Plenair Perin-Gopie bij behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.41 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan mevrouw Kaljouw voor haar maidenspeech.

Voorzitter. De wet die vandaag voorligt, heeft voor veel beroering gezorgd, hier in het Haagse en in de samenleving. Het is onze taak als Eerste Kamer om ons bij de leest te houden en de wet te toetsen op rechtmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid. Daarom is het belangrijk om in herinnering te roepen waar dit debat vandaag wel en niet over gaat.

Voorzitter. Waar het wel over gaat, is over mensen. Mensen die huis en haard hebben moeten verlaten omdat zij, om welke reden dan ook, hun bestaan niet langer zeker waren en die in Nederland zijn aangekomen na een zeer lange, zware en niet altijd veilige reis. Deze mensen zijn moe en willen een veilig onderkomen. Dan komen ze terecht in Ter Apel, waar tegenwoordig vrijwel nooit direct plek is. U herinnert zich vast nog wel de zomer van 2022, waar collega Nicolaï ook aan refereerde. Het was natuurlijk een schande dat Artsen zonder Grenzen moest ingrijpen in een welvarend land als Nederland. Gelukkig slapen er inmiddels geen mensen meer buiten in tenten voor het aanmeldcentrum, maar veel beter zijn de omstandigheden niet. Er is nog altijd een gebrek aan privacy, hygiëne, toegang tot de gezondheidszorg en onderwijs. Door het almaar weer moeten verhuizen worden de problemen voor deze mensen alleen maar groter, ontstaan er hechtingsproblemen bij kinderen en raken hele gezinnen in isolement. Waar het vandaag over gaat, is hoe wij hen vanaf nu als mens gaan behandelen en hun een menswaardige opvang gaan bieden.

Waar het vandaag uitdrukkelijk niet over gaat, is of wij in de Eerste Kamer vinden dat deze mensen hun bestaan inderdaad niet zeker waren toen zij hierheen kwamen om opvang aan te vragen. Die vraag komt aan de orde bij de beoordeling van een asielaanvraag of bij een debat over de vraag hoe om te gaan met migratiestromen. De Tweede Kamer lijkt mij daarvoor de juiste plek. Ik vind het heel erg dat in de discussie over de spreidingswet de suggestie is gewekt dat je in Nederland wel een verdomd goede reden moet hebben om je leven niet zeker te zijn, wil je hier als mens ontvangen worden en een menswaardig onderkomen krijgen. Nee, waar we het vandaag over hebben is dat als je alles hebt moeten achterlaten en in Nederland arriveert, je terechtkomt in een regelrechte opvangcrisis, die nu al ruim twee jaar duurt.

Voorzitter. Deze crisis is niet ontstaan door de toestroom van mensen op de vlucht, maar door bewuste afbraak van de asielopvang in Nederland. De voorgaande kabinetten hebben deze crisis zelf gecreëerd door opvanglocaties te sluiten, uitvoeringsproblemen bij de IND niet tijdig op te lossen en te handelen vanuit een kortetermijnvisie. Dit alles is gedaan onder het mom van bezuinigingen. Maar gebleken is dat noodopvang vele malen duurder is dan structurele, veilige opvang.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik hoor mevrouw Perin-Gopie van Volt eigenlijk een verhaal houden alsof het kamp der heiligen hier in Nederland binnenkomt. Maar ondertussen zien we dat er rond Ter Apel en andere plaatsen heel veel criminaliteit is vanuit lieden die hierheen komen als asielzoeker. Ze sluipen de tuinen en huizen van mensen in. Ze randen mensen aan. Er wordt gestolen in winkels. Er is heel veel overlast. Dát is het probleem. We hebben het niet alleen over mensen die met een zielig vluchtverhaal hierheen komen. Vaak zijn ze door zeven, acht veilige landen gekomen en kunnen ze hun gezin daar wel achterlaten en laten ze dat gezin vervolgens ook nog een keer overkomen. Dat is waar we het over hebben. Wat is er dan op tegen om te zeggen "we moeten hier eens een keer paal en perk aan stellen en de grens een keer wat verder sluiten voor deze toestroom", in plaats van dit zielige verhaal aan te horen over dat er hier alleen maar mensen binnenkomen die op de vlucht zijn en alles moeten achterlaten? Dat is niet zo! De situatie is heel anders. Er is gewoon heel veel overlast.

