Verslag van de vergadering van 7 november 2023 (2023/2024 nr. 06)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.11 uur
De heer Van Meenen i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan mevrouw Janssen voor haar mooie maidenspeech, een prachtig verhaal. Het lijkt me ook ontzettend gezellig daar in het huis waar u woont. Ik weet niet of deze dames daar ook allemaal wonen, maar ik feliciteer hen ook. Maar mooi, een prachtig verhaal. En uiteraard mijn complimenten aan en waardering voor de initiatiefnemers, mijn oud-collega's Nijboer en Grinwis, die ik kan vertellen, als zij ooit nog eens oud worden, dat het ook leuk is in de Eerste Kamer.
Voorzitter, dat gezegd hebbend. Woonzekerheid is een fundamentele bouwsteen voor bestaanszekerheid, omdat het een basis biedt voor stabiele en veilige leefomstandigheden. In een tijd waarin tijdelijke verhuur steeds meer de regel dan uitzondering lijkt te worden, ervaren huurders helaas aanzienlijke onzekerheid over hun woonsituatie. Dit initiatiefwetsvoorstel heeft tot doel de positie van huurders te versterken door middel van de regulering van tijdelijke huurcontracten. De leden van D66 staan positief tegenover dit wetsvoorstel, maar willen enkele vragen en overwegingen naar voren brengen.
In 2016 werd de mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten aan te bieden opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Destijds was dit een reactie op de stagnerende huizenmarkt als gevolg van de financiële crisis. Het voornaamste argument voor het toestaan van tijdelijke huurcontracten was het vergroten van het aanbod en het verminderen van leegstand. Minister Blok verzekerde destijds dat vaste huurcontracten wel de norm zouden blijven. Maar onderzoek toont aan dat 29% van de huishoudens die twee jaar geleden zijn verhuisd in de particuliere huursector een tijdelijk huurcontract kreeg. In Amsterdam ging dit zelfs over 42%.
De gevolgen van de tijdelijke huurcontracten zijn duidelijk zichtbaar in de maatschappij. Zo kan de verhuurder nu regelmatig de huur verhogen en kunnen verhuurders makkelijker van mondige huurders afkomen. Bovendien blijkt uit de wetsevaluatie dat de wet het beoogde doel niet heeft bereikt, aangezien het huuraanbod niet aantoonbaar is toegenomen. Daarentegen is de rechtspositie van huurders wel verslechterd en zijn vaste huurcontracten verdrongen. In het regeerakkoord is daarom afgesproken dat vaste huurcontracten weer de norm moeten worden, wat met deze initiatiefwet wordt nagestreefd. Het aangenomen amendement waarmee vaste huurcontracten niet alleen voor zelfstandige maar ook voor onzelfstandige woonruimtes de norm worden, moedigen wij aan. Hierdoor wordt ook de kwetsbare positie van starters beter beschermd.
Het amendement van het Kamerlid Van Dijk, overigens van het CDA ... Het werd hier net heel kritisch benaderd. Dat mag natuurlijk ook; wij hebben een geheel eigenstandige positie. Het leek alsof de heer Rietkerk het over een heel andere partij had die een vreselijk amendement had ingediend, maar het was toch zijn eigen partijgenoot Inge van Dijk. Dat amendement introduceert uitzonderingscategorieën waarbij het nog steeds mogelijk is om tijdelijke huurcontracten te hanteren. Wij hebben enkele vragen met betrekking tot deze wijziging.
Met dit amendement wordt een onderscheid gemaakt tussen buitenlandse en Nederlandse huurders. Zijn de initiatiefnemers van mening dat dit een ongerechtvaardigd onderscheid oplevert, wat zo veel mogelijk moet worden beperkt? Is het onderscheid op basis van nationaliteit daarnaast niet in strijd met het EU-recht? Hoe verhoudt het zich tot het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie? Bovendien staat ditzelfde amendement tijdelijke verhuur toe voor alle studenten. Vinden de initiatiefnemers dat deze wet rechtsbescherming zou moeten bieden aan alle kwetsbare huurders, waaronder studenten?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie. Hij zal mede spreken namens de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren.