Verslag van de vergadering van 11 juli 2023 (2022/2023 nr. 42)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.00 uur
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Dank, voorzitter. Op deze hele drukke dag zal ik die maidenspeech bescheiden houden. Mensen die mij kennen, weten dat er één zin is waarom ik doe wat ik doe, namelijk: wat je voor de minsten hebt gedaan, hebt gij voor Mij gedaan. Dat is wat mij altijd heeft gedreven, in het gevangeniswezen, in de Kamer, en dat zal ook hier zo zijn. Daarom is het juist ook zo mooi om dit wetsvoorstel vandaag te mogen bespreken. Het is uitgebreid besproken door de Tweede Kamer in het voortraject. Er zijn veel inbrengen geleverd van tevoren. Ik denk dus dat we wel heel duidelijk een beeld hebben van wat hiermee strafbaar wordt gesteld.
Er zijn toch wel een paar punten waar ik even wat aandacht aan zou willen besteden. Het is allereerst heel erg belangrijk dat de minister uitvoerig is ingegaan op een verzoek vanuit met name de rechtspraak om te komen met veel voorbeelden. Want daar heeft de rechtspraak absoluut behoefte aan. Het zal namelijk best ingewikkeld worden om mensen hiervoor daadwerkelijk te berechten, zoals de heer Dittrich al terecht aangaf. Dat zal heel ingewikkeld zijn, maar desalniettemin is het soms belangrijk om een norm te stellen en dan te kijken of we mensen daadwerkelijk kunnen aanspreken. Het geeft ook wel aan dat de Tweede Kamer hier zeer veel belang aan hecht, want zij heeft de straf verdubbeld en er een strafverzwaringsgrond bij opgenomen. Ook dat is natuurlijk wel interessant om te zien. Zo duidelijk wordt ernaar gekeken.
We hebben van de week weer gezien hoe actueel het is, toen er via een tweet een aantal telefoonnummers van politici openbaar werden gemaakt. De verontwaardiging was groot. Iedereen zei: hier moeten we iets tegen doen. Maar laten we wel zijn: dat kunnen we nog niet. Dat kan mogelijk wel nadat deze wet in werking is getreden. Tegelijkertijd hebben we dan een aantal beperkingen waar we op moeten letten. Die zou ik graag even willen noemen.
Zoals de heer Dittrich al aangaf, zal het in de eerste plaats vaak niet zo eenvoudig zijn om te achterhalen wie nou bepaalde gegevens openbaar heeft gemaakt. Het is dan heel erg ingewikkeld om diegene te vinden. Maar wat doen we bijvoorbeeld wanneer één iemand louter gegevens openbaar maakt en de ander er bedreigend naar verwijst? Die heeft de gegevens niet verschaft. Wat doen we dan? Dat is een ingewikkelde. Ik denk dat we daar nog even aandacht aan moeten besteden. Wie is dan strafbaar?
De heer Dittrich gaf al aan dat het waarschijnlijk heel ingewikkeld is om aan te geven wanneer iemand vrees is aangejaagd, maar het aspect dat daar in de delictsbepaling nog bij komt, is het oogmerk. Wanneer heeft iemand nou echt het oogmerk? Lopen we niet de kans dat mensen gaan zeggen: het was helemaal niet zo bedoeld? Je zag het al een beetje bij iemand die waarschijnlijk de tweet heeft geplaatst; we weten het niet. Diegene zei al: het is toch prima om mensen eventjes te bellen? Zou iemand straks niet kunnen zeggen: ik bedoelde het heus niet zo; ik heb alleen maar een paar gegevens openbaar gemaakt om mensen ergens op te wijzen. Hoe groot is dat risico? We zouden graag een toezegging van de minister willen hebben dat zij de komende twee jaar bij de uitvoeringstoets juist dat oogmerkaspect en de mogelijke verweren daartegen inzichtelijk krijgt voor onze Kamer, om te bezien of we wellicht de drempel iets lager zouden moeten maken en om te bezien of voorwaardelijk oogmerk niet voldoende zou moeten zijn. Wat zou mij anders bewegen om persoonlijke gegevens op internet te zetten dan dat ik uiteindelijk iemand in een bepaalde positie wil brengen? Het zal al vrij snel, denk ik, niet om de juiste redenen zijn.
