Plenair Bovens bij behandeling Wijziging begrotingen Financiën en Nationale Schuld 2023 en Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 samenhangende met de Voorjaarsnota



Verslag van de vergadering van 11 juli 2023 (2022/2023 nr. 42)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bovens i (CDA):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik hoef niet op een knopje te drukken; dat is helder.

Niet alleen complimenten aan de mensen die hun maidenspeech hebben gehouden, maar aan iedereen, omdat u er echt nog allemaal zit. Dat moet ik u eerlijk zeggen. Het zitvlees is goed in deze Eerste Kamer.

Meneer de voorzitter. Graag wilde ik u aan het begin van mijn bijdrage deelgenoot maken van mijn gevoelens van teleurstelling. En ja, die hebben ook te maken met de actuele bestuurlijke situatie in ons land. Ik heb een groot deel van mijn leven gewijd aan het bevorderen van goed, integer en ordentelijk bestuur. Dan kun je niet blij zijn met een crisis waardoor bestuurders moeten aftreden en waardoor ze, door de demissionaire status, in grote onzekerheid over de koers en draagvlak hun werk moeten doen. Dat is niet goed voor de kwaliteit, het algemeen belang, het land noch voor het vertrouwen in de politiek. Dat is zeker zo als zo'n bestuurscrisis in de ogen van velen met mij onnodig was.

Maar de teleurstelling zit 'm ook in het feit dat dit natuurlijk mijn maidenspeech is, een uit het Verenigd Koninkrijk overgewaaide traditie waarin een nieuwe parlementariër de kans krijgt om zijn motivatie, inspiratie, beweegredenen en opvattingen toe te lichten, meestal aan de hand van een passend, inhoudelijk, meeslepend en een tot de verbeelding sprekend onderwerp. Zo'n maidenspeech gaat met een extra vermelding op de website de parlementaire geschiedenisboeken in. U begrijpt dan ook dat het feit dat mijn maidenspeech voor altijd in de historie wordt gekoppeld aan de suppletoire begroting van Financiën en Sociale Zaken 2023, niet direct iets is waarop ik de komende jaren nog vaak met mijn echtgenote, familie en vrienden met een goed glas wijn zal reflecteren. Ik snap dat ik u niet kan vragen om mijn maidenspeech te verplaatsen naar een later moment. Daar verzet zich alleen al het woord "maiden" tegen, dat immers "maagd" betekent, hetgeen als vanzelf een eindigheid suggereert en een eindigheid kreeg toen ik hier zojuist het woord nam.

Ik kondig vast aan dat ik de toelichting op mijn achtergrond in een toekomstige bijdrage zal verwerken, omdat daarvoor nu gewoonweg de gelegenheid en de tijd niet is. Voor u lijkt het wellicht ook niet relevant voor de behandeling van de twee begrotingen die horen bij de Voorjaarsnota. Ik zal dus niet uitweiden over waar ik vandaan kom, dat ik in Maastricht geboren en getogen ben, dat ik daar nog steeds woon, aldaar zeventien jaar gemeentebestuurder en tien jaar provinciebestuurder ben geweest en de bijbehorende koepels, de VNG en het IPO, mede heb vertegenwoordigd of geleid. Ik zou dat eventueel hebben kunnen uitwerken in de richting van mijn opvatting dat in Nederland te weinig rekening wordt gehouden met de wat verder van Den Haag gelegen regio's, en dat door soms doorgeschoten Randstedelijk denken en een neoliberale, te bedrijfsmatige benadering van overheidshandelen voorzieningen niet gelijkelijk voor elke burger in elke regio toegankelijk zijn. Een goed voorbeeld is de situatie bij het regionale openbaar vervoer. Maar ik zal dat nu dus niet doen.

