Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.16 uur
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil natuurlijk allereerst mevrouw Kaljouw van harte feliciteren met haar eerste en laatste maidenspeech, zoals zij dat zo aardig zei. Het was een mooie speech. Ik was blij te horen dat u als Zeeuwse niet alleen belangstelling heeft voor Zeeland, maar ook voor Flevoland, mevrouw Kaljouw. U wees erop dat Flevoland ruimschoots aan de taakstelling van het Rijk voldoet en daarbij zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik denk dan: waren er maar meer provincies zoals Flevoland, want dan hadden we niet twee dagen, namelijk vandaag en morgen, aan deze wet hoeven besteden. Ik kijk uit naar een prettige samenwerking met u in de toekomst.
In mijn bijdrage wil ik eigenlijk een aantal zaken behandelen. Ik wil niet op alle details van de wetgeving ingaan. Mijn collega's hebben dat op voortreffelijke wijze gedaan. Het is laat op de avond, dus laat ik een aantal andere aspecten naar voren brengen. Allereerst is dat natuurlijk de rol van de eigenzinnige senatoren. In de tweede plaats is dat hoe Groningen en Drenthe in de wedstrijd zitten. In de derde plaats is dat dat de plattelandsprovincies, de regio, groot belang hechten aan de kleinschalige opvang. Dat laatste is al veelvuldig gezegd, dus daarover kan ik kort zijn. Ik zeg iets over het toezicht, dat in deze wet toch eigenaardig is geregeld.
Wat is de positie van OPNL? We vragen natuurlijk wel een aantal toezeggingen. Het is zeker niet zo dat … Ik was dan ook verbaasd in De Telegraaf en de NRC te lezen dat de staatssecretaris meent dat hij op de heer Van der Goot kan vertrouwen. Dat zullen we aan het eind van deze interventie, en zeker volgende week, kunnen vaststellen, maar dat terzijde. Ik ga er maar van uit dat het de woordvoerders zijn geweest die dat gezegd hebben en niet de staatssecretaris. O, ik zie de staatssecretaris naar zichzelf wijzen. Dank u wel voor uw oprechtheid en eerlijkheid.
De afgelopen weken werd de naam van OPNL in de media meer genoemd dan ik in maanden heb meegemaakt. Steevast was het frame dat het lot van de spreidingswet in de Eerste Kamer zou afhangen van twee senatoren, die werden omschreven als eigenzinnig en eigengereid, geloof ik. Dat zijn we natuurlijk niet. Ik hoor de heer Van Rooijen "eigenzinnig" zeggen. We zijn alleen eigenzinnig, niet eigengereid. Maar hun partijen zitten niet in de Tweede Kamer en daarom hebben deze senatoren hun handen vrij, zo is de gedachte.
Laat ik voor mijn eigen fractie spreken. Het is namelijk een merkwaardige gedachte dat wij de handen vrij hebben, want OPNL wordt gedragen door acht partijen in zeven provincies: de drie zuidelijke provincies, de drie noordelijke provincies en Flevoland, dat, zoals we weten, de deugd in het midden is. Onderling hebben we uitgebreid gesproken over de ervaringen met de spreiding van asielzoekers en statushouders en vooral ook over de ervaringen met het COA, die niet altijd positief waren. Er is een zorgvuldig overleg gepleegd en er is een open gesprek met elkaar gevoerd. Ik heb het bijzonder op prijs gesteld dat de achterban hierin meeleeft.
Bij al die aandacht van de journalisten was het, althans voor mij, eigenlijk des te opvallender dat, gelet op de situatie in Groningen en meer specifiek in Ter Apel, in de landelijke media bij mijn weten nooit de vraag werd gesteld wat de vijf Groningse Kamerleden van de situatie in Ter Apel vinden en, als dat belangrijk is, hoe dat hun stem bepaalt. Vandaag hebben we daar misschien iets over gehoord; u hoort het in elk geval van mij. Volgende week zullen we het tijdens de stemming te weten komen. Horen zij bij de volksvertegenwoordigers die in de ogen van Groningen de inwoners in Groningen en Drenthe in de steek laten of juist niet? Immers, dat lijkt het signaal te zijn dat de Groninger bestuurders afgeven in hun verklaring en in hun brief. In Groningen en Drenthe, meer specifiek in Ter Apel en Nieuw-Weerdinge, staat het water tot aan de lippen. Er is uitgelegd hoe dat komt: opbouw van asiel en afbouw van de opvang in 2015-2016. Je zou kunnen zeggen dat het beleid van de centrale overheid falend beleid is. Moeten we bij falend beleid dit soort systeemwijzigingen in wetgeving invoeren? Dat zijn allemaal terechte vragen, die ook in de schriftelijke ronde zijn gesteld. Maar goed, de situatie is zoals die is en in Groningen mist men solidariteit. Woorden genoeg, ook vandaag, maar weinig daden. Vandaar het ongemak?
