Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.05 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter, dank. Natuurlijk ook van mijn kant nogmaals, hier in het openbaar, de felicitaties aan de heer Heijnen.
Voorzitter. Het is al eerder gememoreerd: we behandelen vandaag en morgen maar liefst zeventien wetsvoorstellen, die ook nog eens flink geamendeerd zijn door de Tweede Kamer — wat mijn fractie betreft gebeurde dat overigens vaak in de goede richting — dus een echt zorgvuldige behandeling door deze Kamer blijft zeker een uitdaging. Over de noodzaak om meer wetgeving al eerder te behandelen, is de afgelopen jaren, en ook vandaag weer opnieuw, al vaak veel gezegd. Het blijft dus in ieder geval een opdracht voor een volgend kabinet om meer ruimte te creëren voor een gedegen parlementaire behandeling. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat met mij eens is.
Het is natuurlijk onmogelijk om nu in te gaan op de details van al deze wetsvoorstellen. Ik zal me daarom concentreren op de voor mijn fractie belangrijke hoofdlijnen. Veel van wat vandaag voorligt, vinden wij een verbetering; een stap of vaak eerder een stapje vooruit. Maar dat wil niet zeggen dat wij niet kritisch zijn. Dat zijn wij zeker, want het kan volgens ons nog stukken beter. Stukken beter betekent voor mijn fractie, als het gaat om belastingen, in de eerste plaats stukken rechtvaardiger.
Belastingen zijn in de eerste plaats nodig om uitgaven te doen voor zaken die we met z'n allen belangrijk vinden, zoals goede zorg, onze veiligheid, het onderwijs van onze kinderen, volkshuisvesting en een schoner milieu. Maar vervolgens is het wel de vraag hoe en bij wie je die belastingen ophaalt. We kunnen het belastingstelsel deels gebruiken om de markt te sturen, door prikkels te geven die ongewenst economisch gedrag tegengaan en gewenst gedrag belonen.
Zo is de SP er groot voorstander van dat we vooral de vervuiler laten betalen in plaats van te subsidiëren met meer dan 40 miljard per jaar, zoals nu nog gebeurt. Hiervan gaat alleen al meer dan 2 miljard per jaar naar Shell Nederland, zo is onlangs berekend in opdracht van Milieudefensie. 8,8 miljard fossiele subsidie gaat jaarlijks naar de tien grootvervuilers. Hoe kan het, zo vraag ik de regering, dat we een miljardenbedrijf als Shell, dat vorig jaar wereldwijd meer dan 38 miljard euro winst maakte, met miljarden subsidiëren? En niet om te vergroenen, nee, om de vervuiling te subsidiëren. De fossiele subsidies zijn een voorbeeld van hoe een fiscaal instrument, in dit geval in de vorm van een belastingkorting voor grote vervuilers, juist ongewenst en uiterst schadelijk economisch gedrag in de hand werkt.
Er zijn helaas nog meer voorbeelden, zoals het enorme belastingvoordeel voor goedverdienende werknemers uit het buitenland. Wij zijn dan ook wel blij dat via een amendement in de Tweede Kamer de zogenaamde expatregeling, de 30%-regeling, versoberd is, op weg naar de afschaffing ervan, zou ik zo zeggen.
Overigens, collega Moonen van D66 deed eerder net alsof de Tweede Kamer, inclusief haar eigen D66-Tweede Kamerfractie, over één nacht ijs ging en eigenlijk niet zo goed had nagedacht over de gevolgen van het amendement, maar ik vond dat wel een beetje een rare voorstelling van zaken. De versobering en ook de afschaffing van de expatregeling staan al behoorlijk lang op de politieke agenda en worden al langer bepleit door verschillende partijen. Ik denk dat die partijen er wel degelijk over nagedacht hebben. De regeling zou misschien goed kunnen werken voor een aantal bedrijven, maar hierbij is niet in ogenschouw genomen wat de maatschappelijke kosten zijn van deze regeling. Alle partijen zeggen tegenwoordig dat zij grip willen krijgen op arbeidsmigratie. Nou, dit is één manier om grip te krijgen op arbeidsmigratie. Maar ik zie dat mevrouw Moonen een interruptie heeft.