Ik zal wel aankondigen dat ik, gesteund door mijn hele fractie, zeer uitkijk naar het antwoord van de regering op het rapport Elke regio telt. Ik vraag de minister of zij kan aanduiden of dat antwoord inderdaad nog komt. Tevens vraag ik of bij de plannen voor rekeningrijden rekening wordt gehouden met het feit dat mensen in de regio en het landelijk gebied vaak langere afstanden moeten overbruggen om bij voorzieningen als dokters, banken, scholen en winkels te komen dan bijvoorbeeld Amsterdammers. Een simpel systeem als overal betalen per kilometer, van Noordoost-Groningen, tot Zeeuws-Vlaanderen tot Utrecht, zal weinig enthousiasme bij het CDA oproepen.

Ik zal evenmin uitweiden over mijn inspiratie, die ik haal uit mijn katholieke geloof, noch over mijn activiteiten in kerken en het kerkelijk verenigingswerk. Het is vandaag 11 juli, ook de feestdag van de heilige Benedictus van Nursia, bekend van de regel van Benedictus. Sommigen kennen die vanuit de term "ora et labora", die in vele monniken- en kloostertradities wordt nageleefd. Benedictus is tevens de patroonheilige van Europa. In mijn politiek handelen refereer ik vaak aan de katholieke sociale leer en het daarvan afgeleide katholiek sociaal denken. Bij zaken als solidariteit, subsidiariteit, sociaal ondernemerschap, het Rijnlands model, "elke mens telt", armoedebestrijding, ontwikkelingssamenwerking: steeds zijn de waarden van het KSD een welkom startpunt, en hopelijk ook een kompas. Maar ik ga het hier niet nader toelichten. Ik verwijs dankbaar naar de uitleg die collega Holterhues gisteren nog in zijn maidenspeech heeft gegeven. Dat scheelt minstens tien minuten. Hij zou zomaar lid van het CDA kunnen zijn, en dat zou paus Franciscus zeker niet erg vinden.

KSD-waarden, dus. Ook in mijn vrijwilligerswerk bij diverse charitatieve fondsen is de spanning tussen verantwoordelijkheden van ons als mensen, als burgers, als samenleving, in relatie tot die van de overheid een kwestie waarin dat waardenpatroon een rol speelt. Ik tref dat patroon in de politieke arena gelukkig meestal aan bij de christendemocratie. Maar daarover vandaag dus niets, al zou ik de minister natuurlijk wel kunnen meegeven dat mijn fractie benieuwd is naar de plannen voor Prinsjesdag wat betreft de koopkracht en de armoedebestrijding. Komt deze regering nog met een reactie op het tussentijdse rapport over het sociaal minimum? Of wacht de regering de eindrapportage af? Ik spreek nu al uit dat ik het eventueel controversieel verklaren van discussies over inkomen niet zal steunen. Ook beveel ik het kabinet het lezen van de door de Tweede Kamerfractie van het CDA uitgebrachte Gezinsvisie in dezen van harte aan.

Ik ga ook niks zeggen over mijn vrijetijdsbestedingen en hobby's, zowel die van vroeger als nu. U hoort dus niks over muziek, muziek maken en studeren, noch over mijn vele jaren lidmaatschap bij de scouting, van welp tot staf en bestuurslid. Want als je tegenwoordig in Den Haag in een debat laat vallen dat je bij de verkenners hebt gezeten, is dat reden tot gefronste wenkbrauwen of functies elders. Dus niks over scouting, al heeft mij die ervaring wel geleerd dat soms hout-touwverbindingen aan stevigheid niet onderdoen voor gestaalde kaders of gelijmde verbindingen.

Ik ga nu zeker niet beweren dat er bij de twee begrotingswetten sprake is van houtjes-touwtjeswerk. Toch werd dat de regering als kritiek voor de voeten geworpen. Tegenvallers worden gedekt door incidentele meevallers of door onderuitputting. De Raad van State — het is al eerder genoemd — schreef in de ogen van mijn fractie daar inderdaad behartigenswaardige zaken over, ook over de noodzaak om structureler te dekken en te bezuinigen. Ik deel die richting, maar ik ben verder mild in de beoordeling daarvan, mede omdat de regering feitelijk al alle kritiekpunten heeft erkend.