Over daden gesproken: op 8 januari gingen in Drenthe het bijna voltallige college plus enkele Statenleden te water in de Baggelhuizerplas dankzij een motie van ons Statenlid Alfred Schoenmaker van Sterk Lokaal Drenthe om het nieuwe jaar eens goed te beginnen. Ondanks het lekkere zwemweer werd juist die dag door de centrale overheid onder verantwoordelijkheid van staatssecretaris Vijlbrief de waakvlam van het Groninger gas weer aangezet vanwege de veronderstelde barre winterse omstandigheden. Misschien wilden ze het zwemwater in de Baggelhuizerplas verwarmen, je weet het maar nooit. Dit is opnieuw een "hartverwarmend" voorbeeld van de discrepantie tussen de Haagse werkelijkheid en de dynamiek in de regio. Groninger bestuurders, onaangenaam getroffen door dit Haagse gedrag, wilden meteen al dat de Tweede Kamer hierover een spoeddebat zou houden. Ik zal geen advies aan de Tweede Kamer geven, dat begrijpt u. Dat spoeddebat lijkt mij evenwel minder nodig. Mijns inziens volstaat een oprecht excuus van staatssecretaris Vijlbrief aan Groningen plus duidelijke tekenen van beterschap.
Beide dossiers, Ter Apel en de gaswinning, maken dat inwoners en bestuurders in Groningen zich in de steek gelaten voelen door het kabinet, door de volksvertegenwoordigers én door de andere gemeenten in het land, omdat de rest van het land in feite weg zou kijken van de ellende die zich in Groningen voltrekt. Ik kom uit Groningen en ik begrijp natuurlijk de Groninger kritiek op het kabinet. Die kritiek is terecht. Verder moeten de volksvertegenwoordigers tegen een stootje kunnen, want dat is hun vak. Maar de kritiek op andere gemeenten in het land ligt genuanceerder. Natuurlijk zijn er lokale bestuurders, zelfs te veel gemeentebestuurders, die wegkijken, al dan niet uit vrees voor de reacties van hun burgers. Maar er zijn ook tal van voorbeelden dat burgemeesters en wethouders in dit land hun nek uitsteken. In het achtuurjournaal van gisteren kwam bijvoorbeeld de burgemeester van Zaltbommel aan het woord en al eerder verklaarden verschillende gemeenten in Noord-Brabant zich bereid om noodopvang te realiseren, waaronder in Uden, Dongen, Tilburg, Moerdijk en Loon op Zand. Ook een nieuw azc staat in een aantal Brabantse gemeenten in de steigers. Flevoland hebben we al genoemd. Verder doen Groningen en Drenthe veel, maar het is niet goed om de andere gemeenten in de rest van Nederland over één kam te scheren.
De heer Van Hattem i (PVV):
De heer Van der Goot van OPNL noemt nu heel veel gemeenten op waarover hij zegt dat de burgemeesters daarvan hun nek uitsteken. Maar voor wie steken ze hun nek uit? Dat doen ze niet voor de eigen inwoners, die allemaal dezelfde overlast op hun bord krijgen als de mensen in Ter Apel. Ze steken hun nek uit om die asielopvang maar te continueren en de asielinstroom te faciliteren. Mijn vraag aan de heer Van der Goot is dus: voor wie steken ze hun nek uit? En hoe kan de heer Van der Goot, wiens partij toch lokaal geworteld geacht wordt te zijn, op deze manier de lokale autonomie en de inspraak van burgers zo minachten? De burgers worden namelijk absoluut niet betrokken bij al die voorstellen voor azc-opvang in die gemeenten.
