Plenair Van Rooijen bij behandeling Pakket Belastingplan 2024



Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

In de eerste plaats wil ik collega Heijnen feliciteren met zijn maidenspeech. We zullen elkaar nog vaak hier samen ontmoeten en met elkaar spreken.

Voorzitter. Mijn bijdrage wil ik indelen in zes blokjes of hoofdstukken. In de eerste plaats de bestuurlijke rol van de Eerste Kamer. Tweede: beperking inflatiecorrectie. Dan de aangenomen amendementen van de Tweede Kamer, financiering AOW, toekomst van het belastingstelsel. En tot slot inkomensbeleid en fiscale leeftijdsdiscriminatie.

Allereerst de bestuurlijke rol van de Eerste Kamer. Ik val maar met de deur in huis: mijn fractie zal alleen al om bestuurlijke redenen tegen het Belastingplan 2024 stemmen. De Eerste Kamer kan haar medewetgevende taak niet zorgvuldig uitvoeren. De 50PLUS-fractie betreurt het dat het Belastingplan wederom voorstellen bevat die geen samenhang vertonen. Te weinig zelfstandige voorstellen die een eigenstandig traject volgen. Het advies van de Raad van State, om alleen maatregelen op te nemen die een budgettaire samenhang hebben met de begroting van het volgende jaar, wordt niet opgevolgd. Onze fractie heeft bij eerdere beschouwingen met de minister van Financiën en de staatssecretaris gepleit voor het indienen van het belastingplan in het voorjaar, op een zodanig tijdstip dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel kan behandelen voor het zomerreces. Dat biedt de Eerste Kamer veel meer tijd voor een zorgvuldige behandeling, hetgeen des te meer van belang is omdat de senaat geen recht van amendement heeft. De eindstemming in de Tweede Kamer voor het Belastingplan kan dan eind september plaatsvinden, nadat ook de voorstellen over koopkracht bekend zijn, die vooral bestaan uit tariefwijzigingen. Onze fractie vindt het argument, dat gewacht moet worden met de vaststelling van het belastingplan tot eind augustus, niet valide. Over de maatregelen voor de koopkracht van het volgende jaar kan in het kabinet apart en aanvullend worden besloten, bijvoorbeeld in augustus. Dat kan je dan alsnog bekendmaken in september met een aanvulling op het belastingplan. Dat is echt veel zuiverder. Vindt de staatssecretaris dit nou ook niet wenselijk?

Onze fractie heeft vorig jaar een motie ingediend over het indienen van het Belastingplan in het voorjaar, maar die werd helaas verworpen. We zijn dus niet teruggekeerd naar het gewenste pad, maar volharden in de gewoonte. Na het Belastingplan van eerdere jaren, nu weer dezelfde situatie. Van uitzondering naar gewoonte, en van gewoonte naar een hardnekkige verslaving. Als we die ontwikkeling zelfs in de chambre de réflexion niet verwerpen, waar dan nog wel? Het kabinet spreekt van gewenste voortvarendheid om maatschappelijke problemen, een omissie of een heffingslek met urgentie aan te pakken. Bij de urgente doelen die genoemd zijn, wordt ook het klimaatdoel genoemd en de vereenvoudiging van het stelsel. Maar het klimaat verandert toch niet in vier maanden, en het stelsel wordt toch niet eenvoudiger van nog meer gegoochel met heffingskortingen? Vindt de staatssecretaris echt dat hij maatschappelijke problemen voortvarender aanpakt door te spelen met inflatiecorrecties en opbouw- en afbouwpercentages van heffingskortingen?

Het kabinet meent dat dit plan zo veel mogelijk beperkt is voor maatregelen die op 1 januari in werking moeten treden, hoewel niet beperkt tot wettelijke verankering. Moet mijn fractie daaruit afleiden dat er in het geval van een niet-demissionaire status minder separate voorstellen zouden worden ingediend? Ik citeer de staatssecretaris: "In de brief van 13 april 2022 over mogelijke aanpassingen van het begrotingsproces is in de Voorjaarsnota besloten over de maatregelen voor het lopende en volgende jaren. De beide Kamers zijn met de Voorjaarsnota, alsmede met de fiscale beleids- en uitvoeringsagenda geïnformeerd over de uitkomsten van de besluitvorming en de meerjarige voornemens van het kabinet." Einde citaat. Maar dit heeft niet tot opvallende beleidswijzigingen geleid, en ook niet tot een debat in beide Kamers, behalve door mijn fractie.

Het kabinet benadrukt ook dat veel maatregelen in het Belastingplan voortkomen uit de augustusbesluitvorming, op basis van de meest actuele macro-economische cijfers, de MEV-raming van het CPB. De inhoud van deze besluitvorming wordt gepresenteerd in de Miljoenennota. Wij hebben de indruk dat dit de dominante factor is bij de keuze om alles zo veel mogelijk bij het oude te laten. Kan het kabinet aangeven of er significante verschillen zijn tussen de CPB-raming van juni en die van augustus 2023? Zijn er economische of cyclische redenen waarom wij de raming ten behoeve van het koopkrachtbeleid driemaal, dus in juni, in augustus en nog een keer bij de formele MEV in september, herhalen? Waarom zouden we niet kunnen volstaan met drie ramingen over het hele jaar? Overdaad schaadt, lijkt mij, maar op dit punt ben ik misschien nog te overtuigen — met goede argumenten, uiteraard.

Het totale pakket Belastingplan 2024 bevat 27 voorstellen in het plan zelf. Daarnaast behandelen we nog 16 aparte wetsvoorstellen. In totaal zijn dat 43 voorstellen. Er is bovendien geen enkel zicht op een wezenlijke verbetering. Dat stemt mijn fractie somber. Dat zijn we overigens op veel meer onderdelen, maar daarover later meer.

Voorzitter. Mijn tweede punt is de beperking van de inflatiecorrectie. Ik dank de staatssecretaris en de ambtenaren voor de uitvoerige beantwoording van onze vragen in drie rondes. Het venijn van dit Belastingplan zit voor de hardwerkende burger met name in de beperking van de inflatiecorrectie bij de belastingschijven. Dat is zonder twijfel ook een belastingverhoging, die in eerste instantie van het kabinet geen belastingverhoging mocht heten. Hier gaat iets van uit dat we in de fiscaliteit moeten vermijden, namelijk de perceptie dat het kabinet wil verhullen wat het werkelijk doet. De meest exacte onderdelen van het rijksbeleid, financiën en fiscaliteit, kunnen en mogen niet met goedkope politieke marketing omkleed worden. Dit gaat immers over de staatsfinanciën.

