de memorie van toelichting staat ten aanzien van het begrip openbare orde, want niet elk ernstig geweld of elke bedreiging daarmee in of bij een locatie en zeker niet elk aangetroffen wapen, ook niet elk aangetroffen vuurwapen, mag leiden tot een ernstig te vrezen verstoring rond die locatie van de openbare orde, te weten van het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse. Dat is heel mooi uitgelegd.

De burgemeester of de gezaghebber heeft ter zake echt een beoordelingsruimte, maar mag ernstig te vrezen verstoring van de openbare orde niet zomaar aannemen en zal de uitkomst van zijn beoordeling moeten motiveren aan de hand van feiten en omstandigheden van het geval. De regering verwijst ook naar de artikelgewijze toelichting op artikel 1 en zij schrijft dat ze een aan de hand van de openbare orde bestuursrechtelijk getoetste situatie wenst rond de woning, een lokaal of erf. Die gerelateerde bevoegdheid dient in de wet vastgelegd te zijn. Het gaat om een bevoegdheid die past bij de bestaande taken van het ambt van de burgemeester en de gezaghebber. En die bevoegdheid is niet het uitdelen van straffen; een helder kader. Daarom zijn wij als CDA ook wel een beetje bezorgd als te gemakkelijk wordt gezegd dat er tegelijkertijd natuurlijk wel een strafrechtelijk traject moet worden gestart. Want dan ga je het toch vermengen. We willen graag horen hoe de minister hiernaar kijkt, ook naar aanleiding van de op zich terechte opmerkingen door de heer Recourt, want dan ben je toch wel een beetje aan het zwabberen richting het strafrecht.

Voorzitter. Dat de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak haar steun voor het voorstel heeft uitgesproken, is voor mijn fractie van groot belang. We zeggen het eerlijk: het is van doorslaggevend belang. Juist de rechters hadden grote moeite met de noodbevelen op basis waarvan bijna alle bevelen te geven zijn die een burgemeester maar noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde. Want dat is de huidige praktijk. De vereniging verwelkomt de gerichte wettelijke regeling en wij vinden het heel goed dat in de gedachtewisseling met de rechters geëxpliciteerd is dat er wel een verband moet zijn tussen de woning die gesloten wordt of eventueel onteigend of waarvan de huurovereenkomst ontbonden wordt en de situatie buiten. Deze uitleg — en daarom haal ik hem hier aan — is wezenlijk voor ons. Aldus kan worden voorkomen dat bewoners die er werkelijk helemaal niets mee te maken hebben, niet goed worden beschermd.

Mede naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak over de belangen van de eigenaar, de bewoner of de rechthebbende van een woning heeft de regering de memorie van toelichting nog verduidelijkt. Deze verduidelijking houdt in dat het sluiten van die woning subsidiair moet zijn in die zin dat echt niet met een lichtere maatregel kan worden volstaan. Het zijn de punten die hiervoor al werden genoemd: de beveiliging van een woning. Deze notie is ook voor mijn fractie heel erg belangrijk en wij willen dat in de evaluatie goed wordt meegenomen wanneer een burgemeester wellicht een andere maatregel had kunnen nemen, juist wanneer — en de heer Recourt gaf dat ook terecht aan — beveiligingsmaatregelen natuurlijk ook altijd in de rede liggen. Wij vragen heel specifiek of dat duidelijk kan worden. Kan daarbij ook worden gekeken in welke omstandigheden mensen nu echt op zichzelf aangewezen zijn geweest of wanneer hun fatsoenlijke vervangende woonruimte is aangeboden?

De heer Recourt i (GroenLinks-PvdA):

Ik wil mevrouw Van Toorenburg iets vragen waar ik zelf mee worstelde, ook weer in het kader van die samenloop van het bestuursrecht en het strafrecht. Dat betreft de beveiliging in het kader van de subsidiariteit. Zijn er andere, minder zware middelen mogelijk? Welke rol speelt bijvoorbeeld de capaciteit van de politie daarbij? Wordt die daarin meegenomen? Die witte huisjes op poten zijn er niet zo veel. Dat kost heel veel capaciteit. De burgemeester zit ondertussen wel met de openbare ordeverstoring, maar de politie zegt: jammer, geen capaciteit. Wat dan?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat het heel lastig is, maar ik denk dat tegelijkertijd ook het andere heel lastig is: dat we zeggen dat mensen hun woning uit moeten, maar dat die vervolgens nergens terechtkunnen. Want we weten allemaal dat we een gierend woningtekort hebben. Dan kunnen mensen misschien in een hotel worden geplaatst. Maar wanneer zij het doelwit waren, sta je daar ook de volgende dag voor de deur. Dus dan zal je mensen toch ook weer moeten beschermen. Dus het zal altijd een spanningsveld zijn. Ik vind echt dat een burgemeester degene is die moet besluiten op basis van de feiten die hij voor zich heeft. Maar als de politie echt aangeeft dat zij de woning met geen mogelijkheid kan beveiligen, dan is het de facto een situatie waarin hij zal moeten optreden en de mensen uit de woning zal moeten halen. We kunnen daar natuurlijk heel lang over praten, maar ik denk dat het dan helaas gewoon die kant op zal moeten. Dus het zal een rol spelen, ook al wil ik dat niet.

