Verslag van de vergadering van 31 oktober 2023 (2023/2024 nr. 05)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.25 uur
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst in zijn algemeenheid veel dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording van de schriftelijke vragen die de fractie heeft gesteld. Net als Volt waren we er buitengewoon mee ingenomen, ook met de kwaliteit en hoe we verder kunnen gaan in dit debat. Vandaag wil ik me in mijn mondelinge bijdrage met name richten op het vertrouwen in de rijksoverheid, niet alleen van de burgers, maar ook van de decentrale overheden. Daarnaast wil ik me richten op het belang van het advies Elke regio telt! en de kabinetsreactie daarop, juist ook in financiële zin.
Voor het gezag van de overheid is het belangrijk dat de rijksoverheid zelf een betrouwbare partner is. Dat geldt allereerst jegens haar burgers, maar ook richting de decentrale overheden. Laat me beginnen met de burgers. Denk bijvoorbeeld aan de mensen in Groningen, ouders en kinderen, die financiële en vaak mentale schade hebben ondervonden van de jarenlange gaswinning. Denk aan de slachtoffers van de toeslagenaffaire, die ook nog steeds niet tot een goed einde gebracht is. Of denk aan de mijnbouwschade in Limburg. Dat voorbeeld is vandaag nog niet genoemd, geloof ik. Vorige week vrijdag, op 27 oktober, zette staatssecretaris Vijlbrief in Heerlen samen met bestuurders uit de regio een handtekening onder een regeling voor de afhandeling van alle mijnbouwschade in Limburg. De bedoeling is dat alle huiseigenaren in de mijnstreek die zich melden bij een speciaal loket, worden ontzorgd. Dat is verheugend nieuws, want de bestaande regeling voor mijnschade was alleen voor de zeer zware gevallen relevant. Dat waren al met al slechts — schrik niet — 25 huishoudens.
Iedereen in Groningen die het gasdossier heeft gevolgd, is zich er wel degelijk van bewust dat Vijlbrief destijds als hoge ambtenaar bij EZK, zeker met de kennis van nu, een verkeerde afslag heeft genomen in het gasdossier als het gaat om de gevolgen voor de inwoners. Des te groter is de waardering in Groningen en Limburg voor het feit dat het kabinet onder regie van diezelfde Hans Vijlbrief, maar nu in de hoedanigheid van staatssecretaris, stappen heeft gezet om als rijksoverheid de burgers in Limburg en Groningen te helpen en te ontzorgen. Dat zou vaker mogen, dat zou vaker moeten gebeuren.
Kortom, voor het gezag van de overheid en voor het vertrouwen in de overheid is het belangrijk dat de rijksoverheid zelf een betrouwbare partner is en, waar van toepassing, ook haar fouten repareert. Dat geldt niet alleen voor haar burgers, maar ook voor gemeenten en provincies. Bewust noem ik ze allebei: gemeenten en provincies. Zeker buiten de Randstad zijn zowel gemeenten als provincies overheden die dicht bij de burgers staan. Dat geldt voor Fryslân, dat geldt voor Groningen en Drenthe, en zeker ook voor Limburg, Brabant en Zeeland. Niet zonder reden benadrukt de Raad voor het Openbaar Bestuur dat het voor het gezag van de overheid belangrijk is dat de rijksoverheid een betrouwbare partner is voor gemeenten en provincies en hen voldoende ruimte, ook financieel voldoende ruimte, biedt. Juist daarover bestaan zorgen bij gemeenten en provincies, bij IPO en VNG, en die zorgen sijpelen door naar de samenleving. Die zien kibbelende overheden.
In de regio maken burgers zich grote zorgen om wat de hervorming van de financiering van decentrale overheden betekent voor het voorzieningenniveau buiten de Randstad. Immers, dat staat daar al onder druk, maar het kan altijd nog erger, zo is de gedachte. Daarom wordt buiten de Randstad veel verwacht van het advies Elke regio telt!. Hopelijk wordt dat advies de start van een nieuwe aanpak, zo zeggen de mensen in de regio. Maar de zorgen zijn niet weg.