Dan een ander aspect dat nog een beetje in het midden is gebleven en dat helemaal aan het eind van de behandeling in de Tweede Kamer aan de orde kwam: wanneer is er nou eigenlijk een strafbare dreiging met doxing? Op dat moment zijn er nog geen gegevens openbaar gemaakt. Je ziet het veel in programma's waarin je mee kan kijken met onze politieagenten. Ik vind dat heerlijke programma's en ik ben ook blij dat die er vaak zijn. Ik zeg u eerlijk dat mijn bloed af en toe kookt, maar dan zie ik daar een politieagent zo rústig reageren terwijl iemand heel intimiderend een filmpje maakt en zegt: ik zal het plaatsen en je gegevens erbij doen! Hij doet het misschien niet, maar hij dreigt er wel mee. Is die dreiging dan voldoende? Daarmee kom ik ook een beetje op het terrein van de verschillende strafbepalingen die je soms tegenover elkaar moet zetten. Dan lijkt het noodzakelijk om doxing daarnaast te leggen.
Een ander aspect dat niet zo erg aan de orde is geweest, is dat een melding of een klacht niet vereist is. Maar wat nu als iemand echt niet wil dat hiertegen wordt opgetreden, misschien wel omdat het heel moeilijk is om het van internet af te krijgen en de persoon juist die extra aandacht niet wenst? Wat doen we dan? Zijn we een slachtoffer aan het beschermen wanneer we dan toch optreden tegen doxing?
Dan wil ik nog graag één aspect besproken hebben. De minister zegt in de schriftelijke beantwoording dat hostingproviders en onlineplatformen die de gelegenheid hiertoe bieden, niet strafbaar zijn. Maar elders zegt zij eigenlijk dat dit wel zo is, bijvoorbeeld wanneer iemand zich niet houdt aan de reglementen van een notice and take down. Dan blijf je namelijk gelegenheid bieden en ben je de facto wellicht aansprakelijk langs de weg van medeplichtigheid.
Dan een laatste punt, voorzitter. Onlinecriminaliteit wordt steeds complexer. Daarop wijzen ook de Raad van State en het College van pg's. Die spreken zelfs over de noodzaak tot een bredere benadering van online immoreel gedrag. In opdracht van het WODC heeft het Rathenau Instituut — de heer Oplaat wees er al even op, en de heer Dittrich volgens mij ook — een groot onderzoek gedaan naar schadelijk en immoreel gedrag online. Dat is een hele mooie basis om verder op te gaan. Dan vraag ik de minister vandaag: wat is er indertijd eigenlijk gebeurd met de met algemene stemmen aangenomen motie om te komen tot een rapporteur internetcriminaliteit? Ik mag u best wel zeggen, voorzitter, dat degene die 'm heeft ingediend en degene die 'm heeft gesteund, hier in de zaal zijn. Dus ik ben extra benieuwd naar wat de minister hiervan vindt. Ergens in een brief van de minister staat dat er wel naar zal worden gekeken. Om tegemoet te komen aan die motie zal onderzoek worden uitgevoerd naar lacunes in het overheidsbeleid inzake onlinecontent vanuit een burgerperspectief. Maar dat is een beetje een beperkte uitleg. Wij zouden eigenlijk heel graag willen kijken of het niet juist noodzakelijk is om een rapporteur te hebben voor internetcriminaliteit, juist nu er zo veel bewegingen zijn op dat vlak. Die bewegingen wil je zien, net als bij de Rapporteur Mensenhandel gebeurt.
Voorzitter, ik rond af. In het verleden — ik zei het al even — ben ik altijd bezig geweest met de vraag: wie heeft mij nou eigenlijk het hardste nodig? Daar ging toen mijn maidenspeech over. Later ben ik daar ook heel erg veel mee bezig geweest, bijvoorbeeld wanneer het ging om slachtoffers. Ik was contactpersoon voor ouders bij de vereniging van ouders van vermoorde kinderen. Daar heb ik altijd veel voor mogen doen. Dat heb ik heel erg dankbaar gedaan. Ook de komende tijd zal dat in dit huis mijn focus zijn. Ik ben er trots op dat ik hier vandaag mijn maidenspeech kan houden. Ik kan u zeggen dat ik een hele mooie ring om heb. In die ring staat een datum. Sommige mensen hebben alleen maar een datum in hun trouwring. Mijn echtgenoot heeft een mooie ring aan mij gegeven met de datum van mijn maidenspeech destijds in de Tweede Kamer. Ik ga de datum van vandaag daar gewoon bij graveren.