Het gebruik van politieke marketing gebeurt niet alleen met verhullende woorden en typeringen. Het zit ook standaard in de gepresenteerde koopkrachtplaatjes. Voor gepensioneerden geldt namelijk dat ze veel lagere inkomens hebben dan de werkende populatie. Dit wordt onverwijld duidelijk uit de tabel op pagina 19 van de antwoorden op onze vragen. De mediaan zit voor gepensioneerden helemaal onder in het inkomensgebouw. Met een aanvullend pensioen onder de €10.000 per jaar vertegenwoordig je al het mediane cijfer. Dan zit je inclusief de AOW misschien op een inkomen van €25.000 per jaar. Naar deze mediaan wordt gekeken in de koopkrachtplaatjes. Aan dit inkomen wordt een plus of min gehangen, die dan wordt gepresenteerd als hét koopkrachtcijfers voor alle — let wel: alle — gepensioneerden. Maar met actief beleid van achtereenvolgende kabinetten om degenen die onder de mediaan zitten extra te ondersteunen, wat wij begrijpen, en degenen die boven de mediaan zitten hard aan te pakken, wat wij minder begrijpen, doet één mediaancijfer dus totaal geen recht aan de gevolgen van het beleid. Is de staatssecretaris dit met mij eens of kijken we op dit punt door twee verschillende brillen?

Dit verhult namelijk de gevolgen van het beleid en niet zo'n beetje ook. De gebruikelijke indeling in twee categorieën, waarbij de groep gepensioneerden wordt gepresenteerd als onder of boven een aanvullend pensioen van €10.000, geeft eveneens onvoldoende extra inzicht, vanwege de afwijkende verdeling van inkomens van gepensioneerden ten opzichte van werkenden. De tabel op pagina 19 laat dat heel goed zien. Het toont dus aan dat we bij gepensioneerden meer inkomenscategorieën zouden moeten tonen om recht te doen aan de werkelijkheid. Ik sta hier specifiek bij stil in het kader van de beperking van de inflatiecorrectie van dit jaar, in dit plan, omdat we ook bij de gevolgen van deze maatregel gevangen zitten in hetzelfde verhullende stramien.

Mijn vraag aan de staatssecretaris is als volgt. Erkent hij dat de verdeling van inkomens van gepensioneerden inderdaad flink afwijkt van werkenden, waardoor de wijze van presenteren met een of twee inkomenscategorieën verhullend is ten aanzien van de werkelijkheid voor gepensioneerden met een nominaal inkomen van meer dan €25.000? Is hij bereid om te kijken naar het aantal inkomenscategorieën van gepensioneerden dat wordt gepresenteerd in de ramingen van Financiën en het CPB? Voor werkenden zijn dat er doorgaans vier of vijf, dus veel meer.

Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik al uitvoerig stilgestaan bij de beperking van de inflatiecorrectie tot een derde van wat nodig is om de inflatie voor de belastingbetaler te neutraliseren. Ik noemde dat toen ook al een massieve belastingverhoging van 2,2 miljard voor alle burgers, en daarbovenop nog voor de gepensioneerden met een bescheiden pensioen, allen met een topinkomen. Met een aanvullend pensioen van €16.000 word je al genivelleerd. Dat is €1.300 per maand bruto. Vandaar ook de woorden van zonet.

Het kabinet noemde de onzalige maatregelen ter beperking van de inflatiecorrectie op Prinsjesdag nog een vermindering van de belastingverlaging. Je moet maar durven. Gelukkig heeft de staatssecretaris in antwoord op onze vraag volmondig erkend dat het een belastingverhoging is ten opzichte van de situatie in een normaal jaar waarin de volledige inflatiecorrectie zou zijn toegepast. Het kabinet heeft de maatregelen uiteindelijk verkocht als een prominente belastingverhoging voor de hogere middengroepen ter bestrijding van de armoede: ruim 2 miljard structureel, waarvan 350 miljoen over de rug van gepensioneerden met een modaal inkomen, dus de hogere middengroepen en modale pensioenen. Het recht op inflatiecorrectie staat in elk geval onder druk. Ik vrees toch dat dit niet bij een eenmalige situatie zal blijven.

Voorzitter. In het antwoord op mijn vraag wat de opbrengst zou zijn van het volledig inhouden van de inflatiecorrectie tussen 2025 en 2028 lees ik dat de bedragen maar liefst 10 miljard tot 16 miljard zijn, uitgaande van een inflatie van 2% respectievelijk 3% in die komende vier jaar. Met die 10 miljard of 16 miljard kun je een regeerakkoord grotendeels of helemaal financieren. Omdat dit kabinet deze deur heeft opengegooid, voel ik de bui al een beetje hangen. Ik had deze deur liever potdicht gehouden. In het algemene deel van de memorie van toelichting ontbreekt ook de nodige onderbouwing. De maatregel wordt door het kabinet als een gewoon knopje behandeld waar je naar believen aan kunt draaien. Je vindt het in de stukken nauwelijks terug. Vindt de staatssecretaris dat ook? Ik wil nu graag een serieus antwoord van hem, want er werd bij de Algemene Financiële Beschouwingen nog wat lacherig over gedaan. Een bewindsman die zegt te streven naar een eenvoudiger stelsel moet gewoon transparant zijn over al zijn knoppen. De oude knoppen, de nieuwe knoppen en knoppen die u in overweging hebt. Dat is uw corebusiness. De wettelijke inflatiecorrectie is door oud-staatssecretaris Grapperhaus in 1971 ingevoerd en heeft tot doel de belastingheffing zo reëel mogelijk te houden door automatische aanpassing van de aangrijpingspunten van de tarieven aan de inflatie. De basisgedachte was dat de ontwikkeling van de prijzen geen invloed moet hebben op de ontwikkeling van de reële belastingdruk. Een nieuw stuk fiscale wetgeving, toen al tamelijk revolutionair, ook internationaal. Maar wat doen wij? Wij gooien de inflatiecorrectie achteloos op de vuilnisbelt, net als ons prachtige pensioenstelsel en bijna ook vorig jaar de AOW-koppeling. Wat is dat toch met deze Hollandse ziekte, weggooien wat je hebt? Ik zeg: overweeg alles en behoudt het goede, net als bij de Pensioenwet als die er niet was geweest.