De heer Van der Goot (OPNL):
Dank u voor deze vraag. Ik kom hier zeker aan het eind van mijn verhaal op terug, dus ik stel voor dat we uw vraag dan even oppakken, als u dat goedvindt.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan toch nog een vervolgvraag. Ik vroeg ook: voor wie steken ze hun nek uit? Steken ze ook hun nek uit voor die burgers? Want die burgers worden in de steek gelaten. Het is niet zo dat er nu bepaalde burgemeesters in de steek gelaten worden. Dan moeten ze maar een ander vak kiezen. De burgers, daar gaat het om. Die krijgen alle overlast op hun dak en die krijgen vaak jarenlang een azc in hun achtertuin, met alle gevolgen van dien van overlast, criminaliteit en intimidatie. Wat is de boodschap van de heer Van der Goot voor deze burgers?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik kom daar zo meteen op terug, dus ik hoop dat u mij mijn verhaal even laat afmaken.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we dat doen. Gaat u uw gang.
De heer Van der Goot (OPNL):
Kortom, sommige gemeenten steken hun nek uit en helpen bij het oplossen van de problemen in Ter Apel, terwijl andere wegkijken. Dat begrijp ik trouwens. Maar de verwijten van de bestuurders in Groningen richten zich niet alleen op de andere gemeenten maar ook op het COA en het kabinet. Is dat terecht? Valt het het COA en het kabinet te verwijten dat zij ook wegkijken? Allereerst dient gezegd te worden dat de medewerkers van het COA en de IND erg hard hun best doen. Het op- en afschalen van COA en IND in de afgelopen jaren zorgt echter voor al die crisismaatregelen en voor de crisissfeer die om de asielopvang en de statushouders heen hangt, waarin het met de opvang en de doorstroming zo slecht verloopt. Hadden we maar niet afgeschaald. Dan hadden we deze spreidingswet niet nodig gehad. Het ligt dus niet alleen aan Flevoland.
Ik heb helaas gemerkt dat de kritiek op het COA en op het kabinet vrij algemeen wordt gedeeld, niet alleen in Groningen en Drenthe maar ook elders in de regio. Zeker bestond ook de behoefte om dan maar niet voor de spreidingswet te gaan stemmen. Het zal de heer Van Hattem misschien genoegen doen om dat te horen. Kortom, daar is een serieus gesprek over gevoerd, want bij ons in de regio ziet men dat de huisvesting van jonge mensen in de dorpen een probleem is, omdat we ooit vonden dat de huisvesting was opgelost. Ik kom daar later op terug.
Een van de kritiekpunten op het COA is eigenlijk dat het COA de afgelopen jaren geen boodschap had aan gemeenten die locaties voor kleinschalige opvangmogelijkheden wilden aandragen. We hebben vandaag verschillende sprekers gehoord, van Volt en van andere partijen, die er juist op wezen hoe belangrijk kleinschalige opvang kan zijn voor het gemeenschapsgevoel in provincies waarin de dorpen niet zo groot zijn, voor de bereidwilligheid en voor de sociale interactie. Al die varianten werden niet uitgevoerd, omdat ze niet efficiënt zouden zijn. Nee, wanneer je bezuinigt op het COA en je een bedrijfsmodel moet ontwikkelen waarmee alleen grootschalige opvang gerealiseerd kan worden, krijg je de ellende dat je geen kleinschalige opvang toelaat. Dat is de kritiek die OPNL heeft op het kabinet. Dat is niet zozeer kritiek op de staatssecretaris als wel kritiek op wat er in de afgelopen jaren tot stand is gekomen, want de staatssecretaris werkt zich een slag in de rondte.
Het kabinet maakt met de spreidingswet niet alleen kleinschalige opvang mogelijk, maar stimuleert die ook, ook financieel. Dat blijkt ook uit de beantwoording van de schriftelijke vragen die werden gesteld in de aanloop naar de behandeling van vandaag. In dat verband bestaan er afspraken. De nieuwe wet biedt dus perspectief. Zo ondertekenden het COA, het ministerie van Justitie en Veiligheid en het Rode Kruis voor de zomer van 2023 een intentieverklaring over langdurige inzet van het Rode Kruis in de asielopvang. De samenwerking tussen het COA en het Rode Kruis maakt het mogelijk om op meer en ook op kleinere locaties opvang en begeleiding te bieden, zo wordt gezegd. In de praktijk heb ik daar nog niet zo veel van gezien, dus ik neem aan dat dit een van de afspraken is die nog gerealiseerd moeten worden.