Mevrouw Moonen i (D66):
De fractie van D66 heeft inderdaad in de Tweede Kamer ermee ingestemd. Ik zal zeggen waarom. Omdat de opbrengsten van die versobering, wat die oplevert, zouden worden benut om te zorgen dat de rentestijgingen op leningen van studenten bevroren kunnen worden. Dat was de aanleiding. Het ging erover wat er met die opbrengst gebeurt. Maar wij hebben grote bedenkingen bij de maatregelen an sich. Dat was zo en dat blijft zo.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is dan verhelderend, namelijk dat het ging om het doel, in de zin van wat er met de opbrengsten gefinancierd zou kunnen worden. Ik laat dat verder bij mevrouw Moonen, bij de D66-fractie. Ik vraag mij dan wel af, nogmaals, hoe de fracties van D66 in de Tweede en de Eerste Kamer dan aankijken tegen de bredere maatschappelijke kosten van de huidige expatregeling. Je kan zeggen dat deze bepaalde mensen naar Nederland haalt, voor bepaalde bedrijven, en dat dat een goede zaak is. En zij verdienen dan netto 30% meer dan hun Nederlandse collega's. Maar volgens mij moet je ook in het debat meenemen wat de maatschappelijke kosten daarvan zijn. Ik hoop dat de D66-fractie dat hier ook doet. Volgens mij doen ze dat ook in de Tweede Kamer. Die expatregeling heeft zeker niet alleen maar voordelen.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik denk dat het juist is wat Van Apeldoorn zegt: je moet kijken naar maatschappelijke kosten. Maar daartegenover staat dat je ook moet kijken naar de maatschappelijke opbrengsten. En juist deze regeling levert voor veel technologische bedrijven heel veel op, omdat het gaat om functies die worden bekleed waarvoor geen Nederlandse mannen en vrouwen beschikbaar zijn. Kijk, als we ze hier zelf hadden in het eigen land en we konden onze eigen Nederlandse mannen en vrouwen deze functies geven, dan zou ik dat ook graag doen. Maar het gaat hier veelal om bedrijven waarvoor een schaarste is aan bepaalde talenten die ze wel uit het buitenland kunnen halen, en als ze die niet meer kunnen halen, kunnen ze simpelweg bepaalde businesses niet meer uitvoeren. Daarmee verliezen we maatschappelijke opbrengsten. Dus akkoord om naar maatschappelijke kosten te kijken, maar dan nodig ik de heer Van Apeldoorn ook uit om te kijken naar de maatschappelijke opbrengsten van een dergelijke regeling.
De voorzitter:
En om daarna zijn betoog te hervatten. Ga uw gang.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, maar ik denk dat ik daar heel kort op mag reageren. Ik denk dat in ieder geval mijn fractie een andere berekening of afweging maakt van de maatschappelijke kosten en baten. Ik denk dat het heel moeilijk uit te leggen is aan Nederlandse werknemers dat zij dat voordeel van 30% niet krijgen. We hebben in Nederland ook heel veel gekwalificeerde mensen. En als je kijkt naar wat er gebeurt op de woningmarkt, met die druk op de woningmarkt — dat is denk ik niet voor niets zo'n belangrijk thema geweest in de afgelopen verkiezingen — dan is dit in ieder geval een onderdeel daarvan. Daar zouden we wat aan kunnen doen door een versobering van deze regeling, en wat mijn fractie betreft, nogmaals, door de afschaffing daarvan.
Ik vervolg mijn betoog, voorzitter. We kunnen het belastingstelsel deels gebruiken om de markt te sturen. O sorry, dit heb ik al gezegd. En nu we het toch over "versobering" — daar was ik gebleven — hebben: de versobering van de BOR, de bedrijfsopvolgingsregeling, zoals in het pakket voorgesteld, kan uiteraard ook op onze steun rekenen. Van deze kostbare faciliteit voor belastingontwijking moeten we gewoon helemaal af in ons fiscaal stelsel, dus waarom ook niet helemaal afschaffen, zo vraag ik de staatssecretaris. Ook hiervan is volgens mij aangetoond, ook als het gaat om het directe doel van deze regeling, dat die eigenlijk helemaal niet zo effectief is. Maar nog los van het misbruik, waar ook sprake van is als het gaat om de BOR, moet iedereen in Nederland gewoon schenk- en erfbelasting betalen. En als we de vermogensongelijkheid over generaties willen aanpakken, is dat de belasting die we bovendien ook nog eens een keer zouden moeten verhogen. Is de staatssecretaris dat met ons eens?