De staatssecretaris is het niet eens dat de beperking van de inflatiecorrectie ongewenst is maar de staatssecretaris erkent wel: in reële termen betekent een beperking van de indexatie dat de schijfgrenzen worden verlaagd. Wij zeggen: beperking van de inflatiecorrectie is zeer ongewenst. Beperking van de inflatiecorrectie noem ik zelfs een precedent dat kan leiden tot ongewenste frivoliteiten met fiscale zaken in de nabije toekomst. Want wat wil je? Het brengt in 2024 structureel met een pennenstreek 2 miljard euro extra op zonder dat het makkelijk wordt opgemerkt. Verhullende maatregelen, verhullende koopkrachtplaatjes. De belastingbetalers en met name de gepensioneerde belastingbetalers zien op deze manier niet of nauwelijks wat hun wordt afgepakt. In tijden van hoge of zelfs maar gemiddelde inflatie betekent deze maatregel alleen kassa voor de minister van Financiën.

De staatssecretaris voor belastingen moet daar mijns inziens als beschermer van de belastingbetalers duidelijk voor gaan liggen. Pas de wet gewoon toe en sta open voor wijziging van de tarieven. Dat moet dan gebeuren door bewindslieden met leiderschapskwaliteiten die zowel de burgers als hun collega's in het kabinet durven te vertellen waar het op staat. Dan ligt het maar gevoelig. Dan schuurt het maar een beetje. Wrijving brengt glans. Mijn vraag aan de staatssecretaris: waarom heeft u dat standpunt niet ingenomen in de ministerraad? Vond u geen steun bij uw collega's en bij uw eigen minister van Financiën, wier steun uiteraard onontbeerlijk is? Wat doen we nu? We spelen verstoppertje met 10 miljoen belastingplichtigen en we pakken ze permanent 2 miljard euro af. De hardwerkende Nederlander, gepensioneerden in de hogere en middengroepen ook, en daarnaast extra de modale kleine gepensioneerden erbovenop. Voorzitter, ik ben boos. Ik zal het uitleggen.

De beperking van de inflatiecorrectie is namelijk slechts één van de wapens waarmee de extra verhoging van de AOW vorig jaar van 8% wordt bestreden. In drie stappen verdwijnt dit voordeel als sneeuw voor de zon. Het kabinet verhoogde de AOW extra met 8%; dat is ongeveer €1.000 erbij. Maar daarnaast schaft het kabinet de IO-AOW af en u beperkt nu de inflatiecorrectie. Dan gaat er dus tweemaal €360 van af en blijft er nog €300 van de €1.000 over. Maar als je een modaal pensioen hebt of meer, dan wordt ook dat nog afgepakt, want als je in het toptarief zit, word je nog eens €300 afgepakt. In totaal wordt gepensioneerden, de modalen en die welke in de topgroep zitten, €1.000 afgepakt, precies de 8%.

Boos ben ik des te meer omdat de beperking van de inflatiecorrectie school maakt. Zelfs volledige afschaffing van de inflatiecorrectie wordt door sommige partijen met gejuich ontvangen, in elk geval voor de komende vier jaar. Met gejuich, want de maatregel is prominent terug te vinden in de doorrekening van verkiezingsprogramma's. Ze hebben er een zonnig beeld en een sluitende begroting mee in elkaar getimmerd. Het levert ze immers astronomische structurele dekking op van vele miljarden voor elk jaar dat de inflatiecorrectie niet wordt toegepast. Dat is natuurlijk veel makkelijker dan het bij elkaar sprokkelen van tientallen kleine bezuinigingen of latenverhogingen. Zie de amendementenregen in de Tweede Kamer. Hoe harder de burger door de inflatie in koopkracht achteruitgaat, des te harder komt de klap van het onthouden van de inflatiecorrectie aan bij de burger. Hoe verzin je dit? Als bewijs wijs ik op de doorrekening van de verkiezingsprogramma's van GroenLinks-PvdA, de VVD, D66 en de ChristenUnie. Dat GroenLinks-PvdA de inflatiecorrectie afschaft voor de komende vier jaar is nog te voorzien, maar dat ook de VVD zich hieraan schuldig maakt heeft mijn fractie eenvoudigweg verbijsterd. Ik citeer hierbij uit de CPB-doorrekening Keuzes in Kaart. GroenLinks-PvdA bevriest de indexatie van schijfgrenzen voor inkomens vanaf €65.000 voor maar liefst vier jaar. Opbrengst: een paar miljard. De VVD beperkt de indexatie van het aangrijpingspunt van het toptarief in box 1. Dit is een lastenverzwaring voor gezinnen van maar liefst 5,4 miljard. De VVD zorgt er dus voor dat 400.000 mensen dit jaar naar het toptarief doorschieten, waaronder 44.000 AOW'ers. VVD, bedankt, zullen ze zeggen. De VVD beperkt bovendien de indexatie van het aangrijpingspunt van de tweede schijf voor gepensioneerden in box 1. Dat is nog eens een lastenverzwaring van 300 miljoen. Hierdoor schuiven 646.000 mensen door naar de tweede schijf, waaronder 167.000 AOW'ers. Ook D66 kan er wat van. Zij bevriezen het aangrijpingspunt voor het hoge tarief in box 1 net zolang tot een lastenverzwaring van 6 miljard is bereikt. De ChristenUnie doet ook mee; ook zij verlagen het aangrijpingspunt van het toptarief in box 1. U hoort het: het geheel of gedeeltelijk inhouden van de inflatiecorrectie bij de belastingschijven is helemaal bon ton. Toegegeven: het CDA is veel verstandiger. Zij beperken de inflatiecorrectie niet. Ik ken ze weer: standvastig! Het standpunt van 50PLUS is duidelijk: volg de koninklijke route en pas de wet op de inflatiecorrectie gewoon toe. Wil je meer opbrengsten, kom de kiezer dan onder ogen met de waarheid van hogere tarieven, want dat is wat u feitelijk doet. Wat vindt de staatssecretaris van ons standpunt? Waarom deelt hij dat niet? En met welke argumenten? Het spreekt voor zich dat ik op dit punt een motie overweeg.

