Verslag van de vergadering van 31 oktober 2023 (2023/2024 nr. 05)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.07 uur
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Ik wil allereerst het kabinet dankzeggen voor de uitgebreide antwoorden op de vele vragen die zijn gesteld in de schriftelijke ronde. Ik denk dat we dat vragen stellen niet vaak genoeg kunnen doen, want het heeft mij in ieder geval heel veel geholpen om verduidelijking te verschaffen op een aantal punten. Dus daarvoor mijn dank.
In de eerste termijn wil ik mij richten op drie punten. Het eerste punt gaat over de EU-inkomsten van Nederland als geheel uit de EU-begroting. Het tweede punt gaat over de fiscale regelingen en het derde punt over het boeken van inkomsten als negatieve uitgaven, met een link naar de Koninkrijksleningen.
Over het eerste punt, de inkomsten van Nederland uit de EU-begroting kan ik kort zijn. Uit het antwoord van het kabinet maak ik op dat het geen zicht heeft op wat er via de provincies en gemeenten binnenkomt - je kan daar ook de universiteiten bij noemen — aan inkomsten vanuit de EU en ook niet waar we nationaal geld besparen vanwege uitgaven die op EU-niveau worden gedaan. Ik begrijp uit het rapport Elke regio telt! dat er desalniettemin wel gegevens beschikbaar zijn over de inkomsten per regio en gemeente. Voor de vier voorbeeldregio's van dat rapport alleen al gaat het over ruim 100 miljoen per jaar. Ik zou het kabinet willen vragen om over beide onderwerpen nader onderzoek te doen en ons hierover een brief toe te zeggen die dit verduidelijkt.
Wat betreft de fiscale regelingen wil ik kort refereren aan het ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen. We zullen de details daarvan nog verder bespreken. Ik vind het echter bij deze Algemene Financiële Beschouwingen wel belangrijk om een aantal dingen te benoemen. Het rapport geeft een goed inzicht in de doelmatigheid en onderbouwing van de verschillende fiscale regelingen. We praten hier over een totaal van 150 miljard euro aan gederfde inkomsten. De cijfers uit het rapport zijn wat Volt betreft zorgwekkend. Van de 116 regelingen scoren er 39 onzeker op het vlak van doelmatigheid. Bij 34 regelingen zijn vragen te stellen bij de onderbouwing voor overheidsingrijpen. Zo zijn er nog meer cijfers die volgens mijn fractie aanleiding zouden moeten geven voor actie. Ik begrijp dat dit kabinet met zijn demissionaire status geen politiek omstreden voorstellen kan doen. Ik merk echter op dat zelfs in missionaire status de ambitie om deze regelingen aan te pakken zeer beperkt was, met een afbouwtaakstelling van 550 miljoen per jaar. De uitgaven die we ondoelmatig doen, beperken onze mogelijkheden om uitgaven te doen die echt nodig zijn, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat of woningbouw. De staatssecretaris heeft hier vorig jaar de toezegging aan de Kamer gedaan om in de eerste helft van 2023 met een voorstel voor vereenvoudiging te komen. Vandaar toch een aantal vragen aan de bewindslieden.
In het antwoord op de schriftelijke vragen wordt verwezen naar een brief aan de Tweede Kamer van 19 september. Mag de Eerste Kamer deze brief ook ontvangen, alstublieft? Het totale onderwerp van versimpeling van het belastingstelsel sleept zich voort. Ik begrijp de voorzichtigheid waarmee het kabinet wenst te opereren. Daarmee doen we echter geen recht aan de urgentie om het probleem aan te pakken. Volt wil graag werken vanuit een visie voor de toekomst en nú de maatregelen nemen die daarvoor nodig zijn; ik geloof dat de heer Griffioen daar ook al naar verwezen heeft vandaag.
Dan kom ik op de vragen. Deelt het kabinet deze urgentie? Zijn er versnellingen mogelijk die ons in staat stellen om geld waarvan we in het rapport aanwijzingen vinden dat het ondoelmatig wordt besteed, vrij te maken voor zaken die echt nodig zijn? Het ambtelijk rapport heeft kunnen profiteren van de bijdragen van verschillende organisaties. Het rapport geeft echter ook aan dat een fiscale regeling vaak van groot belang is voor een selecte groep, maar drukt op de gehele bevolking. Kijkende naar de lijst van bijdragen krijg ik een beetje het gevoel van een uitnodiging aan kalkoenen voor de kerstmaaltijd. Hoe weegt het kabinet deze bijdragen? Hoe maakt het kabinet onderscheid tussen een feitelijke input en een belangenvertegenwoordiging? Hoe wegen de belangen mee van Nederlanders die níét van de regeling profiteren?
Als derde onderwerp kom ik op de negatieve uitgaven. In het antwoord op de schriftelijke vragen geeft het kabinet aan dat in de begrotingsregels is beschreven dat bepaalde niet-belastingontvangsten, zoals boetes, binnen het uitgavenkader vallen. Ik neem nota van dit antwoord, maar constateer tegelijkertijd dat het kabinet een dergelijke regel voor de EU-begroting ongewenst acht. Vanwaar komt het verschil in de opvatting over wat goed financieel beheer is?
Het kabinet heeft geen antwoord gegeven op mijn specifieke vraag over de herfinanciering van de covid- en ENNIA-leningen aan Curaçao en Aruba. Ik neem aan dat dat een omissie is, maar we kunnen daar gerust nog op terugkomen. De heer Crone heeft daar ook al over gesproken. Ik vind het van belang om hier toch nog even bij stil te staan, omdat deze nieuwe leningen een steen in de schoen zijn van de relaties tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk. Ik merk daarbij op dat in de belangenafweging die wij namens Nederland maken, wij ook rekening dienen te houden met de wensen en gevoelens van Caribisch Nederland, de directe buren.
Voorzitter. Vanwege de tijd wil ik direct overgaan tot een aantal vragen. Het kapitaal van de lening wordt weergegeven in de begroting voor Koninkrijksrelaties, vandaar de recente incidentele suppletoire begroting. Hoe zit dat met de financiering van de leningen? Waar zijn die zichtbaar op de begroting? Wat gebeurt er met de opslag op de herfinancieringsrente die dit kabinet heeft opgelegd? Is dit niet effectief een boeterente, die dus eigenlijk ten goede moet komen aan de begroting Koninkrijksrelaties zelf? Hoeveel winst zal de schatkist maken op de leningen als Curaçao en Aruba deze aangaan tegen de hogere rente en ze keurig terugbetalen? Kunnen we dit als negatieve uitgaven op de begroting Koninkrijksrelaties zetten?
Voorzitter. Tot zover mijn vragen. U zult wellicht hebben gemerkt dat met name de vragen aangaande de Koninkrijksleningen mij aan het hart gaan. We spreken hier over landen die geografisch ver weg zijn, maar emotioneel dichtbij. Het zijn onze rijksgenoten. Volt wil ook met hen werken vanuit vertrouwen en vanuit een gezonde relatie. Ik voel dat wij met de voorwaarden die aan de leningen zijn verbonden, een stap in de verkeerde richting hebben gezet. Vandaag corrigeren wij die wellicht gedeeltelijk. Ik overweeg daarover een motie in te dienen.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan meneer Van Rooijen namens 50PLUS.