Voorzitter. Belastingen kunnen een prikkel zijn voor goed gedrag, maar zijn ook een essentieel instrument om te zorgen voor een eerlijke verdeling. Of liever, ze zouden dat moeten zijn. De sterkste schouders dienen immers de zwaarste lasten te dragen. Ik hoorde het de heer Heijnen eerder vandaag ook zeggen. Dat is een kwestie van solidariteit, voor mijn partij een kernwaarde. Dit demissionaire kabinet zegt dit uitgangspunt te delen, maar de praktijk van ons belastingstelsel laat helaas nog steeds een ander beeld zien, namelijk dat de sterkste schouders de lichtste lasten dragen. De wereld op zijn kop. Dat is onaanvaardbaar voor mijn fractie. De degressiviteit van ons belastingstelsel is echt iets waar we zo snel mogelijk vanaf moeten. We moeten het meeste geld ophalen bij degenen die het meeste kunnen dragen, en dat mede ten goede laten komen van de mensen aan de onderkant. Daar worden we uiteindelijk met z'n allen beter van. Via de belastingen kunnen en moeten we herverdelen, en ervoor zorgen dat mensen niet door het ijs zakken; de armoede zo veel mogelijk terugdringen en uiteindelijk uitbannen; zorgen voor — jawel! — bestaanszekerheid.
Het kabinet heeft hier een paar maatregelen genomen die, als het goed is, voorkomen dat de armoede volgend jaar verder oploopt. Dat is goed, maar er is nog meer nodig, vooral structureel. Ik begin nu met het degressieve karakter van het belastingstelsel. Ik heb hier ook bij de Algemene Financiële Beschouwingen bij stilgestaan, net als bij de behandeling van het vorige Belastingplan. En ik wil dit ook blijven doen zolang dit probleem blijft voortbestaan. Dat wil zeggen, zolang ons belastingstelsel zo onrechtvaardig is dat de Quote 500 veel minder belasting betaalt dan de gemiddelde Nederlander. Volgens mij tart dit ieders gevoel van rechtvaardigheid; daar hoef je ook geen socialist voor te zijn. Het is niet alleen fundamenteel onrechtvaardig, maar we kunnen ons dit als samenleving simpelweg ook niet veroorloven. Zolang we er niet in slagen om voldoende geld op te halen bij de rijken, zullen we er namelijk ook niet in slagen om de armoede en bestaansonzekerheid structureel aan te pakken.
Breed leeft de gedachte, ook onder politici, dat Nederland een progressief belastingstelsel heeft. Maar niets is minder waar, zo weten we in ieder geval sinds een CPB-studie uit 2022. Waar de gemiddelde belastingdruk, dus die voor de gemiddelde Nederlander, 40% is, is die voor de allerrijkste Nederlander slechts de helft. Mijn fractie vindt dat ronduit een schande. De staatssecretaris trekt deze cijfers in de schriftelijke beantwoording deels in twijfel, of althans, hij suggereert dat het verschil weleens lager zou kunnen uitvallen als je naar het gemiddelde over meerdere jaren kijkt, in plaats van alleen naar het ene jaar waarnaar in deze CPB-studie gekeken is. Maar het zou net zo goed omgekeerd kunnen zijn, zo zegt de regering ook in de beantwoording. We weten het eenvoudigweg niet, dus we moeten het met deze cijfers doen. Er zijn namelijk geen betere cijfers. Is de staatssecretaris dat met mij eens?