Voorzitter. Ik ga terug naar de tweede schijf. Ik citeer daarbij het antwoord van de staatssecretaris op de vraag van GroenLinks-Partij van de Arbeid op pagina 13 van de nota naar aanleiding van het verslag: "De beperkte indexatie van het aanvangspunt van de tweede schijf betekent" — nu komt-ie! — "dat mensen met een hoog inkomen of hoog aanvullend pensioen over een groter deel van hun inkomen meer belasting betalen." Ik citeer ook het antwoord van de staatssecretaris op pagina 17 van de tweede vragenronde, over draagkracht en evenwichtigheid. Onze vraag luidde: "Wat is de rechtvaardiging van de extra belasting voor gepensioneerden met een bescheiden pensioen?" Antwoord: "De AOW-gerechtigden die door deze maatregel in de tweede schijf belasting betalen, zijn AOW-gerechtigden met een bovengemiddeld hoog aanvullend pensioen. Ik herken het beeld dat gepensioneerden met een bescheiden pensioen nadeel hebben van de dekkingsmaatregelen dus niet." De AOW'ers die meer belasting in de tweede schijf gaan betalen, zijn volgens de staatssecretaris dus AOW'ers met een bovengemiddeld hoog aanvullend pensioen, ook al zitten deze mensen ruim onder wat we in andere vergelijkingen, vergelijkingen voor de werkenden, een modaal inkomen noemen. De staatssecretaris herkent het beeld niet dat gepensioneerden met een bescheiden pensioen nadeel hebben. Dat komt omdat hij het begrip modaal bij gepensioneerden gewoon niet toepast. Voor gepensioneerden geldt inmiddels een ander modaal. Het is stevig ingebakken. De staatssecretaris staat erop.

Mijn fractie vindt dit een tamelijk stuitende stellingname. Gepensioneerden met een inkomen tot €38.000 per jaar betalen rekeningen in dezelfde wereld als u en ik. Ze hebben een benedenmodaal inkomen en dus ook niet meer draagkracht dan een modale werknemer. Dat zij een bovengemiddeld hoog inkomen hebben, slaat als een tang op een varken. Het bewijst juist het omgekeerde: het gemiddelde pensioen is veel lager dan men denkt. Ook benedengemiddeld zijn er al gepensioneerden die geraakt worden, vergeleken met werkenden welteverstaan. Ik vraag om een eerlijke vergelijking. Nu wordt er met twee maten gemeten. Waarom worden de gepensioneerden met een volgens de staatssecretaris hoger dan gemiddeld pensioen maar een duidelijk lager dan modaal inkomen toch zo gepakt? Het gaat natuurlijk gewoon om de extra opbrengst. Het creëren van aparte definities van wat gemiddeld of modaal is voor gepensioneerden, maakt de groep die gepakt kan worden veel groter. Slechts 4% van de gepensioneerden betaalt in Nederland het toptarief — slechts 4%! De staatssecretaris bevestigt dat ook. Ik citeer: van de 3,4 miljoen AOW'ers heeft inderdaad ongeveer 4% een inkomen in box 1 dat uitkomt boven €75.000. Hiermee is het sprookje van de rijke oudere definitief ten grave gedragen. Slechts 4%! Dat zijn 140.000 gepensioneerden. Die groep is te klein om voor melkkoe te spelen. En dus richten we ons bij de gepensioneerden op vrijwel iedereen met een inkomen boven het minimum.

Een van de methoden om dit beleid ten uitvoer te brengen, is het sluipenderwijs beëindigen van de lage eerste schijf voor gepensioneerden. Achtereenvolgende kabinetten willen dat AOW'ers uit de lagere eerste schijf met 19% verdwijnen en dat zij zo snel mogelijk uitkomen in de tweede schijf, waarin ze de volle mep van 38% moeten aftikken. Deze inzet heeft inmiddels ook alweer een lange geschiedenis die ik u grotendeels zal besparen, maar het maximeren van de AOW-premie destijds en de invoering van de Bosbelasting bent u vast niet vergeten.

De antwoorden van de staatssecretaris bevestigen dat de opbrengst van de Bosbelasting nu echt stevig begint op te lopen. Dat gebeurt echter nog lang niet stevig genoeg voor minister Kaag en staatssecretaris Van Rij. Vandaar dat we op de valreep nog worden getrakteerd op de Van Rij-Kaagtaks. De opbrengst is 235 miljoen in 2024 en structureel 350 miljoen vanaf 2025. 800.000 AOW'ers worden door deze maatregel getroffen. Dat gaat om een kwart van de gepensioneerde populatie.

Dan de stap naar het volledig niet toepassen van de inflatiecorrectie tot en met 2028. Dan zullen nog eens 646.000 mensen eerder naar de tweede schijf overgaan, waarvan 167.000 AOW'ers. Een volledige beperking van de inflatiecorrectie in de periode 2025-2028 levert weer 541 miljoen extra op over de rug van gepensioneerden met een modaal inkomen. De staatssecretaris dacht dit te verzachten met de woorden "AOW'ers profiteren van de extra verhoging van de AOW in 2023". Dat is die 8%. Ja zeg, dank je de koekoek! Want door die verhoging kunt u het ook weer vaker en sneller afpakken in de tabel "beperking inflatiecorrectie". Ik heb al eerder voorgerekend dat het voordeel van een hogere AOW, die 8%, teniet wordt gedaan door meerdere verhullende maatregelen die zijn gericht op gepensioneerden met inkomens beneden modaal, hetgeen dan ook nog wordt gepresenteerd met inkomenscategorieën die eveneens verhullend zijn.

Uit tabel 4 van de derde set antwoorden blijkt overigens dat 1 miljoen AOW'ers een inkomen hebben van minder dan €20.000 per jaar. Een derde van alle gepensioneerden zit dus onder de €20.000. Dat is inclusief de AOW. 2,4 miljoen AOW'ers — het leeuwendeel — hebben een inkomen van minder dan €40.000 per jaar. Binnen die categorie moet u denken aan een gepensioneerd echtpaar met AOW plus €30.000 aanvullend pensioen. Dit was een antwoord richting de fractie van GroenLinks-PvdA. Zij komen in de kabinetsperiode van deze drie jaar Rutte IV uit op een negatief koopkrachteffect van 2,6%. De mensen in de categorie AOW plus €10.000 komen er uiteraard beter vanaf met een plus van 1% over die jaren. Ook niet veel! Dat is de categorie die in kabinetten van Mark Rutte wel belangrijk genoeg wordt gevonden voor het presenteren van een evenwichtig koopkrachtbeleid.