De voorzitter:

De vraag is gesteld.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Mijn tijd loopt trouwens door, voorzitter. Zoals ik in mijn betoog ook aangaf, gaat het hier niet over de instroom. Het gaat over hoe we zorgen voor humane opvang van de mensen die er zijn. Dat is een verplichting die we gewoon hebben en waar we ons internationaal en Europees aan hebben verbonden. Daar moeten we een oplossing voor zoeken.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar dan vraag ik: hoe humaan wil mevrouw Perin-Gopie van Volt zijn voor onze eigen inwoners, die niet aan huizen kunnen komen, voor wie de leefomgeving niet meer veilig is en die alle problemen ondervinden van deze massale instroom? Is dat niet een veel belangrijkere afweging? We zitten hier niet om heel de wereld op te vangen. We zitten hier om als Nederland te denken aan onze eigen inwoners.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Nogmaals, we moeten het vandaag juist níét hebben over de instroom, maar ervoor zorgen dat de mensen die hier zijn een veilig onderkomen hebben. Dat is waar ik me toe beperk en dat is ook waar deze wet op toeziet. Daarnaast vind ik dat we van dit probleem dat is gecreëerd, inmiddels een probleem van de Groningers hebben gemaakt. Juist door over dit soort afleidingsmanoeuvres te beginnen, laten we het probleem dat in Groningen, in Ter Apel is ontstaan, ook hun probleem zijn, terwijl het een nationaal probleem is dat we nationaal moeten oplossen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan komen we nu dus op het punt dat partijen zoals Volt dit probleem alleen maar erger maken door die toestroom niet te willen inperken en er niet over te willen spreken. Want dat horen we hier: we mogen het er niet over hebben dat die instroom zo groot is. Daarmee maken zij dit probleem groter, erger en dieper. En dan zeggen ze tegen de rest van Nederland: hé, gaan jullie ook maar verder in die ellende zitten. Is dat de bedoeling van die asieldwangwet waar Volt hier zo'n warm pleitbezorger van is?

De voorzitter:

Dank u wel. Uw antwoord, mevrouw Perin-Gopie, en daarna kunt u doorgaan met uw betoog.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

In reactie hierop wil ik toch vragen of meneer Van Hattem iets beter wil luisteren. Ik zei dat een debat over de instroom juist zou moeten plaatsvinden in de Tweede Kamer. Volgens mij voeren we hier gewoon het debat over de wet die voorligt. Daartoe zal ik me ook beperken.

Ik vervolg mijn betoog. Onder het mom van bezuinigingen is de noodopvang eigenlijk alleen maar duurder geworden, terwijl structurele opvang goedkoper en veiliger kan. De opvangcrisis is ook misbruikt door partijen voor electoraal gewin. Maar het is heel simpel. Er verblijven ten eerste duizenden mensen in Nederland die het wettelijk recht hebben op toegang tot opvang, met een toereikende huisvesting, medische zorg en onderwijs. Wij voorzien daar op dit moment niet in. Ten tweede rust de last om dat vlot te trekken op de schouders van een handvol gemeenten en organisaties. Vandaag bespreken we één ding, een eerste kleine stap om daar iets aan te gaan doen.

