Verslag van de vergadering van 5 december 2023 (2023/2024 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.31 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Ons land is onder de laatste kabinetten-Rutte zo ver afgezonken dat het niet meer kan voldoen aan een van de eerste levensbehoeften voor de eigen bevolking, namelijk een dak boven het hoofd. Dit weekend meldde het Brabants Dagblad nog dat steeds meer economisch daklozen zich bij de daklozenopvang in Tilburg melden en daar worden opgevangen. Dat zijn mensen die wel een baan hebben en daar iedere dag naartoe gaan, maar die thuisloos zijn door een scheiding of omdat ze hun woning niet meer konden betalen. Daar zitten mensen bij met twee masters op zak, die door bijvoorbeeld gezondheidsproblemen in de knel zijn gekomen. Het aantal daklozen daar neemt zienderogen toe. Gelet op zulke noodtoestanden lijkt het op het eerste gezicht dan ook een sympathiek wetsvoorstel om het voor gemeenten mogelijk te maken om eigen inwoners die een huis willen huren of kopen in hun gemeente, voorrang te geven ten opzichte van mensen van buiten de gemeente. Het lijkt ook een sympathiek voorstel om gemeenten voorrang te kunnen laten geven aan bepaalde, cruciale beroepsgroepen, zoals onderwijzers, verpleegkundigen en politieagenten. En het lijkt ook een sympathiek voorstel om het voor gemeenten mogelijk te maken om regels over woonruimteverdeling uit te breiden naar sociale nieuwbouwkoopwoningen.
Maar hoe nobel dit ook lijkt, er zitten hier de nodige adders onder het gras. Het voorstel grijpt immers op een te verstrekkende manier in op de vrijheden van burgers, namelijk de vestigingsvrijheid en, bovenal, de vrijheid van het eigendomsrecht. Dat zijn ingrepen die een averechts effect zullen hebben op de woningmarkt. Als eigenaren van woningen die onder de beperkingen van de huisvestingsverordening vallen, zoals beoogd in deze wet, zijn zij niet meer vrij om de woning te verkopen aan wie zij willen en tegen de beste prijs. Het stimuleert dan ook niet om bijvoorbeeld te investeren in woningverbeteringen. Ook ontbreekt de mogelijkheid om te komen tot vermogensvorming. Kortom, als je de mogelijkheden wilt verbeteren om inwoners van de eigen gemeente voorrang te geven op de woningmarkt, doe dat dan niet door middel van belemmeringen voor de woningeigenaar.
Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):
Ik geloof dat ik meneer Van Hattem nu hetzelfde hoor zeggen als wat meneer Kemperman daarstraks zei, namelijk dat het zou gaan om woningen die iemands eigendom zijn en waar iemand die wil verkopen, dan minder geld voor zou kunnen krijgen. Maar in dit voorstel gaat het alleen om de eerste verkoop na nieuwbouw. Daarom kan ik de woorden van de heer Van Hattem dus niet helemaal plaatsen.
De heer Van Hattem (PVV):
Ter verheldering: er is inderdaad een amendement aangenomen op dat vlak. Maar ook na de verkoop van nieuwbouw blijft die claim op een woning zitten. Dat is dus het probleem dat je daarmee kunt krijgen: aan de vrijheid van doorverkoop kunnen beperkingen worden opgelegd in de huisvestingsverordening.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Nogmaals, ik begrijp het niet en misschien meerderen niet. U moet het me dus nog een keer uitleggen of anders kan de minister het misschien straks even uitleggen.
De heer Van Hattem (PVV):
Zoals ik begrepen heb — maar ik kan het mis hebben, want het is gewoon een te complex stelsel van wetgeving nu — kunnen er in die huisvestingsverordeningen ook beperkingen worden opgelegd bij nieuwbouwwoningen als die vervolgens worden doorverkocht. Als dat niet zo is, dan hoor ik het graag. Maar als die beperkingen er wel op zitten, dan is dat reden temeer om het niet op deze manier te doen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor dus graag van de minister of dat inderdaad zo is. Kan een gemeenteraad die beperkingen via de huisvestingsverordening opleggen? Dat lijkt me een heel gerechtvaardigde vraag. Gelezen het wetsvoorstel inclusief de amendering ga ik ervan uit dat het nog steeds mogelijk is.
De Telegraaf kopte afgelopen week met een citaat van oud-directeur Coen Teulings van het Centraal Planbureau: "Hugo de Jonge heeft een ramp op de woningmarkt aangericht". Dat vanwege zijn ingrijpen in het eigendom van woningbeleggers. Langetermijninvesteringen in huurwoningen zouden hierdoor uitblijven. Kan de minister reflecteren hoe deze kritiek van de oud-CPB-directeur zich verhoudt tot voorliggend wetsvoorstel? Geldt deze kritiek niet evengoed voor de belemmeringen voor de particuliere vastgoedinvesteerder: de investering in de eigen woning?