De staatssecretaris hoeft bij mij niet aan te komen met onjuiste onderbouwingen van het inkorten van de eerste schijf voor AOW'ers. Ik wacht de beantwoording af, maar ik ben er niet gerust op. Voor mijn fractie is deze beperking van de inflatiecorrectie evenals die voor de aanvang van het toptarief een principiële fiscale vraag, die raakt aan de grondbeginselen van een rechtvaardige inkomstenbelasting. Het zal eenieder niet verbazen dat ik overweeg om in tweede termijn een motie in te dienen.

Ik kom nu op de amendementen van de Tweede Kamer. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de amendementen een hoog verkiezingsgehalte hebben. Ze zijn een maand voor de verkiezingen behandeld en aangenomen. Er is door het kabinet 2 miljard aan lastenverlichting en toeslagverhoging doorgevoerd ter bestrijding van de armoede. Heel juist! Dat is hoe dan ook een fors pakket. Toch ging de Tweede Kamer er flink tegenin, met de verkiezingen in zicht. Zie ginds komt de stoomboot, heel letterlijk dit jaar. De senaat behandelt de voorstellen een week na 5 december. De eerste schermutselingen begonnen bij de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer met moties die hun schaduw vooruitwierpen op de nog in te dienen amendementen. Het demissionaire kabinet stond in het debat over het Belastingplan machteloos. 20 amendementen werden aangenomen en het kabinet zegde toe de aangenomen moties ook uit te voeren, 78 in getal. Zo kort voor de verkiezingen opvallend veel lastenverzwaringen als dekking, maar dat was onvermijdelijk gegeven de extra wensen. Een parlementair-politiek record. Het ging budgettair om 1,7 miljard aan lastenverzwaringen en 1,8 miljard aan extra uitgaven. Mijn fractie maakt zich zorgen over dit, wat ik noem, fiscaal gooi- en smijtwerk. Geen burger of bedrijf die deze lijst met half verstopte maatregelen heeft zien aankomen.

Ik begin met het amendement-Van der Lee in opvolging van de motie-Klaver. Tweede Kamerlid Van der Lee heeft twee amendementen ingediend. Eén om drie extra uitgaven te doen en één amendement om de extra uitgaven met belastingverhogingen te financieren. Dat tweede amendement regelt vier zaken: de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting vervalt in 2025, de bankbelasting wordt verhoogd en de tarieven in box 2 en 3 worden verhoogd met 2%. Over het afschaffen van de inkoopfaciliteit en het wederom verhogen van de tarieven in box 2 en 3 binnen het kader van dit amendement is het laatste woord nog niet gezegd, ook niet als dit Belastingplan wordt aangenomen. Ik doe graag alvast een duit in de zak.

De inkoopfaciliteit is ingevoerd zodat de inkoop van eigen aandelen door Nederlandse beursfondsen fiscaal niet nadeliger zal worden behandeld vergeleken met de inkoop van aandelen door buitenlandse vennootschappen. De vraag is gesteld of er mogelijkheden zijn om alternatieve fiscale maatregelen uit te werken ter dekking van het amendement-Van der Lee. Gegeven het feit dat het afschaffen van de inkoopfaciliteit in de dividendbelasting pas per 1 januari 2025 in werking treedt, concludeer ik dat we nog enige tijd hebben om tot een andere dekking van het amendement-Van der Lee te besluiten. Onze vraag aan het kabinet is of het wellicht toch nog andere mogelijkheden ziet ter dekking.

De staatssecretaris antwoordt dat aangenomen amendementen de wens zijn van de meerderheid in de Kamer. Het kabinet zal daar niet met wetgeving tegenin gaan. Het is de politieke realiteit dat het Belastingplan inclusief amendementen voorligt in de Eerste Kamer. Het is aan het volgende kabinet om amendementen te heroverwegen. Het kabinet heeft aangegeven het amendementrecht en het budgetrecht van de Tweede Kamer te respecteren en zal zelf niet met alternatieve maatregelen komen. Dat plaatst de Eerste Kamer voor de vraag wat er overblijft van ons eigenstandige budgetrecht. Niet veel, tenzij de Eerste Kamer in deze uitzonderlijke situatie het heft in eigen hand neemt.

50PLUS heeft kritiek op het afschaffen van de inkoopfaciliteit. Het is slecht voor het vestigingsklimaat en er wordt vooruitgelopen op de beloofde evaluatie in 2024. Onze fractie deelt de zorgen die collega Heijnen van de BBB-fractie eerder vandaag heeft geuit.

Het volgende punt is het verhogen van het toptarief in box 2 en box 3 met 2%. Mijn fractie heeft grote bezwaren tegen deze, wat ik maar noem, fiscale overval op box 2 en 3, voortvloeiend uit datzelfde amendement-Van der Lee. Het gaat maar door. De lastendruk in box 2 en 3 is al aanzienlijk verzwaard in 2023 en daar komt dit nog bovenop. Het globale evenwicht wordt verstoord. Waar je kortgeleden nog 30% heffing moest betalen over een fictief rendement van 4%, gaat het nu in veel gevallen al over een heffing van 36% over 6%. Dat is bijna een verdubbeling: van 1,2% naar ruim 2%.

Uit de antwoorden op onze vragen blijkt dat de staatssecretaris vanwege zijn demissionaire status niet bereid is om een alternatieve dekking te overwegen. Mijn fractie wil de maatregelen in box 2 en 3 van tafel hebben. Wij sluiten ook hier aan bij het betoog van de BBB-fractie. Er komt al een grote hervorming aan voor box 3. Pak dat goed en zorgvuldig aan en kom tot die tijd niet steeds aanzetten met een montagekit om begrotingsgaatjes van de dag te dichten.

