Verslag van de vergadering van 28 november 2023 (2023/2024 nr. 9)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.35 uur
De heer Nicolaï i (PvdD):
Voorzitter. Ik begin met felicitaties aan mevrouw Vogels en de heer Croll. Ik begreep van de heer Talsma dat hij wat hectiek mist in de Eerste Kamer, dus ik zal daarvoor zorgen door aan het eind van mijn betoog in deze politiek hectische tijden een paar prikkelende vragen aan deze minister te stellen. Vragen die overigens samenhangen met de wet die wij vandaag behandelen.
Voorzitter. "Het beest is getemd", zou je kunnen zeggen, want ruim twee jaar geleden kwam de NRC met onthullingen over de NCTV die in privacyland als een beest tekeerging. In strijd met de wet verzamelde die dienst jarenlang privacygevoelige informatie over burgers, en medewerkers volgden met nepaccounts op social media in het geheim honderden politieke campagneleiders, religieuze voormannen en activisten.
Voorzitter. De wet die wij hier vandaag bespreken, beoogt de riemen aan te reiken waarmee de NCTV beteugeld moet worden. De Partij voor de Dieren is niet voor het temmen van dieren, maar het beteugelen van een dienst die zich stiekem ontwikkelt tot een ongekende veiligheidsdienst, is een rechtsstatelijke eis. In die zin lijkt de voorliggende wet een regeling die iedereen zou moeten toejuichen.
Maar is dat wel zo? De in artikel 2 omschreven taak van de NCTV is een noodzakelijke taak. Anders dan dat die beperkter is, verschilt de huidige taak overigens niet van de taak die de NCTV ook al verrichte toen hij als een beest tekeerging. Die taak is het signaleren, analyseren en duiden van trends en fenomenen inzake dreigingen die betrekking hebben op onze nationale veiligheid en mogelijke maatschappelijke ontwrichting. Die taak is van groot belang, ook in de ogen van onze fractie. Online komen we van alles tegen wat de aandacht oproept van degenen die op zoek zijn naar zulke dreigingen.
Dat een ambtenaar die op zo'n zoektocht is, door wil zoeken als hij stuit op organisaties en personen die zich extremistisch en dreigend uiten, lijkt mij een heel natuurlijke reactie. Sterker nog: wordt een overheidsdienst waarvan wij verwachten dat die een gedegen onderbouwd dreigingsbeeld vervaardigt, eigenlijk niet in zijn taak belemmerd als hem verboden wordt om zijn onderzoek uit te breiden naar bepaalde personen of organisaties? Anderen, mevrouw Vogels en de heer Van Dijk, vroegen of er nog wel voldoende slagkracht en voldoende armslag is.
Voorzitter. Binden we eigenlijk niet de kat op het spek als we de NCTV vragen om een dreigingsbeeld te schrijven dat goed met feiten is onderbouwd, terwijl hem verboden wordt om onderzoeksactiviteiten te verrichten die voor de hand liggen voor iemand die echt de diepte in wil gaan? Dat brengt ons tot een vraag die ook de heer Croll naar voren bracht: waarom wordt de taak van de AIVD niet gewoon uitgebreid, in plaats van een andere dienst — in dit geval de NCTV — daarmee op te zadelen, een dienst die maar half werk mag doen? Kan de minister dat nog eens helder uitleggen?
Brengen we de NCTV niet in een verleidelijke positie om de privacygrenzen te overschrijden? Deze wet stelt duidelijke grenzen, maar toen de NCTV drie jaar geleden zonder deze wet zijn gang ging, golden er ook wettelijke begrenzingen, alleen ging de dienst daar gewoon aan voorbij. Graag verneemt onze fractie van de minister waarop zij zich baseert als zij ons verzekert dat deze wet niet tot dezelfde ongelukken zal leiden als het wettelijk systeem waarin de NCTV drie jaar geleden fungeerde. Toen deed ze dingen die niet mochten. Waarom zou dat nu niet meer gebeuren?