Ook suggereert de staatssecretaris in de schriftelijke beantwoording van onze vragen dat recente maatregelen van dit kabinet om inkomsten uit vermogens zwaarder te belasten dit verschil verkleind hebben. Recentere cijfers heeft de staatssecretaris alleen dus niet. Wederom zijn dit dus de cijfers waarmee we het moeten doen. Of het waar is dat het verschil nu verkleind is of niet, weten we dus ook niet. Het zou eigenlijk goed zijn als we hier meer inzicht in zouden krijgen. Misschien kan de staatssecretaris hier zelf onderzoek naar laten doen. Dan kan het volgende kabinet daarmee aan de slag. Kan hij dat toezeggen?
Misschien kan hij dan ook meteen in kaart brengen welke maatregelen er overwogen zouden kunnen worden om ervoor te zorgen dat ons fiscaal stelsel niet langer degressief maar echt progressief wordt, ook aan de top. Dat zorgt ervoor dat de allerrijksten niet minder maar juist meer belasting betalen. Zo zou het ook moeten zijn, volgens het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Volgens mij kan noch de regering, noch iemand hier in deze Kamer het daarmee oneens zijn.
Voorzitter. Ook als de allerrijksten door de maatregelen die zijn genomen inmiddels niet meer de helft minder, maar bijvoorbeeld 40% minder belasting betalen dan de gemiddelde Nederlander, of zelfs, wat ik uitermate onwaarschijnlijk acht, gewoon het gelijke percentage, dan is dat nog niet rechtvaardig. Nog steeds hebben we dan geen progressief belastingstelsel in Nederland. Nog steeds geldt dan niet dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Is de staatssecretaris dat met mij eens? En zo ja, zo vraag ik hem wederom, waarom heeft hij de afgelopen jaren dan niet meer kunnen en willen doen om ons belastingstelsel eerlijker te maken?
Ik vraag dus niet wat hij wel gedaan heeft, want ik erken dat er bepaalde stappen gezet zijn. Dat zijn ook stappen vooruit. Maar waarom is er niet meer gedaan? Waarom was het nog zo voorzichtig? Waarom is er bijvoorbeeld niet gewoon eindelijk een progressieve miljonairsbelasting ingevoerd? Natuurlijk zal de staatssecretaris zeggen dat het aan een volgend kabinet is. Zoals net gezegd is, zou het goed zijn als de staatssecretaris zijn opvolger hierbij behulpzaam zou zijn en die op weg zou helpen.
Maar dit kabinet had natuurlijk ook zelf meer kunnen doen. Mooi dat er nu in ieder geval een motie ligt in dit verband, die in de Tweede Kamer is aangenomen, die vraagt dat Nederland zich internationaal inzet voor de invoering van een mondiale minimumvermogensbelasting voor miljardairs. Uiteraard is het immers het allerbeste als je dit internationaal regelt. Deze motie was er overigens met steun van de PVV-fractie, zeg ik even tegen de heer Van Strien.
Voorzitter. Een eerlijk en rechtvaardig belastingstelsel betekent ook een belastingstelsel waarin belastingontwijking zo veel mogelijk wordt uitgebannen. Collega Martens is daar eerder al op ingegaan. Ik ben het helemaal met hem eens dat er hier sprake is van morele verloedering, dat belastingontwijking de belastingmoraal ondermijnt, dat het de kloof vergroot en bovendien dat wij, en andere overheden, hierdoor veel inkomsten mislopen. Ook hier zijn stappen gezet, maar moet er volgens mijn fractie nog steeds veel gebeuren, en had dat ook gekund.
Volgens het Global Tax Evasion Report 2024 is belastingparadijs Nederland goed voor maar liefst 140 miljard aan profit shifting, oftewel het verschuiven van winsten teneinde belasting te ontwijken. Ook deze cijfers worden door de staatssecretaris betwist. Maar dit is natuurlijk niet het enige, noch het eerste rapport waarin gesteld wordt dat Nederland een belastingparadijs en vooral ook een doorsluisland is. In ieder geval heeft ook de staatssecretaris geen betere cijfers. Het zou daarom misschien goed zijn als het ministerie van Financiën komt met eigen, recente en volgens het ministerie betere cijfers, of daartoe opdracht zou geven. Wat de precieze cijfers ook zijn: erkent de staatssecretaris met ons dat, hoewel er stappen zijn gezet, ook een volgend kabinet zal moeten doorgaan met het tegengaan van de mogelijkheden tot belastingontwijking die Nederland nog steeds biedt? Dat moet ons uiteindelijk van die lijstjes af krijgen, zodat we internationaal eindelijk niet meer te boek te staan als belastingparadijs.