Dank u wel, voorzitter. Laten we met elkaar strijden voor iedereen die ons nodig heeft.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Wilt u nog even blijven staan? Ik wil u namelijk feliciteren met uw maidenspeech in dit huis. Staat u mij toe ook iets van uw achtergrond te vertellen aan de collega's hier in de zaal.
U studeerde Nederlands recht in Utrecht en Europees recht aan het Queen Mary and Westfield College in Londen. Bij het Rode Kruis volgde u de opleiding internationaal humanitair recht. In 1998 promoveerde u in de rechtsgeleerdheid aan de Katholieke Universiteit Brabant. Wat een mooie plek.
Na een jaar als advocaat-stagiaire ging u van de advocatuur naar het gevangeniswezen en werd u lid van de directie van Ter Peel, een penitentiaire inrichting voor vrouwen in Limburg. Verder werkte u onder meer onder de vlag van UNMIK, de missie van de Verenigde Naties in Kosovo, in de gevangenis van Dubrava. Van 2001 tot 2007 was u locatiedirecteur van De Leij, een jeugdinrichting in Vught. De afgelopen twee jaar was u lid van de Gedeputeerde Staten in Limburg.
Tijdens uw studie werkte u als juridisch adviseur bij de Kinderrechtswinkel in Utrecht, en aan de universiteit van Tilburg zette u zich als lid van de universiteitsraad en later als aio-vertegenwoordiger in als behartiger van de belangen van studenten en assistenten in opleiding.
Dat u in 2007 volksvertegenwoordiger werd, lag ook wel in die lijn. Veertien jaar lang was u lid van de Tweede Kamer voor het Christen Democratisch Appèl. In die tijd was u onder andere woordvoerder Justitie en Veiligheid, Asielbeleid en Terrorismebestrijding. Bovendien was u van 2013 tot 2016 voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Fyra.
De Eerste Kamer is geen onbekend terrein voor u. U verdedigde hier in 2017 een initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer over de doorverkoop van toegangskaarten. Dat haalde het niet. Dat maakte u echter weer goed, misschien ook vanuit uw eigen optiek, in 2018, toen het initiatiefvoorstel voor een wijziging van de Wet op de parlementaire enquête 2008 met algemene stemmen door dit huis werd aanvaard. En in 2021 verdedigde u, ook weer in dit huis, met succes een initiatiefwet over de handhaving van het kraakverbod. U hebt een geschiedenis hier, terwijl u nog maar net begint.
In een interview in Trouw in 2019 noemde u het indienen van een motie een "zwaktebod". Behalve door minder moties in te dienen zou de Tweede Kamer volgens u effectiever kunnen zijn door één keer per kwartaal een onderwerp grondig te bespreken — ik citeer: "zoals de Eerste Kamer dat doet". Fijn dat u al goed sprak over deze Kamer, terwijl u nog bij de concurrentie aan de overkant zat.
Ik denk zomaar, mevrouw Van Toorenburg, dat we u nog wel vaker op dit spreekgestoelte zien, met name als het gaat over de onderwerpen waar u zelf al naar verwees. Ik wijs u erop dat we een tweejaarlijks debat over de staat van de rechtsstaat hebben in dit huis, waarbij we dieper kunnen ingaan op belangrijke onderdelen.
Nogmaals gefeliciteerd met uw maidenspeech. Zoals gezegd zal ik de leden aan het einde van de eerste termijn de gelegenheid geven om u te feliciteren. Het einde van de eerste termijn zal zijn wanneer meneer Van den Berg gesproken heeft, maar voor hij aan het woord komt, gaan we eerst nog luisteren naar mevrouw Bezaan en meneer Janssen. Mevrouw Bezaan, u hebt het woord namens de PVV.