Dat geldt ook voor de tijd die wij als Eerste Kamer hebben om de begrotingswetten te behandelen. De Voorjaarsnota zou eerder moeten verschijnen, wil ze de haar toegedachte functie kunnen hebben: een vast moment in de vroege lente. Hoe ziet de regering dat in relatie tot de datum van het Verantwoordingsdebat? Zou dat niet naar begin maart moeten? En heeft het demissionair zijn van de regering nog consequenties voor weliswaar geplande, maar nog niet besloten uitgaven? Kan de regering informatie hieromtrent die naar de Tweede Kamer gaat ook tegelijkertijd met de Eerste Kamer delen?

Meneer de voorzitter. U zult ook vandaag niets vernemen over mijn opleiding, geschiedenis. En dus zult u een duiding moeten missen van de Vlaamse feestdag 11 juli, ook toevallig vandaag: de dag waarop in 1302 de Guldensporenslag bij Kortrijk plaatsvond. De Vlamingen hebben een vrije dag vandaag en in Maastricht betekent dat Belgendag. Mijn afstudeerscriptie ging over de Nederlandse reactie op de Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw. Ik heb daardoor veel belangstelling voor onze Vlaamse buren, overigens net zoals voor de Walen, de deutschsprachige Belgen of de Duitsers in NRW. Dat is wellicht logisch, want 40% van de Nederlandse grens ligt immers in Limburg en ik heb in drie euregiobesturen gezeten. Vandaag dus niets over het leven aan de grens of over de grens, want grensoverschrijdend handelen heeft in de Haagse politiek een andere connotatie gekregen.

Wel vraag ik de regering om in de belastingplannen de grenseffecten vooraf goed te berekenen. Welk weglekeffect heeft de accijnsverhoging op benzine van 1 juli jongstleden bijvoorbeeld? Ik tankte gisteren op weg hiernaartoe — ik mag dat wel toegeven — nog voor €1,65 in Lanaken, en ik ben zeker niet de enige. En hoe zit het met de oplossing voor het vraagstuk van de grenswerkers die meer dan 189 dagen thuis werken? Er zijn al belangrijke stappen gezet door de staatssecretaris, maar kan hij zeggen wat er nog geregeld moet worden?

Mijn fractie zal ook in de komende jaren veel aandacht voor het buurlandenbeleid hebben, voor de Benelux, de Taalunie en de euregio's, op alle terreinen. Want als een grensprovincie als Limburg Nederland al groter maakt, wat betekent dat niet als je dat maal zeven kunt doen?

Tevens vraag ik de regering om sneller duidelijkheid op het dossier van de financiële verhoudingen met de medeoverheden. Uitbreiding van het belastinggebied voor provincies, de afschaffing van de opschalingskorting; zijn dat nou zaken waar het kabinet aan doorwerkt? Voor ons moet die discussie verdergaan. Die mag niet stoppen, zoals ook gisteren uit een brief van het IPO, de waterschappen en de VNG bleek.

Nee, meneer de voorzitter. Dit is geen traditionele maidenspeech, want dan zou ik ook verteld hebben over het fenomeen waar mijn afkomst, mijn opvoeding, mijn geloof, mijn studie, mijn werkervaring en het getal 11 met elkaar samenhangen. Juist, carnaval. Want ook dat past bij mij. Gemeenschapszin, traditie, caritas, relativering, inclusie; het komt daar allemaal samen. Groot was dan ook mijn teleurstelling, te lezen dat deze senaat geen rekening houdt met de datum van carnaval in de vorm van een verplicht reces. Het ministerie van Onderwijs suggereerde onlangs zelfs dit "evenement" — zo noemden ze het — maar te verplaatsen om een voortgangstoets in het basisonderwijs beter te kunnen plannen. Huiver, huiver. Maar over carnaval kan ik wellicht op een ander moment wat meer vertellen, niet nu.