Het is in het kader van de aanpak van belastingontwijking, die natuurlijk het beste in internationaal verband kan plaatsvinden, wel goed dat er nu een implementatiewet voorligt van de EU-richtlijn op basis van het eerder OESO-akkoord voor een effectieve minimumwinstbelasting van 15% voor multinationals. Mooi dat Nederland hiermee vooroploopt.
Mijn fractie heeft hier nog wel een paar vragen over. Is die 15% bijvoorbeeld niet een stuk te laag? En bestaat er niet het risico dat voor veel landen de ondergrens van het tarief van 15% in de praktijk ook een bovengrens wordt?
Ook blijft er voor mijn fractie onduidelijkheid bestaan over de gevolgen voor ontwikkelingslanden, en over de vraag of het voor hen nou wel of niet positief zal uitpakken. Verschillende deskundigen, bijvoorbeeld van het internationale Tax Justice Network, zijn er kritisch over.
Voorzitter. Terwijl de grote vermogens en de grote winsten nog steeds veel te weinig belast worden, de rijken nog steeds rijker worden en de winsten het afgelopen jaar tot recordhoogte zijn gestegen, blijft de koopkracht voor veel Nederlanders erg beperkt. De armoede blijft met 800.000 armen in Nederland veel te groot. Het beroep dat gedaan wordt op voedselbanken, is afgelopen jaar opnieuw toegenomen. Volgens het Rode Kruis neemt in Nederland ook het aantal mensen toe dat in voedselnood zit. Voedselnood, in Nederland. Hoe heeft het in vredesnaam zover kunnen komen? Dat zou ik de minister voor Armoedebeleid willen vragen. Ik neem aan dat deze vragen haar via de staatssecretaris zullen bereiken. De SP-fractie is uiteraard blij met de in dit pakket voorliggende intensivering van het kindgebonden budget en de verlaging van de eigen bijdrage van de huurtoeslag. De verwachting is dat in procenten uitgedrukt de armoede in Nederland volgend jaar niet, zoals eerder verwacht werd, zal toenemen en dat de armoede onder kinderen zal dalen. Deze zal, als de voorspelling uitkomt, dalen van 6,2% naar 5,1% in 2024. Hiermee blijft het doel van de halvering per 2025, het door de regering zelf gestelde doel, in het zicht. Hiermee is dus gehoor gegeven aan de motie van de SP-fractie in deze Kamer die hier voor de zomer heel breed — alleen de PVV-fractie stemde tegen — is aangenomen. Mooi, maar zeker geen reden om op onze lauweren te gaan rusten, want we hebben het hier alleen over 2024. Zoals de regering zelf schrijft, zullen er om het door de regering gestelde doel van de halvering van de kinderarmoede daadwerkelijk te halen per 2025, waarschijnlijk nog aanvullende maatregelen nodig zijn. We gaan ervan uit dat dit demissionaire kabinet de armoedecijfers en -prognoses voor 2025 goed blijft monitoren en dat het nieuwe kabinet of dit kabinet als de formatie onverhoopt lang duurt, zo nodig aanvullende maatregelen zal nemen. Kan de minister dat toezeggen? Wat de SP-fractie betreft is de halvering van de kinderarmoede per 2025 natuurlijk het minimale doel, op weg uiteindelijk naar de volledige uitbanning van de kinderarmoede. En is de hier morgen aanwezige minister het met ons eens dat dat het uiteindelijke doel moet zijn?