De wet die voorligt, heeft daartoe een vrij simpel en helder doel, namelijk de asielopvang die het Rijk verplicht is te organiseren, eerlijk en gelijkmatig verdelen over het land. Volt ziet hoe hard het COA, het Rode Kruis, alle andere hulporganisaties, de provincie Groningen, de gemeente Westerwolde en een aantal andere gemeenten hun best doen om onderkomen te organiseren voor de mensen op de vlucht. Het is toch van de zotte dat een nationaal probleem, namelijk het gebrek aan opvangplekken, zich zo lastig laat oplossen en dat wij hier met elkaar een soort marathondebat moeten voeren over een simpele wet die tot doel heeft het probleem van te weinig opvangplekken op te lossen? En dat een wet nodig is omdat de solidariteit tussen gemeenten niet vanzelfsprekend is, waardoor we opnieuw van een nationaal probleem het probleem van de Groningers hebben gemaakt. Natuurlijk blijven we het liefst uitgaan van een vrijwillige solidariteit tussen gemeenten, maar die blijft achter. Dit wetsvoorstel wil daarom alsnog een eind maken aan de opvangcrisis door de taak die gemeenten hierbij hebben, bij wet vast te leggen. Daarmee komt vast te staan dat gemeenten samen met het Rijk verantwoordelijk zijn voor het voldoen aan de internationale en Europeesrechtelijke verplichting om asielopvang te bieden aan mensen die huis en haard hebben achtergelaten. Dat juicht Volt natuurlijk toe. Wel ziet Volt dat dit wetsvoorstel slechts een kleine stap naar een betere, menswaardige opvang is.

Mijn fractie houdt een aantal zorgen over de wet, die ik hier wil benoemen. Ten eerste zal het een tijd duren voordat de wet voor verlichting zorgt. De systematiek die deze wet gaat volgen, kost tijd. Dat is begrijpelijk, maar we bevinden ons wel nú in een opvangcrisis. Daarom vraag ik de staatssecretaris wat hij gaat doen om de komende anderhalf jaar te overbruggen. Want die tijd zal het kosten voordat het wetsvoorstel daadwerkelijk zal leiden tot meer opvangplekken.

Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat, als hij ergens in het komende anderhalf jaar zijn rol overdraagt, zijn opvolger voor voldoende opvangplekken zorgt? Want wij blijven het aan de mensen verplicht dat zij een veilig en menswaardig onderkomen krijgen.

In de verdeelsystematiek wordt gebruikgemaakt van ramingen. Eens per twee jaar wordt geschat hoeveel plekken er in de komende twee jaar nodig zijn. Vervolgens gaan gemeenten die plekken, die al nodig zijn, gedurende twee jaar realiseren. Ik vraag de staatssecretaris of we dan niet continu achter de feiten aanlopen. De instroom is en blijft enigszins onvoorspelbaar. De zorg die Volt bij een tweejaarlijkse raming heeft, is dat wij bij een hogere instroom weer twee jaar lang terechtkomen in een opvangcrisis. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat? Dat vraag ik vooral omdat het nog meerdere jaren zal duren voordat de beoogde opvangvoorraad gerealiseerd zal zijn.

Mijn fractie heeft de staatssecretaris in de schriftelijke ronde gevraagd hoe de regering ervoor zorgt dat de kwaliteit van de opvang verbetert en hoe de regering de kwaliteitskaders gaat borgen. De beantwoording was teleurstellend. De staatssecretaris gaf aan dat artikel 21 van de opvangrichtlijn daarbij leidend is. Dat weet mijn fractie, maar dat is puur op papier. Dat zegt nog niets over de manier waarop de staatssecretaris de kwaliteit in de praktijk gaat waarborgen en onafhankelijk toezicht organiseert, want de richtlijn zelf kan geen toezicht houden. De praktijk is vele malen weerbarstiger dan richtlijnen dat zijn. En dat is precies het probleem. Daarom stelde ik in de vorige rondes die vraag.