Voorzitter. De gegevensverwerking is in artikel 3 geregeld. Als het gaat om persoonsgegevens die overheidsdiensten verzamelen en bewaren, is het in het kader van privacybescherming van groot belang dat gegevens niet oneindig bewaard blijven. Maar zie ik het nu goed dat het vijfde lid van artikel 3 de bevoegdheid geeft om de bewaartermijn telkens met zes maanden te verlengen, zodat er, goed beschouwd, wettelijk geen eindige bewaartermijn is geregeld? Graag een reactie van de minister.
In dat vijfde lid is het blijven bewaren onder meer afhankelijk van de vraag of de verlenging van de bezwaartermijn "geringe gevolgen heeft voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene". Mijn vraag aan de minister is: wie bepaalt of er sprake is van geringe gevolgen? Dat is toch de NCTV zelf? Wat als het oordeel van de NCTV niet deugt? Kan de minister daarop reageren?
Voorzitter. Ik kom terug op de taak van de NCTV en op de dreigingsbeelden waarin hij trends en fenomenen signaleert, analyseert en duidt. Wie die dreigingsbeelden leest, vindt daarin veel nuttige informatie. De duidingen hebben ook betrekking op de bescherming van de samenleving tegen extremistische invloeden. Recent heeft de NCTV in dat kader aangegeven dat niet alleen het jihadisme in het vizier moet worden gehouden: "De dreiging verandert, en daarom is besloten om dit uit te breiden naar verschillende vormen van extremisme." Het gaat dus om verschillende vormen van extremisme, los van de achterliggende ideologie. We hebben het vandaag over de taak van de NCTV. Is de minister het met ons eens dat de duidingen van de NCTV mede betrekking moeten hebben op extremistische activiteiten die kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting? Graag een duidelijke reactie.
De NCTV heeft uitdrukkelijk aangegeven waarop zij dienen te letten in het kader van de extremistische dreigingen, namelijk: angst verspreiden, desinformatie verspreiden, demoniseren, en het ondermijnen van de democratische rechtsorde. Dat wil zeggen: het ondermijnen "van de open samenleving die er onder andere voor zorgt dat iedereen binnen dit systeem beschermd wordt en op een vrije manier kan leven".
Voorzitter. Stel dat een politieke partij de godsdienstvrijheid en de vrijheid van onderwijs, zaken die grondwettelijk zijn verzekerd, niet wenst te respecteren. Ik citeer: "Geen islamitische scholen, korans en moskeeën." Stel dat die partij artikel 1 van de Grondwet verwerpt en uitdrukkelijk betoogt dat het niet aangaat om aan de Nederlandse moslimgemeenschap "grondwettelijke rechten en vrijheden in dezelfde mate toe te kennen als aan andere groepen in Nederland". Stel dat een vertegenwoordiger van die partij betoogt: "Laten we Den Haag de-islamiseren, huis voor huis, straat voor straat." Stel dat de leider van die partij uitroept: "Ik wil moskeeën afbreken. Ik ga er als eerste met cement en stenen heen om die moskeeën dicht te metselen." Stel dat diezelfde leider pleit voor het opsluiten van moslimvluchtelingen in azc's omdat vrouwen een seksuele jihad en een verkrachtingsepidemie moeten facen. Stel dat diezelfde leider zich schuldig maakt aan desinformatie en twee weken geleden tijdens een tv-debat verkondigde: "Dit jaar zijn er 90.000 opvangplekken voor asielzoekers. Als al die mensen straks een vergunning krijgen, krijgen ze met voorrang een woning." Maar feitelijk staat vast dat slechts 5% tot 10% van de vrijgekomen sociale huurwoningen naar statushouders gaat.
Voorzitter. Vrijheidsrechten die in de Grondwet staan, niet respecteren. De moslimgemeenschap demoniseren. Angst verspreiden. Doelbewust desinformatie verspreiden. Is de minister het met ons eens dat zulke activiteiten passen in een dreigingsbeeld dat de NCTV uit hoofde van zijn wettelijke taak dient op te stellen? Graag een reactie.
Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan de heer Recourt namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.