De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):

Ik kwam tot dezelfde conclusie. Je kunt als burgemeester niet zeggen "dan sluiten we niet", want de openbare orde is verstoord. Je kunt als driehoek natuurlijk wel van tevoren bespreken welke capaciteit er is om de burgers op een minder verstrekkende manier te beschermen dan met een huissluiting. Je kunt daar dus in zekere zin preventief over nadenken en van tevoren spreken over de capaciteit.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat er altijd heel goed gekeken moet worden naar de capaciteit. Ik zeg het toch maar gewoon heel eerlijk: dan doemt in mijn hoofd direct het idee op dat we dan in Rotterdam misschien meer capaciteit voor de politie nodig hebben, omdat daar zo veel ellende op straat is. Tegelijkertijd ben ik natuurlijk een periode gedeputeerde geweest in onze schitterende provincie Limburg. Daar is in geen velden of wegen een agent te bekennen. Ieder onderzoek dat daar loopt, is grensoverschrijdend. En ook daar hebben we een gierend tekort aan agenten. Dus ik zou ook niet willen dat dat allemaal maar maatgevend wordt. We moeten wel naar het totaal kunnen blijven kijken.

Voorzitter. Ik heb eigenlijk in die interruptie al het een en ander gezegd. Ik denk dat heel erg belangrijk is wat ook in de memorie van toelichting staat, namelijk: "Hoewel casuïstiek kan wisselen, ligt in zijn algemeenheid in de rede dat een rechter een sluitingsbesluit intensief zal toetsen aan het evenredigheidsbeginsel en dat dit zijn schaduw vooruitwerpt naar de burgemeester of de gezaghebber die heeft te beoordelen of hij, alles afwegend, tot sluiting overgaat." Het is belangrijk dat er vervolgens geen marginale toetsing is door de rechter, maar een echte.

Voorzitter. Dan is er wel iets interessants. De Tweede Kamer heeft namelijk een amendement aangenomen, dat op stuk nr. 10, en aangegeven dat de bevoegdheid van de burgemeester zoals nu neergelegd in artikel 174a niet bij iedere verstoring van de openbare orde mag worden ingezet, maar slechts bij een ernstige verstoring van de openbare orde. Wij zagen dat en dachten: o, dat is een hogere lat. Daarnaar hebben wij de minister gevraagd in de schriftelijke ronde. De minister zegt: nee, hoor; dat is eigenlijk dezelfde lat. Dat is een beetje gek. Ik zou graag aan de minister willen vragen of zij dit nog eens even nader uit kan leggen. Ook de sprekers voor mij hebben net namelijk aangegeven dat hierdoor echt het beeld is ontstaan dat het moet gaan om een hele ernstige schending van de openbare orde, en niet zomaar om iets waarvan we allemaal denken: daarmee wordt het gemeenschapsleven even een beetje op z'n kop gezet; dat gebeurt af en toe en dat is heel vervelend, maar morgen kunnen we in onze samenleving weer over tot de orde van de dag. Dat is dus volgens ons wel een hogere lat, maar volgens de minister niet. Ik denk dat dat nadere bespreking behoeft.

Dan hebben we nog kennisgenomen van de discussie omtrent die begunstigingstermijn. Die is dus in stand gelaten. We moeten bij de evaluatie wel bezien of die aanleiding geeft tot problemen. We willen ook graag goed op de hoogte gehouden worden wanneer dat het geval is, want het is ook in de Tweede Kamer een ingewikkelde discussie geweest. Het lijkt wel een beetje gek: je moet ineens optreden, maar vervolgens ontstaan er begunstigingstermijnen. Dan lijkt het alsof je nog even rustig de tijd hebt om hierover na te denken, wat soms niet het geval zal zijn.

Voorzitter. Dan een laatste punt. Het voorstel voorziet ook in de bevoegdheid van verhuurders om buitengerechtelijk te ontbinden en er wordt geregeld dat onteigening kan plaatsvinden als een gebouw gesloten is ter handhaving van de openbare orde. Hier is iets heel interessants aan de hand. Afpakken is namelijk een belangrijke maatregel in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, maar dan zijn we er nog niet. Het is een breed gedragen politieke wens — dan kijk ik toch even met een glimlach naar de minister — dat omwonenden gaan ervaren dat het loont om je tegen de misdaad te keren. Dat hebben wij namelijk ongeveer in ieder debat benadrukt met elkaar. Ik weet dat de minister is aangestoken door het vuur van de burgemeester in Palermo. Je moet bij wijze van spreken een leerkracht hebben — in Italië gebeurt het — die in een Maserati rondrijdt omdat die is afgepakt van een misdadiger en is gegeven aan de samenleving, die daar lol van kan hebben. In Nederland blijven we altijd maar een beetje kijken naar het ene voorbeeld van die boot die is afgepakt van een paar misdadigers en die, meen ik, naar een school is overgegaan. Daar kunnen ze nu enthousiast mee varen in de Rotterdamse haven.

Dat is een topidee, maar wij zouden zo graag willen, en ik weet dat de minister dat ook altijd wilde, dat een pand als het wordt onteigend echt wordt teruggegeven aan de buurt. Maak er een buurthuis van. We moeten echt kijken of dat kan. Dat is uiteindelijk namelijk de manier om de georganiseerde misdaad daadwerkelijk serieus in de wielen te rijden: de mensen eromheen moeten gaan voelen dat de overheid meer hun vriend is dan degene die het anders allemaal zo lekker voor ze regelt. Dat is precies waar altijd de voedingsbodem is ontstaan in Colombia en Italië. Die moeten we met elkaar weten weg te halen. Dus, voorzitter, we zouden heel graag wat meer zicht willen krijgen op hoe dat wordt ingevuld. Hoe wordt nou datgene wat is afgepakt, teruggegeven aan de samenleving? Hoe mooi zou het zijn als panden die zijn misbruikt in de georganiseerde misdaad aan de buurt kunnen worden teruggegeven, die daar veel mooiere dingen mee kunnen doen? Ik denk aan huiswerkbegeleiding, ik denk aan van alles, maar niet meer aan al die rottigheid waar ze normaal voor worden gebruikt.

Ah, 40 seconden, voorzitter. I did it. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan is het woord aan de heer Meijer van de VVD.