Als het gaat om de structurele aanpak van de armoede zullen we natuurlijk moeten wachten op een volgend kabinet, althans als dat er is voor Prinsjesdag. Maar misschien kan de demissionaire minister voor Armoedebeleid dat nieuwe kabinet wel alvast op weg helpen door in de juiste richting te wijzen, door ook hier vandaag of beter gezegd morgen, aan te geven wat voor aanvullende maatregelen dan mogelijk zouden kunnen zijn. En aan die minister ook de vraag of zij het met mij eens is dat dit beter structurele maatregelen zouden kunnen zijn, dat het ook beter is niet te blijven werken, zoals nu ook weer het geval is, met toeslagen, de toeslagen waar we juist van af willen, en dat ook op basis van het rapport van de Commissie sociaal minimum nog veel meer nodig is om dat sociaal minimum daadwerkelijk structureel omhoog te krijgen? Is de minister voor Armoedebeleid het met ons eens dat het werk hier nog moet beginnen? Als het gaat om een structurele verhoging van het sociaal minimum blijft de verhoging van het minimumloon wat mijn fractie betreft essentieel. Hopelijk komt dat dus ook op de formatietafel te liggen.
Maar die formatie gaat mogelijk nog lang duren. Als het door omstandigheden zo is dat de armoede in 2024 toch weer omhoog dreigt te gaan, zal het kabinet dan indien nodig tussentijds ook extra maatregelen nemen? Wat als de gasprijs bijvoorbeeld deze winter toch ineens weer enorm omhoog schiet? Heeft de regering dan een plan klaarliggen, zo vraag ik ook de minister voor Klimaat die hier morgen zal zijn en mogelijk ook de staatssecretaris. Ook zonder een stijgende gasprijs gaat de energierekening sowieso weer omhoog per 1 januari, en al helemaal voor mensen in slecht geïsoleerde, tochtige huizen. Het prijsplafond verdwijnt en voor iedereen gaat de energiebelasting op gas omhoog, met maar liefst 19% in de eerste schijf, eerst een nieuwe eerste schijf en de oude eerste schijf. Daar gaan heel veel huishoudens last van hebben, juist mensen die het al niet makkelijk hebben, mensen die ook helemaal niet de mogelijkheid hebben om over te stappen van gas naar elektriciteit. Is een verhoging van 19% belasting op gas in de eerste schijf een belasting die rechtvaardig is en überhaupt een effectieve manier om mensen te prikkelen om te verduurzamen door hen zo op kosten te jagen dan wel letterlijk in de kou te zetten? En dat in een land waarin vorig jaar het aantal mensen dat in energiearmoede leefde, weer verder is gestegen naar 600.000. Graag een reactie van de minister en/of staatssecretaris. En dit terwijl er in 2024 ook geen energietoeslag meer is voor mensen met een laag inkomen. Is het denkbaar dat die terugkomt als de gasprijzen toch weer door het dak gaan? Zoals bekend, heeft Nederland een hele hoge energiebelasting voor huishoudens, veel hoger dan in andere Europese landen. Maar hoe meer energie je verbruikt, hoe minder belasting je betaalt. De grootverbruikers uit de industrie betalen veel minder voor hun gasverbruik. Juist als je wilt verduurzamen, is dat toch totaal onlogisch en bovendien onrechtvaardig? Graag een reactie van de staatssecretaris Financiën en de minister voor Klimaat. En zou je, juist als je vindt dat de vervuiler moet betalen en dat de energiebelasting een prikkel moet zijn om te verduurzamen, niet juist die grootverbruikers meer moeten belasten? Zijn zij dat met mij eens? Nederland doet nu namelijk het omgekeerde.
Voorzitter, ik rond af. Mijn fractie gaat er toch maar van uit dat dit de laatste keer is dat we een belastingplan plenair behandelen met deze staatssecretaris. Ik wil vanaf deze plek dus toch zeggen dat ondanks onze soms grote ideologische verschillen, ik het debat altijd als zeer prettig en zeer inhoudelijk heb ervaren, ook van zijn kant. Die complimenten gelden ook voor de bewindslieden die hier vandaag niet aanwezig zijn, maar ik hou het nu dus even bij de staatssecretaris. Ik hoop dat we met zijn opvolger dat inhoudelijke debat kunnen vervolgen en dat we dan nieuwe stappen kunnen gaan zetten naar een rechtvaardiger en eerlijker belastingstelsel, waarin juist ook de allersterkste schouders de allerzwaarste lasten zullen dragen. Ik kijk intussen uit naar de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan mevrouw Geerdink namens de VVD.