Dan het amendement-Omtzigt over de versobering van de 30%-regeling. Dat heeft een negatieve impact voor werkgevers bij het aantrekken van specifiek en deskundig personeel. Ook daardoor verslechtert ons vestigingsklimaat en kunnen specifieke bedrijven of sectoren vrij direct hinder ondervinden. Dit amendement gaat in tegen de brief van de staatssecretaris van 8 november, waarin hij stelt dat we beter kunnen wachten op de evaluatie van de fiscale regeling. Bij een eventuele negatieve evaluatie komt afschaffing of versobering van deze regeling vanzelf in beeld, aldus de staatssecretaris. De evaluatie in 2017 gaf aan dat de regeling doelmatig en doeltreffend is, ook na de beperkingen. Het amendement-Omtzigt loopt wat mijn fractie betreft te veel vooruit op de geplande evaluatie. Omtzigt kreeg er op tv een paar keer de handen voor op elkaar, maar 50PLUS klapt niet mee. Voor je het weet, snijden we onszelf hiermee ernstig in de vingers. Wij vroegen de staatssecretaris eerder al of hij bereid is om de versobering van de 30%-regeling te heroverwegen in het licht van de toegezegde versnelde evaluatie in 2024. De staatssecretaris antwoordde van niet wegens de demissionaire status. Daarmee duwt hij mij en mijn fractie in de richting van een motie om het alsnog voor elkaar te krijgen. Het is niet anders. Ook hier delen wij de kritiek van de BBB-fractie.

Dan kort de verhoging van de bankenbelasting. Wij sluiten ons aan bij de BBB-fractie, die zich heeft uitgesproken tegen verhoging van de bankenbelasting. Ogenschijnlijk is het een makkelijke dekking, die soms populair overkomt, maar de nadelen en risico's zijn inmiddels bekend en groot. Als belasting op de omzet in plaats van op de winst is het toch al een vreemde eend in de fiscale bijt.

Dan het vierde blokje: de financiering van de AOW. Mijn fractie heeft een aantal vragen gesteld over de financiering van de AOW. Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. De opbrengst van de AOW-premie stijgt in 2024 met minder dan 1% naar 25 miljard. Dat is minder dan de inflatie en veel minder dan de geraamde toename van de belastinginkomsten. De oorzaak ligt in het feit dat de heffingskortingen in 2024 meer toenemen dan de premieopbrengst zonder heffingskorting. Volgens de Macro Economische Verkenning van het Planbureau stijgt het inkomen, waarover in eerste instantie AOW-premie wordt geheven, in 2024 met 5,6%. Maar de omvang van de heffingskortingen die op de AOW-premie in mindering worden gebracht, stijgt met het dubbele: 11,2%. De aanvullende rijksbijdrage aan het AOW-fonds bestaat uit het verschil tussen AOW-uitkeringen en de inkomsten uit vooral de AOW-premies. De stijging met maar liefst 8 miljard in één jaar — in 2024 — wordt vooral veroorzaakt doordat de premie-inkomsten nauwelijks stijgen ten opzichte van de uitkeringen. De AOW-premies zouden, zonder toepassing van de heffingskortingen, in de periode 2024 zijn gestegen met 24%. De op de AOW-premies in mindering gebrachte heffingskortingen, waaronder de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en ook de IACK, verklaren het grootste deel van de stijging van de rijksbijdrage aan het AOW-fonds, die als percentage van de AOW-uitkeringen van 2023 naar 2024 in één jaar stijgt met 10%: van 42% naar 52%. De zienswijze van de 50PLUS-fractie dat de AOW-premie voor meer dan de helft reeds is gefiscaliseerd is correct, aldus de staatssecretaris. Hij bevestigt dit netjes en maakt het ook inzichtelijk met een prachtige tabel op pagina 19 van de antwoorden.

Voor de periode 2022-2028 neemt de staatssecretaris nu aan dat het aandeel van de rijksbijdrage nauwelijks verder stijgt, maar dat is alleen omdat alle begrotingen werken met constante prijzen. Het doorzetten van de huidige trend, waarbij het belang van de heffingskortingen onevenredig snel blijft toenemen, is heel aannemelijk, ook als het volgende kabinet geen nieuwe maatregelen bedenkt om dit nog verder aan te wakkeren. Alleen al de indexatie — de gewone indexatie van AOW-uitkeringen en heffingskortingen — kan ertoe leiden dat het aandeel van de rijksbijdrage verder stijgt, richting 60% en hoger. De indirecte fiscalisering van de AOW stoomt genadeloos op naar de 100%. Ik citeer de staatssecretaris: "Het doel van het maximeren van het AOW-premietarief, lang geleden, was het geleidelijk fiscaliseren van de AOW-premie. Het klopt uiteraard dat deze fiscalisering sneller gaat door de herziening van het belastingstelsel in 2001 en door de latere verhogingen van de heffingskortingen. Doordat de AOW-uitkeringen veel meer stijgen, neemt het belang van de AOW-premie in de financiering van de AOW af." Tot minder dan de helft dus al!

Maar er is een politieke hobbel op de weg van de indirecte fiscalisering van de AOW en dat is de directe fiscalisering van de AOW. Bij directe fiscalisering gaat voor werkenden het belastingtarief in de basisschijf met 18% omhoog, terwijl de AOW-premie dan met 18% verdwijnt. Per saldo verandert er dan voor werkenden helemaal niets: het belastingtarief 18% omhoog en de AOW-premie met 18% naar beneden. Het totale tarief blijft voor werkenden gelijk, 37%. Voor gepensioneerden ligt dat heel anders. Het belastingtarief gaat uiteraard ook met 18% omhoog, van 19% naar 37%, maar voor hen staat er geen verlaging van de AOW-premie tegenover, want die is er gewoon niet. Dus er komt 18% bij. Het oogt wel mooi: iedereen betaalt hetzelfde tarief van 37%. Maar gepensioneerden, juist degenen met kleine pensioenen, betalen dan 18% meer en worden getroffen door een belastingverhoging van grofweg €3.000. Het zit vooral bij de kleine pensioenen, omdat de AOW-premie wordt geheven over de inkomensgrens volksverzekeringen en die ligt op €37.000. Dus onder €37.000, onder de pensioenen van €20.000, valt de klap het hardst.