Er ligt dus een intentieverklaring uit 2023 en er komt misschien een spreidingswet die in principe ruimte biedt voor kleinschalige opvang. Dat is op zich goed nieuws voor plattelandsgemeenten en dat is op zich goed nieuws voor de regio's waar onze partijen gevestigd zijn en dat is goed nieuws waar gemeenschappen best bereid zijn kleinschalige opvang te accommoderen. Voor grootschalige opvang geldt dat niet zo snel maar kleinschalige opvang klinkt mensen al heel anders in de oren. Maar dan komt de winstwaarschuwing. De staatssecretaris voegt hieraan toe dat het wel van belang is dat de kleinschalige opvang uitvoerbaar is voor de ketenpartners. En ik ben lang genoeg ambtenaar geweest op een ministerie om te weten dat je naar dat soort zinnen moet kijken, want het kan heel veel doffe ellende in de tijd geven omdat de ketenpartners toch niet in staat blijken te zijn om datgene te realiseren wat we eigenlijk met de wet willen en welke wet OPNL eventueel dan wel zou willen steunen. Dus hoe denkt de staatssecretaris ervoor te zorgen dat die ketenpartners straks niet een belemmering worden voor de realisatie van de kleinschalige locaties?
En natuurlijk moeten die kleinschalige locaties aan kwaliteitseisen voldoen, zoals collega Dittrich ook heeft gezegd. Dan moet je denken aan aandachtspunten zoals capaciteit van zorg, zoals huisartsen, tandartsen en ziekenhuizen, wat nu al een probleem is, ook in de regio. Verder noem ik het openbaar vervoer. Ik zie uit naar goede busverbindingen in de regio dankzij deze wet. Ook noem ik openbare orde en veiligheid, evenals begeleiding en toezicht.
Het valt mijn fractie op dat het interbestuurlijk toezicht in zijn algemeenheid bij het Rijk is ondergebracht maar dat dit bij huisvesting van statushouders bij de provincies is ondergebracht. Vanwaar dit verschil en deze keuze?
Omdat de Eerste Kamer niet alleen toeziet op de kwaliteit van de wetgeving maar ook op de uitvoerbaarheid, wil OPNL graag weten of de staatssecretaris kan toezeggen dat periodiek een overzicht wordt verstrekt aan beide Kamers waarin wordt aangegeven en bijgehouden hoe de kleinschalige opvang van statushouders zich ontwikkelt. Daarmee beschikt onze Kamer over een instrument dat inzicht biedt in de wijze waarop er wel of niet uitvoering wordt gegeven aan de afspraken betreffende het realiseren van kleinschalige opvanglocaties.
Mijnheer de voorzitter. De manier waarop het COA en het kabinet omgaan met de situatie in en rond Ter Apel en in de gemeente Emmen maakt andere gemeenten in het land huiverig om überhaupt met het COA in zee te gaan, zo heb ik van verschillende bronnen gehoord. Ook op dat punt is er dus ruimte voor verbetering. Vandaag of morgen zou de staatssecretaris wat mij betreft daartoe een toezegging moeten doen, omdat hier niet het COA aan zet is maar het kabinet. Zo deed de burgemeester van Emmen recent een verzoek aan het kabinet om de inzet van de Koninklijke Marechaussee in Nieuw-Weerdinge, een van buurdorpen van Ter Apel, mogelijk te maken om zo te assisteren bij het tegengaan van overlast door een klein deel van de asielzoekers richting lokale inwoners en bedrijven. Hij, de burgemeester van Emmen, kreeg nul op het rekest. Dan is het begrijpelijk als andere gemeenten wegkijken.