Daar komt bij dat deze wetgeving te complex en te onduidelijk is in de uitvoering. Zoals al uitgebreid gewisseld in de schriftelijke rondes — dank aan de minister voor de daarin gedane toezeggingen — is en blijft het zeer onduidelijk welke eisen en voorwaarden gemeenten kunnen stellen. Ook woonbond Aedes wees daarop in zijn brief van 1 december jongstleden aan de Eerste Kamer. Het is onduidelijk wat de reikwijdte van bindingseisen is, wat de grenzen zijn van economisch of maatschappelijk verbonden zijn. Hierdoor ontstaat een risico van willekeur, waarbij een bepaalde beroepsgroep een voorkeursbehandeling kan genieten en gemeenteraden voor dilemma's worden gesteld bij het maken van een afweging hierin. Ook is nog steeds niet duidelijk hoe dit uitwerkt voor zzp'ers, die vaak in kortlopende opdrachten actief zijn. Vallen zzp'ers hierdoor mogelijk al bij voorbaat buiten de boot om aan de bindingseisen te kunnen voldoen?
Provincies moeten actief toezicht gaan houden op de huisvestingsverordeningen. Nog steeds is niet helemaal duidelijk op welke criteria zij dit precies moeten doen. Daar staat tegenover dat de provincie wel een zwaar interbestuurlijk toezichtinstrumentarium kan inzetten. De minister noemt zelfs taakverwaarlozing. Kan de minister verduidelijken wanneer gemeenten bij de uitvoering van deze wet zodanig in gebreke blijven dat dit zware IBT-instrumentarium gerechtvaardigd is?
Voorzitter. Nederlanders wonen vooral in een gewoon huis — vrijstaand, een rijtjeshuis of een tweekapper — en niet in flats, appartementen of andere hoogbouw. Volgens het rapport Housing in Europe 2023 van Eurostat staat Nederland daarmee, op Ierland na, voorop. Deze manier van wonen staat haaks op waar deze minister op inzet: inbreiding in stedelijk gebied met veel relatief kleine flatjes. De meeste Nederlanders zijn gewend en gehecht aan hun woonruimte en laten zich niet ophokken. Kan de minister aangeven in hoeverre hij bij de uitvoering van dit woonbeleid rekening houdt met de woonwensen van de meeste Nederlanders? Blijft een huis met een tuin nog een haalbaar ideaal voor de Nederlandse woningzoekende?
Om dat ideaal te bereiken bestond tot en met 1988 de premiekoopwoning, bijvoorbeeld de premie A-woning. Niet door middel van dwang, via de huisvestingsverordening, maar via woonpremies, een subsidievorm, konden woningzoekenden een betaalbare woning verkrijgen, passend bij hun inkomen. De afgelopen jaren is al regelmatig voorgesteld om deze vorm van premiekoopwoningen te herintroduceren. Na afloop van de periode van de subsidievoorwaarden waren deze woningen vrij op de woningmarkt in te brengen. Zo droegen ze bij aan de vermogensvorming van de eigenaren en daarbij aan de doorstroming op de woningmarkt. Kan de minister aangeven of deze vorm van premiekoopwoningen nog in onderzoek of overweging is en of dit niet effectiever is dan het voorliggende wetsvoorstel?
Een grote factor in de prijs van woningen is de grondprijs, maar dit is tegelijkertijd een verdienmodel voor gemeenten. De gemeente Rotterdam besloot onlangs nog om de sociale grondprijs met maar liefst 150% te verhogen. Kan de minister aangeven in hoeverre hij in zijn woonbeleid kijkt naar de mogelijkheden om gemeenten een lagere grondprijs te laten vragen? Zijn daarbij wellicht aanpassingen van de grexwet nodig, zodat gemeenten meer mogelijkheden krijgen om voor de eigen inwoners betaalbare woningen te laten bouwen met een lagere grondprijs? Graag een reactie. En is de minister bereid om af te zien van allerlei duurzaamheidsmaatregelen die de kostprijs van woningen opdrijven, zoals het verplicht afsluiten van het gas? Ook dat is een belangrijke factor voor de betaalbaarheid. Graag een reactie.
Er zijn andere, minder verstrekkende opties denkbaar om de lokale woningmarkt voor bepaalde doelgroepen te verbeteren dan beperkingen via de huisvestingsverordening. Te denken valt aan ambtsgebonden woningen die sinds jaar en dag door zowel publieke als private partijen werden aangeboden aan vitale beroepen voor een gemeente of een bedrijf. Ik heb mijn jeugd mogen genieten in een beheerderswoning op vakantiepark De Kempervennen. Maar er zijn tal van andere voorbeelden, zoals de conciërgewoning, die de Eerste Kamer tot voor enige jaren ook nog kende, de spoorwachterswoning, de ambtswoning voor een burgemeester, de schoolmeesterswoning, de veldwachterswoning, de zusterflat, de kosterswoning, de brugwachterswoning, de sluiswachterswoning, de rentmeesterswoning, de koetsierswoning, de boswachterswoning en de grenswachterswoning. Vooral die laatste, de grenswachterswoning, mag terugkeren als cruciaal vitaal beroep. Het zijn weliswaar vormen van huur of soms pacht, maar ze kunnen voor de vitale beroepen van deze tijd zorgen voor verlichting op de woningmarkt en voor woningzoekenden in ieder geval een uitkomst bieden, zonder de woningmarkt met nieuwe maatregelen te verstoren.