Voorzitter. Kort de toekomst van het belastingstelsel. Een nieuw stelsel is hard nodig. De veelkoppige fiscale draak waarmee men sinds jaren werkt aan het fiscaliseren van de AOW is daar een prachtig voorbeeld van. Al is het woord "prachtig" in dezen vooral cynisch bedoeld; een nieuw stelsel is vlugger gezegd dan gedaan. Allerwegen wordt geroepen "weg met het toeslagenstelsel", maar dan wordt onvoldoende beseft dat de toeslagen nu eenmaal een fundament zijn geworden onder het inkomensbeleid. Het is een noodzakelijke aanvulling geworden op de inkomstenbelasting, omdat de inkomstenbelasting als koopkrachtinstrument geen soelaas kan bieden aan mensen met lage inkomens. Zij betalen immers geen inkomstenbelasting meer of helemaal niet.

De overgang van het huidige box 3-stelsel met fictieve rendementen naar het belasten van werkelijk rendement is ook een grote herziening met complexe wetgeving en grote gevolgen. Dat delen wij met de staatssecretaris, maar 50PLUS is tegen de vermogensaanwasbelasting, want die wordt geheven over papieren rendementen. Dan moet er dus worden afgerekend op basis van waardestijging van aandelen, obligaties en vastgoed, waarvan de winst nog helemaal niet is genomen en ook weer kan verdwijnen. Als je de belasting dan niet kunt betalen, dan moet je maar gewoon aandelen, obligaties of vastgoed verkopen om met de fiscus te kunnen afrekenen. Vooral voor vastgoed is dat ingrijpend en ingewikkeld. Daarom wordt een ander regime voorgesteld voor vastgoed en wel op basis van de werkelijke opbrengsten verminderd met de kosten. Het kan dus, ook voor verhuurde woningen. Voor een tweede woning voor eigen gebruik wordt een uitzondering gemaakt, want die zou dan onder hetzelfde regime kunnen vallen als de eerste eigen woning in box 1. Ik neem aan, staatssecretaris, dat ik het zo goed zeg op basis van de eerdere stukken.

Het voert nu nog te ver om er uitvoerig op in te gaan, maar de staatssecretaris weet dat mijn fractie een normale vermogensbelasting naast een echte vermogenswinstbelasting als alternatief in beeld houdt, uiteraard met een zeer hoge vrijstelling voor spaarders. Ik overweeg een motie in tweede termijn.

Voorzitter. Tot slot het inkomensbeleid en de fiscale leeftijdsdiscriminatie. Na de val van Rutte IV is het tijd om de balans op te maken, niet alleen over Rutte IV, maar over alle vier de kabinetten-Rutte. Dat is niet opportunistisch, maar juist heel logisch. Vooral de fiscale balans — voor mij gaat het om een tussenbalans, want ik zit hier nog een poosje — dient als een waarschuwing van 50PLUS aan het nieuwe kabinet. In mijn periode in de Tweede Kamer, een paar jaar geleden, heb ik gesproken over de fiscale puinhopen van Rutte. Ik citeer dan ook het Tweede Kamerlid Van Rooijen tijdens het Tweede Kamerdebat over het Belastingplan 2019. "Vanavond spreken we over de fiscale puinhopen van de kabinetten-Rutte. De puinhoop van de Belastingdienst zelf. De puinhoop van de uit de hand gelopen belastinguitgaven. De puinhoop van opbouw, afbouw en schijntarieven. De puinhoop van de nivellering voor hardwerkend Nederland. De puinhoop van de onredelijke box 3-belasting voor spaarders. De puinhoop van fiscale discriminatie, met name van ouderen en gepensioneerden. De puinhoop van partijen die van koopkrachtplaatjes een sluitpost hebben gemaakt. Ten slotte de puinhoop van het afknijpen van de woningbouw terwijl de woningnood zo hoog is. Ik zou er een boek over kunnen schrijven. Ik moet alleen nog even nadenken over de titel, maar het begint met De puinhopen van ..." Het komt later, verzeker ik u.

Vandaag geef ik u een actualisatie van deze analyse uit 2019 onder de kop: pure fiscale leeftijdsdiscriminatie. Het inkomens- en participatiebeleid heeft geleid tot ongekende belastingverlagingen voor werkenden — we hebben het eerder vandaag gehoord — waarvan niet meer werkenden — dat hebben we niet gehoord — zijn uitgesloten. Daar moet wel een cynische strategie achter schuilgaan. Mijn primaire vraag is steeds: komt dat van de bewindslieden van Financiën zelf of zijn politieke partijen de drijvende kracht hierachter? De grote vraag van de periode met Mark Rutte als premier moet welhaast geweest zijn: hoe sluiten we 3,5 miljoen gepensioneerden uit van belastingverlaging, hoe melken we 3,5 miljoen gepensioneerden zo efficiënt mogelijk uit met belastingverhogingen? De karig rondgestrooide kruimels van de ouderenkorting hebben daarbij handig dienst gedaan. De grote kudde bedeesde en bescheiden gepensioneerden vormt een welkome schietschijf, een gemakkelijke prooi, een aantrekkelijk doelwit. Het is de enige groep in Nederland die nog weet wat de broekriem aanhalen werkelijk betekent. Zij gaan als makke schapen niet naar het Malieveld.

Daar gaan we dan met de tien fiscale puinhopen van Rutte. Op nummer één staat de arbeidskorting, de olifant in de fiscale kamer. Het is de perfecte manier geweest om alleen werkenden belastingverlaging te geven. Het verlagen van de schijftarieven zou ook ten goede moeten komen aan niet meer werkenden, en dat was niet de bedoeling van het fiscale beleid onder VVD'er Mark Rutte. De arbeidskorting loopt inmiddels op tot €5.500 per werkende, terwijl die zonder aanvullend beleid sinds 2001 €1.300 zou zijn geweest met 9 miljard aan kosten. Nu, bij €5.500, is het 34 miljard die we er inmiddels aan uitgeven. Menig ministerie haalt dat bedrag bij lange na niet. In antwoord op een vraag van ons. Als in de periode vanaf 2001 de inkomstenbelasting gewoon voor iedereen zou zijn verlaagd in plaats van de arbeidskorting te verhogen, dan zou het basistarief 6,4% lager zijn geweest. Daar had dan iedereen, dus ook de gepensioneerden, van geprofiteerd. Dat zou met name gunstig zijn geweest voor gepensioneerden met een inkomen van AOW plus €20.000. Dat is nog steeds een benedenmodaal inkomen, herhaal ik nog maar eens.