Voor Alfred Schoenmaker, Statenlid van Sterk Lokaal Drenthe — inderdaad, die van die nieuwjaarsduik — was dat aanleiding om een tweede motie in te dienen waarin werd vastgesteld dat in Ter Apel een beperkt deel van de asielzoekers grote overlast veroorzaakt bij lokale inwoners en bedrijven in Ter Apel en Nieuw-Weerdinge. In die motie werd verder geconstateerd dat die overlast niet alleen de beeldvorming maar ook het draagvlak voor vluchtelingen en azc's op een negatieve manier beïnvloedt. Ten slotte werd geconstateerd dat vanuit het Rijk het verzoek van de gemeente Emmen om ter ontlasting van het regionale politiekorps de Koninklijke Marechaussee in te zetten in Nieuw-Weerdinge was afgewezen. Omdat de situatie ter plekke zo urgent is, onder andere met burgerwachten — u kent de verhalen — werd in die motie aan het provinciebestuur van Drenthe gevraagd om met onmiddellijke ingang geld beschikbaar te stellen aan de gemeente Emmen om zo het hoofd te bieden aan de acute veiligheidsproblemen. Uiteindelijk werd besloten een bedrag van €200.000 ter beschikking te stellen, met de kanttekening dat wel van het Rijk wordt verwacht dat het kabinet deze kosten voor z'n rekening neemt. Graag hoor ik vandaag of morgen van de staatssecretaris of hij bereid is om aan dat verzoek tegemoet te komen en het bedrag van €200.000 voor rekening van het kabinet te nemen. Wellicht kan daarnaast ook nog wat worden gedaan aan het verzoek van de burgemeester van Emmen omtrent de inzet van marechaussees.
Veel mensen hebben gevraagd wat de positie van OPNL zal zijn inzake de spreidingswet. Dat betrof niet alleen journalisten, maar ook leden van onze provinciale en lokale partijen. De wet is niet moeders mooiste, zo heeft de Raad van State al duidelijk gemaakt. De OPNL-fractie is evenmin enthousiast over de wet, want de spreidingswet biedt ook op korte termijn geen oplossing voor de problemen rond Ter Apel, zo is duidelijk. Of OPNL voor zal stemmen, moeten we dus nog even afwachten. Dat hangt namelijk uiteraard mede af van de toezeggingen rondom Drenthe en de kleinschalige opvang.
De discussie over de huisvesting van jongeren die graag in hun geboortedorp willen blijven wonen, zoals in Fryslân en in Limburg, hoort bij een ander debat thuis. Maar verwaarlozing van sociale grondrechten, zoals rond huisvesting, levert een risico op voor de sociale cohesie. In dat opzicht is het nodig dat de overheid weer haar verantwoordelijkheid neemt en de regie pakt op de woningmarkt, daarbij rekening houdend met de wensen die in de regio leven op het terrein van wonen en werken.
Verder is deze fractie van oordeel dat statushouders in dit land recht hebben op fatsoenlijke huisvesting en dat vluchtelingen in ons land recht hebben op een fatsoenlijke, menswaardige en vlotte behandeling. Beide zijn nu niet aan de orde, zoals mijn collega Janssen al duidelijk heeft gemaakt. Maar het gaat niet alleen om statushouders, asielzoekers, vluchtelingen en arbeidsmigranten. Het gaat ook om de inwoners van Ter Apel en omgeving. En het gaat ook om de mensen in de rest van het land die afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van sociale en betaalbare woningen.
Op al die terechte vragen en zorgen van bijvoorbeeld jonge mensen in kleinere dorpen in provincies als Fryslân en in de rest van Nederland geeft deze spreidingswet geen antwoord. Weliswaar is in onze Grondwet in artikel 22, lid 2 bepaalt dat de bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp is van zorg van de overheid, maar dat is een onderwerp dat bij een andere gelegenheid in deze Kamer aan bod zal moeten komen. Het standpunt van OPNL inzake de spreidingswet is zoals gezegd mede afhankelijk van de antwoorden van de staatssecretaris en meer specifiek inzake Drenthe en de opvanglocatie.
Voorzitter, ik ben hiermee aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb nog een interruptie voor meneer Van der Goot. Ik hoor hem zeggen dat zijn oordeel over de spreidingswet, zoals hij het noemt, afhangt van wat de staatssecretaris gaat antwoorden op de vraag over de kleinschalige opvanglocaties. Maar ik denk dat ik ongeveer wel kan inschatten wat de staatssecretaris kan gaan antwoorden, want het is wettelijk helemaal niet nodig om de wet aan te passen voor het realiseren van kleinere opvanglocaties. Dat zijn afspraken die binnen het COA worden gemaakt. Het COA kan op dit moment al kleinere opvanglocaties toestaan. Ik hoor dus graag van de heer Van der Goot of dit misschien niet toch een wat te makkelijk inkoppertje is om uiteindelijk misschien toch voor deze spreidingswet te gaan stemmen. Ziet de heer Van der Goot in dat dit wettelijk gezien helemaal geen grote horde is?