Verder hoeft tegenwoordig niet iedereen meer per se direct op de werkplek of in dezelfde gemeente te wonen, zolang de woon-werkreistijd maar redelijk is. Dat is ook een probleem. Door de stikstofgekte ligt de noodzakelijke aanpak van onze infrastructuur stil, is de maximumsnelheid op onze snelwegen onnodig omlaag gebracht en wordt door de hoge brandstofaccijnzen en de elektrificatie autorijden steeds onbetaalbaarder. Dus door te zorgen voor minder files, betere wegen en betaalbaar autorijden verbetert de bereikbaarheid en kan de last op de lokale woningmarkt afnemen. Betrouwbaar openbaar vervoer draagt daar ook aan bij, maar is juist vanwege de werktijden bij sommige vitale beroepen ook geen werkbare oplossing.
Ook het huidige "duurzame" parkeerbeleid is een strop voor woningzoekenden. In het AD was dit weekend nog een verhaal te lezen van een inwoner van Rotterdam, een heftruckchauffeur op de Maasvlakte. Die stond tien jaar ingeschreven voor een sociale huurwoning, zonder resultaat. Vorige maand kreeg hij eindelijk de sleutel van zijn nieuwe woning, maar hij kreeg bij die woning geen parkeervergunning. Bij het flexcomplex waar hij woont, staan drie elektrische deelauto's, maar die mogen niet voor woon-werkverkeer benut worden. De bewoners moeten het verder maar doen met een fietsenstalling. Parkeervergunningen voor de 45 appartementen worden door de gemeente niet verstrekt. Er rijdt geen bus naar de Maasvlakte en betaalbare parkeervoorzieningen in de buurt zijn er niet. Hierdoor dreigt deze hardwerkende Rotterdammer zijn baan te verliezen.
Ook in Helmond zijn jarenlang vele miljoenen belastinggeld stukgeslagen op de autovrije, duurzame wijk Brainport Smart District. Onlangs besloot de gemeente er de stekker uit te trekken vanwege de te hoge kosten. In plaats van auto's enkel nog toe te laten in hubs aan de rand van de wijk, krijgen bewoners nu alsnog mogelijkheden voor parkeren op eigen terrein.
Kan de minister, gelet op deze ontwikkelingen, aangeven in hoeverre hij rekening houdt met de parkeermogelijkheden in zijn woonbeleid? Hoe ziet de minister mensen met vitale beroepen nu naar hun werk gaan? Ziet de minister in dat deelauto's en fietsenrekken niet de oplossing zijn? Graag een reactie.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, kunt u teruggaan naar het wetsvoorstel? Dit is namelijk een ander beleidsterrein.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar het raakt wel de vitale beroepen en de wijze van wonen voor die mensen, voorzitter. Vandaar dat ik het in dit debat betrek.
Ik kom op misschien wel het belangrijkste punt van het wetsvoorstel. De voornaamste reden waarom er voor onze inwoners te weinig huizen beschikbaar zijn, is de tomeloze bevolkingsgroei. Die kan volledig worden toegeschreven aan het buitenlands migratiesaldo, aan de massa-immigratie dus. Zolang daar niets aan wordt gedaan, blijft er een gigantische schaarste op onze woningmarkt. Ieder jaar een kleine 100.000 inwoners extra, een complete stad erbij, is in het op één na dichtstbevolkte land van Europa onmogelijk vol te houden. Daar is niet tegenop te bouwen. Ook lokale bindingseisen zijn dan slechts een pleistertje op een grote, gapende wond. Daar komt nog bij dat op basis van onze Huisvestingswet statushouders nog steeds met een taakstelling voor gemeenten huurwoningen toegewezen krijgen. Sommige gemeenten wijzen vanwege die taakstelling nog steeds huizen met voorrang toe aan statushouders middels de huisvestingsverordening. In deze huisvestingsverordening staat vaak een rangorde aangegeven voor die voorrangsregels.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, wilt u afronden? U bent over uw tijd heen.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik ben bijna klaar. Mijn spreektijd liep net een klein beetje door bij de interrupties, maar ik zal afronden.
Daarbij krijgen statushouders de hoogste prioriteit. Kan de minister aangeven of in het kader van dit wetsvoorstel eigen inwoners nu wel echt voorrang kunnen krijgen? Of wordt er in die gevallen nog steeds met een hogere prioritering een woning toegewezen aan een statushouder? Is de minister bereid om aan de voorrang voor statushouders nu echt een eind te maken? Of is de voorgespiegelde voorrang voor de eigen inwoners alsnog niet meer dan een wassen neus?
De PVV-fractie zal dit wetsvoorstel niet steunen.
Tot zover in eerste termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geven wij het woord aan de heer Rietkerk van de fractie van het CDA.