Ik meld u overigens bij dezen dat ik op 3 februari 2024, 4 maart 2025, 17 februari 2026 en 9 februari 2027 afwezig zal zijn wegens deelname met de mede door mij 44 jaar geleden opgerichte Zate Hermenie Tête de Veau aan het Hermeniekesconcours op het Vrijthof van Maastricht. Ik heb geregeld dat ik dan bij stemmingen zal pairen met collega Auke van der Goot, die als Fries graag dit feest ook een keer wil meemaken. Ik deel met hem ook de liefde voor de streektaal en zal zeker bij tijd en wijle een Maastrichts woord of gezegde in mijn bijdrage verwerken. As native speaker van het Maastrichts en beschermheer van de Limburgse Dialectvereniging Veldeke, zou ik ook niet anders willen.

Meneer de voorzitter, ik rond af. Ik heb u deelgenoot gemaakt van mijn teleurstelling dat ik er geen echte maidenspeech van kon maken. Mijn fractie zal dus voor de twee wetsvoorstellen stemmen, de twee suppletoire begrotingen, en niet omdat nou elke euro daaruit onze goedkeuring heeft, maar omdat we in deze barre politieke tijden geen enkele onnodige extra drempel wensen op te werpen. Nederland moet bestuurd worden, op kwalitatief goede wijze. Ik zal in mijn beoordeling van die kwaliteit in de toekomst uitgaan van mijn politieke gedachtegoed, de uitgangspunten van de christendemocratie. Speciale aandacht zal ik hebben voor de grensprovincies, voor een solide financieel beleid en voor een deugdelijk bestuur. Ik wil er zijn voor heel Nederland, want meetellen is belangrijker dan meedoen en elke mens doet ertoe.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bovens. Van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen. Voor zover u dat zelf niet al gedaan heeft, natuurlijk.

De heer Bovens (CDA):

Ik ben benieuwd.

De voorzitter:

Zet u wel even uw microfoon uit.

U heeft geschiedenis gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daar begon het. Tijdens uw studie werd u als actief voor de politieke jongerenorganisatie van het CDA, het CDJA, als stafmedewerker en later als adjunct-secretaris. Na uw afstuderen werkte u als hoofd van de afdeling Onderzoek aan de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Limburg in Maastricht. Van 2003 tot 2011 was u vervolgens verbonden aan de Open Universiteit Nederland in Heerlen, eerst als lid en later als voorzitter van het college van bestuur.

Uw eerste stappen als volksvertegenwoordiger zette u in 1986, toen u werd gekozen als lid van de gemeenteraad van Maastricht. Acht jaar later werd u wethouder van Sociale en Economische Zaken en tevens locoburgemeester. Dat bleef u tot 2003. Acht jaar later keerde u terug in het openbaar bestuur in de Limburgse hoofdstad, dit keer als gouverneur, zoals de commissaris van de Koning in Limburg wordt genoemd. We respecteren dat natuurlijk. Van stadhuis naar provinciehuis. Of op zijn Limburgs — ik ga nu iets heel risicovols doen — "vaan ut stadhoes naor ut gouvernemint". Uw microfoon staat uit, meneer Bovens, maar ik zie dat ik een 7 krijg voor de presentatie. In april 2021 maakte u uw aftreden als commissaris van de Koning bekend nadat het college van Gedeputeerde Staten was opgestapt vanwege de subsidie- en integriteitsaffaire rondom een oud-gedeputeerde. In 2021 en 2022 was u enige tijd waarnemend burgemeester van Enschede.

In een interview in dagblad Trouw dat plaatsvond in de aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen in maart van dit jaar zei u dat in de Eerste Kamer de uitvoerbaarheid van wetten de doorslag moet geven. U gaf daarbij een voorbeeld van uw ervaringen in Limburg. Ik citeer: "Toen ik provinciebestuurder was, zeiden we weleens (…) 'Hoe kunnen ze dit nou in Den Haag bedenken?' Bijvoorbeeld de accijnsverhogingen in 2012. Die leverden minder geld op, omdat iedereen over de grens ging tanken." In hetzelfde interview zegt u dat het vertrouwen in de politiek en de overheid laag is. In het herstellen van dat vertrouwen ziet u een taak voor de Eerste Kamer weggelegd. Volgens u moeten we hier zorgen dat het beter gaat, door minder te polariseren en meer met fatsoen en respect. Daarmee bent u vandaag in dit plenaire debat begonnen.

Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Schalk namens de SGP.