De heer Van der Goot (OPNL):
Wij hebben de staatssecretaris het volgende gevraagd. In de beantwoording wordt heel duidelijk verwezen naar de vraag of de ketenpartners in staat zouden zijn om kleinschalige opvanglocaties te realiseren. Wie de Haagse ambtelijke bureaucratische taal kent, weet dat dat soort tussenwoorden rampzalige voorspellingen voor de toekomst kunnen geven. Vandaar dat onze fractie aan de staatssecretaris vraagt om de wijze waarop dit proces zich ontwikkelt, met de Kamer te delen, zodat wij kunnen gaan bijsturen. Als de staatssecretaris die toezegging wil doen, dus als hij verder gaat dan wat de wetgeving aanmoedigt, om het zo maar te zeggen, dan willen wij overwegen of wij voor deze wet kunnen stemmen.
Maar wat niet minder belangrijk is, is het volgende. De provincie Drenthe heeft gelden vrijgemaakt om in Nieuw-Weerdinge de burgers te beschermen tegen wangedrag. U vraagt heel geregeld aandacht voor dat wangedrag. Alsof dat het enige probleem zou zijn waar burgers mee worden geconfronteerd! Als de gemeente Emmen dan vraagt om hulp van het Rijk om dat probleem op te lossen en het Rijk wegkijkt, dan zegt OPNL heel duidelijk: zo kunnen wij het kabinet en dit wetsvoorstel niet steunen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is vrij onduidelijk welke kant het nu op zou moeten gaan. Ik kijk nog even naar het laatste punt over die toezeggingen voor dat geld voor Nieuw-Weerdinge en misschien nog een andere plaats. Wat we straks gaan krijgen met die asieldwangwet — als die er komt te liggen — is dat iedere gemeente in Nederland zo'n azc krijgt opgedrongen. Iedere gemeente in Nederland heeft dan zo'n budget nodig om de beveiliging te gaan doen, want die overlast zal zich overal gaan manifesteren. Dat zal zeker zo zijn als overlastgevende asielzoekers mogelijk aan iedere gemeente worden toegewezen. Ziet de heer Van der Goot in dat dit probleem zich alleen maar verder gaat verspreiden en dat we zulke budgetten dan helaas in al die gemeentes mogelijk moeten gaan maken?
De heer Van der Goot (OPNL):
U heeft een interessante observatie, want ik lees dat niet in de wettekst, op geen enkele manier. Er zijn regietafels. Er is van alles voorzien, maar niet datgene wat u voorspelt. Dan geldt hier eigenlijk de gedachte: de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
De heer Van der Goot kijkt eigenlijk een klein beetje weg van de problematiek die zich al jarenlang manifesteert rond heel veel azc's. In bijna ieder azc is het wel raak, in bijna ieder azc zijn er zulk soort problemen. Ik heb zelf vandaag al genoeg voorbeelden gegeven. Dan is het niet het lijden dat ik vrees, maar dan is het het lijden dat ik constateer, en dan met name het lijden van de inwoners van die gemeenten, maar ook van de bewoners van het azc en van de medewerkers van het COA die ermee geconfronteerd worden. Het spreiden lost dit niet op. Je krijgt straks Nieuw-Weerdinge in het kwadraat. Op deze manier wordt heel Nederland een Nieuw-Weerdinge. Het doet mij erg veel pijn als dat op deze manier wordt uitgerold over het land. En dat is misschien wel het lijden dat ik vrees. Als die wet er komt, dan wordt het wel een heel groot lijden voor heel Nederland. En dat moeten we niet hebben. We moeten niet van heel Nederland één groot azc maken. Dus dan vraag ik aan de heer Van der Goot: hoe kan hij juist met zijn partij, die lokaal zo geworteld is, de lokale autonomie in alle Nederlandse gemeentes aan de kant zetten als hij voor dit wetsvoorstel zou stemmen?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van der Goot.
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik ga geen college over lokale autonomie en wetgeving geven. Dat is vandaag al eerder gedaan. Het lijkt me weinig zinvol om op deze manier de discussie voort te zetten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.