Wat betekent het voor de beoogde hervorming en herijking van het Gemeentefonds en het Provinciefonds? Dat is geen nieuw onderwerp. Dat gaat over het ravijnjaar, het gaat over de nieuwe normeringssystematiek van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, de accressystematiek trap-op-trap-af, of andere zaken. Het nieuwe systeem gaat van een ander model uit, namelijk het bruto binnenlands product. Intussen maken de gemeenten en de provincies zich zorgen of daarmee hun prijsstijgingen en loonstijgingen wel voldoende worden gecompenseerd en of al hun kosten voor het openbaar vervoer, infrastructuur en natuurbeheer wel opnieuw goed worden gedekt. Ook de opschalingskorting komt in 2026 terug. Gemeenten en provincies willen eerst en vooral dat de terugkeer van de opschalingskorting van tafel gaat. Samen met het CDA overwegen wij daarom de indiening van een motie.
Maar er is meer. Er is ook veel kritiek op de trap-op-trap-afsystematiek, op het feit dat incidentele middelen en specifieke uitkeringen steeds meer de norm worden waarop het Gemeentefonds en het Provinciefonds worden gevoed, wat in feite de beleidsvrijheid van gemeenten en provincies beperkt. De vraag wordt dan gesteld: worden gemeenten en provincies niet steeds meer een uitvoeringskantoor van de ambities van het Rijk? Gemeenten en provincies vragen in toenemende mate om een externe partij die gaat kijken hoe het nieuwe systeem zou moeten worden ingericht. Ook de ROB vraagt dat. Er wordt zelfs gevraagd om arbitrage, dat eigenlijk een heel zwaar middel is in de verhouding tussen Rijk en decentrale overheden. Over de verdere uitwerking rond het financieren van decentrale overheden en het verkennen van mogelijke arbitrage ontvangt deze fractie graag een Kamerbrief, met daarin uiteraard de toezegging dat in geval van arbitrage het oordeel bindend zal zijn voor het kabinet of dat het dat in ieder geval niet zomaar naast zich neerlegt. Deze fractie overweegt daarom de indiening van een motie.
Ten slotte de adviezen uit het rapport Elke regio telt! en de kabinetsreactie daarop. In de Kamerbrief erkende het kabinet dat het Rijk te lang heeft geïnvesteerd in gebieden die al sterk zijn, wat leidde tot onwenselijke verschillen tussen regio's. Collega Bovens pleitte daarom ook voor meer differentiatie in het beleid. Die gedachte sluit aan bij een opmerking die vorige week in de Tweede Kamer is gemaakt door mijn stadsgenoot Julian Bushoff, van de PvdA. Hij zei: om gelijke kansen te creëren, moet je ongelijk investeren. Dat gebeurde natuurlijk al, maar dan op de verkeerde manier. Deze fractie wil graag van het kabinet horen op welke wijze de vergrote aandacht voor de regio's buiten de Randstad is vertaald in de Miljoenennota en in de begroting van de vakdepartementen. Graag zouden wij daarom een overzicht ontvangen van de financiële aanpassingen die verband houden met de kabinetsreactie van juli over het rapport Elke regio telt!. Daarnaast overwegen wij samen met een aantal fracties — het CDA en GroenLinks-PvdA hebben dat al aangekondigd — de indiening van een motie waarin de regering wordt gevraagd om in de Voorjaarsnota een regioparagraaf op te nemen.
Dan ten slotte. In het rapport Elke regio telt! wordt ook specifiek ingegaan op de afnemende voorzieningen in de regio's buiten de Randstad, zoals wat betreft het streekvervoer. Recent heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen om de positie van het openbaar vervoer in de regio te versterken. Deze fractie wil graag van het kabinet horen op welke wijze bij de uitvoering van deze moties rekening zal worden gehouden met de specifieke situatie in de regio's buiten de Randstad, en daar mettertijd een overzicht van ontvangen. Wanneer zou zo'n overzicht beschikbaar kunnen zijn?
Hiermee rond ik af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.