Plenair Hartog bij behandeling Uitbreiding sluitingsbevoegdheid burgemeester en gezaghebber ter handhaving van de openbare orde



Verslag van de vergadering van 10 oktober 2023 (2023/2024 nr. 03)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.19 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Hartog i (Volt):

Voorzitter. Het uitbreiden van de sluitingsbevoegdheid van burgemeester en gezaghebber is een belangrijk en gevoelig onderwerp. Ieder gebruik van deze bevoegdheid treft personen en kan grote individuele consequenties hebben. Het geven van additionele sluitingsbevoegdheden moet daarom met grote terughoudendheid worden gegeven en met nog grotere terughoudendheid worden uitgeoefend.

Er zijn in schriftelijke rondes door collega's in de Tweede en Eerste Kamer belangrijke vragen gesteld en er is gesproken over de proportionaliteit en de subsidiariteit, evenals over de waarborgen die aan het gebruik moeten worden gesteld. Daarbij is het mij niet helemaal duidelijk, vandaar mijn vraag aan de minister, of dezelfde inschatting is gemaakt voor Europees Nederland en voor de BES-eilanden. Dat zijn namelijk heel verschillende situaties. Kan de minister daar iets meer over zeggen?

Dan het volgende punt. We bespreken het nut van de vergaande bestuursrechtelijke bevoegdheden naast het bestaande strafrecht. Daar is al een hele discussie over geweest. Ook Volt ziet de toegevoegde waarde van dit instrument om een aantal groeiende criminele activiteiten ook via openbare-ordemaatregelen de kop in te drukken. We nemen daarbij ook nadrukkelijk kennis van alle adviezen en de laatste brief van de burgemeesters van de vier grote steden. Die vragen daarom en wij moeten dan ook leveren, in onze ogen.

Voor Volt blijven er nog drie punten van aandacht bij deze wet. Het eerste en voor ons belangrijkste punt is de behandeling van kwetsbare bewoners, met name kinderen. Dit is geen verbeelding: criminele groepen gebruiken en verschuilen zich graag achter kwetsbare individuen. Het gaat voor vandaag te ver om daar te diep op in te gaan, maar ik vraag de minister wel of zij misschien via een voorbeeld kan aangeven welke flankerende activiteiten de burgemeester of gezaghebber in werking stelt, als zij of hij gebruik wil maken van deze bevoegdheid. Wat is de garantie dat de minderjarige niet op straat hoeft te slapen?

Dat brengt mij tot het tweede punt, het eventuele landelijk kader. Ik begrijp de keuze voor subsidiariteit, gecombineerd met ondersteuning door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Deze laatste ondersteuning is, neem ik aan, op aanvraag. Welke mogelijkheden ziet de minister om van haar kant ex ante dan wel ex post vorm te geven aan een zekere eensluidendheid van de gebruikmaking van de bevoegdheid? Zijn er andere zachte manieren voor de burgemeesters om van elkaar te leren, ik zou zelfs zeggen om elkaar te ondersteunen in het gebruik hiervan en bij eventuele uitwassen in te grijpen zonder op de rechter te hoeven wachten?

Dan als laatste punt een vraag over de rapportage. Ik heb aan het begin van mijn betoog gesproken over het gevoelige karakter van deze wet. Ik neem kennis van de rapportage binnen drie jaar en de invoeringstoets na een jaar. Maar ik vraag de minister in toevoeging daarop de Kamer onmiddellijk te informeren zodra zich een significante casus — ik weet dat je daar hele definities op kan loslaten — voordoet die kwetsbaren blootstelt aan gevaar als gevolg van het gebruik van de toegekende bevoegdheid.

Voorzitter. In onze uiteindelijke afweging neigt mijn fractie ernaar het wetsvoorstel te steunen. Het doel heiligt niet alle middelen. Echter, in dit geval lijken ons de randvoorwaarden en de beschikbare middelen om de negatieve consequenties voor de kwetsbaren te mitigeren voldoende om het uiteindelijke doel van criminaliteitsbestrijding te rechtvaardigen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.