Ik las vorige week nog in Trouw dat uit resultaten van wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zwangere vrouwen in het azc in Ter Apel zeven keer meer kans hebben om bij de bevalling hun kind te verliezen dan andere vrouwen in de regio van Ter Apel. Als de richtlijn goed geïmplementeerd zou worden, dan zou dat toch niet moeten kunnen? Artikel 21 van de opvangrichtlijn schrijft voor dat in nationale regelgeving rekening gehouden moet worden met kwetsbare groepen. Daar vallen zwangere vrouwen ook onder. Zwangere vrouwen steeds maar verhuizen zorgt voor stress en maakt het voor hen onmogelijk om een vaste verloskundige te hebben. Deze vrouwen krijgen dus zorg van onvoldoende kwaliteit. Zo wordt er geen rekening gehouden met deze kwetsbare groep. Hoe gaat de staatssecretaris zorgen voor verbetering, en hoe draagt de voorliggende wet daaraan bij?

Volgens artikel 21 van de opvangrichtlijn vallen onder "kwetsbare groepen" verschillende groepen, maar nu wil ik mij even focussen op kinderen. De richtlijn schrijft voor dat het belang van het kind leidend moet zijn, net zoals dat is afgesproken in het VN-Kinderrechtenverdrag. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat het belang van het kind leidend is? UNICEF geeft aan dat zich nog altijd kinderen in de asielopvang bevinden die geen toegang hebben tot onderwijs, terwijl dit wel bij wet geregeld is. Als ze wel naar school gaan, moeten zij om de haverklap verhuizen, en dan moeten ze dus ook naar een andere school. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit te rijmen valt met het belang van het kind? We weten namelijk dat verhuizen en wisseling van omgeving en school kan leiden tot hechtingsproblemen. En dat is niet in het belang van het kind. De wet die voorligt, kan ervoor zorgen dat gezinnen en kinderen in afwachting van de asielprocedure in een stabiele omgeving kunnen opgroeien. Maar dan moet de staatssecretaris er wel voor zorgen dat niet continu verhuizingen plaatsvinden. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat met de invoering van deze wet de verhuisbewegingen van de mensen in de asielprocedure afnemen en dat kinderen niet meer hoeven te verhuizen in afwachting van de procedure?

Om de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen te waarborgen, is het van belang dat er een onafhankelijk toezicht is op de kwaliteit van de opvangvoorzieningen. Hoe dit wordt georganiseerd in het kader van de wet is niet duidelijk. In de beantwoording op de schriftelijke vragen van Volt geeft de staatssecretaris aan dat het kwaliteitskader in ontwikkeling is en niet kan worden gedeeld. Ook schrijft de staatssecretaris dat het gereedmaken van het kwaliteitskader onderdeel is van het implementatietraject van de spreidingswet. Maar het is onze taak als Eerste Kamer om de wet te toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Mijn fractie kan die toets op dit moment onvoldoende uitvoeren omdat wij niet weten hoe het toezicht op de kwaliteit van de opvangvoorziening wordt geborgd. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe hij gaat zorgen dat het onafhankelijk toezicht op de kwaliteit geborgd wordt. Mijn fractie wil graag weten welke instantie gaat toezien op die kwaliteit. Daar moet de staatssecretaris nu toch wel een beeld bij hebben?

Voorzitter. Een andere zorg die bij mijn fractie niet is weggenomen, gaat over kleinschalige opvang. Mijn fractie en een aantal andere fracties hebben hier in de schriftelijke ronde vragen over gesteld. Toch is mij niet helder waarom de staatssecretaris gekozen heeft voor een minimum van 100 plekken. De VNG heeft aangegeven kleinschalige opvang wenselijk te vinden. Ook organisaties als VluchtelingenWerk geven aan dat kleinschalige opvang in het belang is van de mensen die hierheen zijn gekomen. We weten dat het draagvlak in gemeenten juist beter is als er kleinschalige opvang is. We weten ook dat kleinschalige opvang goedkoper is. We weten ook dat het voor mensen in de opvang beter is als zij zich bevinden in kleinschalige opvang, omdat ze zich dan beter kunnen binden aan de omgeving. We weten ook dat er vanuit de gemeenten dan veel meer inwoners bereid zijn om vrijwillig de mensen in de opvang te helpen en onderdeel te laten uitmaken van hun gemeenschap.