Nummer twee op de hitlijst. Werkenden betalen steeds minder AOW-premie en zzp'ers betalen helemaal geen AOW-premie. 1 miljoen zzp'ers betalen helemaal geen AOW-premie. Dat is een welkome bijvangst van de steeds hogere arbeidskorting. De werkelijk betaalde AOW-premie is slechts 4% tot 8% voor werknemers, en voor zzp'ers zoals gezegd nul. Werkenden worden tweemaal bevoordeeld. Via de arbeidskorting ontvangen zij een fors lagere belastingafdracht en ze betalen bijna geen AOW-premie meer. AOW'ers, de niet meer werkenden, worden juist tweemaal benadeeld. De belastingverlaging via de arbeidskorting gaat aan hun neus voorbij en zij moeten, veelal via ondoorzichtige maatregelen, steeds meer belasting betalen over hun pensioen.

Nummer drie. AOW'ers ontvangen slechts de helft van de algemene heffingskorting. Dit raakt de AOW'ers des te harder naarmate de algemene heffingskorting is geëxplodeerd tot nu ruim €3.300. AOW'ers krijgen slechts de helft van dit bedrag. Ik krijg 'm ook, maar veel collega's die jonger zijn dan ik krijgen de volle algemene heffingskorting van €3.300 en ik krijg de helft, voor hetzelfde werk. Hoe heet toch de algemene heffingskorting? Dit instrument is ontstaan als opvolger van de belastingvrije voet van weleer. Die gold nog wel voor iedereen. Het was zelfs de hoeksteen van een stelsel dat door veel meer mensen nog begrepen werd. De algemene heffingskorting is enkel nog in naam algemeen.

Nummer vier, het besluit van Rutte om de AOW los te koppelen van de extra verhoging van het minimumloon. Budgettair was dit meteen kassa, want er werd 2,3 miljard bespaard op de ouderen. Door stevig verzet dat werd aangevoerd door mijn fractie heeft de senaat daar gelukkig een stokje voor gestoken in het debat met premier Rutte vorig jaar. Maar deze ontkoppeling van de AOW kan zo weer gebeuren. Opvallend is wel dat voor zover ik het heb kunnen zien geen enkele grote of grotere politieke partij de ontkoppeling nu nog in het verkiezingsprogramma heeft opgenomen. Daar ben ik uiteraard heel blij mee.

Vijf, de afschaffing van de IO-AOW. Rutte IV ging overstag bij de koppeling en men hield de AOW-koppeling in stand, maar bijna de helft van de verhoging werd weer afgepakt door de afschaffing van de IO-AOW. Zo wordt een nette koppeling toch weer een sigaar uit eigen doos. Gelukkig is er op 22 november een motie van 50PLUS aangenomen.

Nummer zes, de Bosbelasting, ook wel de houdbaarheidsbijdrage. Door deze draak van een maatregel tippelen AOW'ers veel sneller door naar de volgende schijf dan werkenden door het beperkt toepassen van de inflatiecorrectie. Dit was een levend voorbeeld van staatssecretaris Van Rij. Met Bos was je toen de klos, met Van Rij nu ook.

Nummer zeven, de Wet uniformering loonbegrip van 2013, kortweg de Wul. Werkgevers betalen 7% zorgpremie voor de werknemers. Dat was belast loon, maar de Wul maakte daar in één klap voor de werknemers onbelast loon van, want dat was eenvoudiger. Ze moesten wel 4% extra betalen in de eerste schijf; een groot belastingvoordeel voor werknemers. Gepensioneerden die daar niks mee hadden te maken, kregen wel ook de rekening gepresenteerd via een 4% hoger tarief in box 1. Dat zagen 3 miljoen gepensioneerden in hun pensioenstrookje van januari 2013. Er brak een gepensioneerdenopstand uit en 50PLUS stond kort erna zelfs op 23 zetels in de peilingen. Dat is noch vergeten, noch vergeven.

Nummer acht, het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3. Deze toeslag gold voor ouderen met weinig vermogen en ook een heel laag inkomen. Je moet maar durven, was mijn eerste gedachte bij deze onzalige maatregel, maar we weten inmiddels dat die toch is doorgegaan.

Nummer negen, beperking van de inflatiecorrectie in de tweede schijf. Ik noem het dan maar de super-Bosbelasting of de Van Rij/Kaagtaks. Het ging kabinetten niet snel genoeg. Gepensioneerden gaan nu in nog hoger tempo van 19% naar 37%.

Ten slotte noem ik nog de inkomensafhankelijke aanvullende bijdrage iab, inkomensafhankelijke bijdrage, van 6%, die alleen geldt voor AOW'ers. De premiegrens voor volksverzekeringen was destijds €35.000 en is onder Rutte I afgeschaft en in één klap verhoogd naar €50.000. De beer is los en is inmiddels al doorgelopen naar een grens van €76.000. Deze iab van 6% betekent dus een premie van maximaal €4.200. Werknemers hebben een belastingvoordeel van nu al een paar duizend euro, terwijl ouderen zelf die 6% moeten betalen.

Voorzitter. Ik gaf al aan dat mijn fractie om bestuurlijke redenen tegen het Belastingplan zal stemmen. Dat zeg ik met een zwaar gemoed. Ik heb drie belastingplannen ingediend en verdedigd in de zeventiger jaren en ik heb er inmiddels elf behandeld. Bij de twaalfde zal ik geen groen licht geven. Het zal na dit betoog duidelijk zijn dat er voor mijn fractie naast de bestuurlijke redenen ook inhoudelijke redenen zijn om tegen dit Belastingplan te stemmen. Daarover een motie in de eerste termijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een belastingplan dient om belastingmaatregelen bij de Staten-Generaal ter behandeling te geven in samenhang met de overige budgettaire posten van de rijksbegroting voor het nieuwe jaar;

overwegende dat indiening van het Belastingplan op Prinsjesdag hiervoor ruim te laat is;

overwegende dat de Raad van State hier ook op wijst;

overwegende dat zorgvuldige en tijdige behandeling van deze wetgeving alleen kan worden gegarandeerd indien dit plan jaarlijks veel eerder wordt ingediend dan op Prinsjesdag;

verzoekt de regering snel concrete stappen te zetten, zodat met ingang van de komende nieuwe begrotingscyclus hiermee een begin wordt gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Rooijen en Heijnen.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter H (36418).

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.