In de ogen van mijn fractie is dat dus een win-winsituatie. Waarom maakt de staatssecretaris het dan zo ingewikkeld, of minder aantrekkelijk, om minder dan 100 mensen op te vangen in een gemeente? We hebben de afgelopen jaren gezien dat juist de grootschalige crisisnoodvang in kleine en grote gemeenten voor veel onrust zorgt onder inwoners. De staatssecretaris geeft aan dat het wetsvoorstel uitdrukkelijk ruimte laat voor kleinschalige opvang, maar waarom blijft hij dan vasthouden aan de eis van minimaal 100 opvangplekken om als duurzame reguliere voorziening aangemerkt te kunnen worden?

Recentelijk heeft het COA laten weten dat zij starten met een pilot voor kleinschalige opvang, maar dat gaat slechts om twintig locaties in 2024. Gezien de noodzaak van forse groei van duurzame opvanglocaties in 2024 vindt mijn fractie dit een bijzonder lage ambitie. Waarom krijgen niet alle gemeenten die de komende tijd een duurzame opvang willen realiseren de mogelijkheid dit met onder andere kleinschalige opvang te doen, dus met minder dan 100 plekken? Dit zorgt juist voor een menswaardige opvang en draagvlak in de gemeenten, en daarmee voor betere spreiding.

Daarnaast vindt mijn fractie het belangrijk dat de inwoners van de gemeenten worden meegenomen in de besluitvorming. Hoe borgt deze wet dat inwoners voldoende inspraak hebben en goed en transparant worden geïnformeerd over het proces aan de voorkant en dat inwoners en gemeenteraden dus worden meegenomen in het proces aan de provinciale regietafel?

Dan mijn laatste punt, voorzitter. Onlangs is het Europees migratiepact gesloten. Dat is een deal tussen de Europese lidstaten waarbij het niet zo nauw wordt genomen met mensenrechten. Het opsluiten van mensen in afgeschermde centra aan de grenzen van Europa, waar de vrijheid van mensen wordt ontnomen en ook kinderen vanaf 12 jaar zullen worden vastgehouden, valt moeilijk te rijmen met een menswaardige opvang. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe worden mensenrechten en kinderrechten gewaarborgd als zij bij binnenkomst in Europa worden opgesloten? Is het niet zo dat het land van herkomst slechts een van de vele indicatoren is die meespelen bij het verkrijgen van een asielstatus, terwijl het land van herkomst juist bepaalt of iemand in zo'n centrum wordt opgesloten? Wat Volt betreft is het een grote schande dat de EU gekozen heeft voor een inhumane asielopvang aan de poort van Europa. Kan de staatssecretaris reflecteren op de verhouding tussen de spreidingswet en het Europees migratiepact? Hoe werkt nieuwe Europese wetgeving straks door in de wet die vandaag voorligt? Welke impact heeft het EU-migratiepact op de inschatting van de instroomaantallen voor Nederland? Welk effect zal dit hebben op de opvangopgave voor de gemeenten?

Voorzitter. Mensen vluchten en mensen migreren. Dat is niet alleen een feit waar we mee moeten omgaan, maar een grondrecht om te verdedigen. De vrijheid om te overleven is een mensenrecht. Volt wil een Europese Unie waar plaats is voor mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Ik kijk of mevrouw Nanninga kan inschatten of ze haar bijdrage zonder onderbrekingen kan doen. Dat is wel even belangrijk, want we schorsen om 15.30 uur. Dat is een harde deadline omdat dan enkele van onze collega's naar Amsterdam moeten. Mijn verzoek aan mevrouw Nanninga is om mij te helpen door haar bijdrage op tijd af te ronden. Dit verzoek geldt ook voor de collega's bij eventuele interrupties. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Nanninga van de fractie van JA21.