Verslag van de vergadering van 27 februari 2024 (2023/2024 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.46 uur
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Nou, GroenLinks-PvdA left the building. Ik zal het maar niet persoonlijk opvatten of als een vorm van arbeidsdiscriminatie, om politieke kleur. Nee, zonder gekheid.
Voorzitter, dank u wel. Ambtsgenoten, minister. Ten eerste wil ik mevrouw Van Aelst van de SP alvast heel veel plezier wensen straks met haar maidenspeech. Ik wil mevrouw Van Wijk van de BBB bedanken voor haar maidenspeech en haar daarmee complimenteren. Ik vond de zin "voedsel is het goud van de 21ste eeuw" bijzonder. Dat is mooi en het is natuurlijk waar, al geldt het niet specifiek voor de 21ste eeuw. Voedsel is altijd schaars geweest. We hebben nu eigenlijk meer voedsel dan ooit en de situatie in de wereld is zelfs zo dat we momenteel meer mensen met overgewicht hebben dan met ondervoeding. Ik ben een tot gewicht gemaakt persoon, dus ik mag dat zeggen, voordat we het over discriminatie gaan hebben. Maar het is zeker waar: in welke eeuw we ook leven, voedsel is en blijft natuurlijk goud en het is heel goed dat er boeren zijn die dat voor ons maken.
Mevrouw Van Wijk heeft zich aan nog een agrarische activiteit bezondigd, namelijk grasmaaien. Zij heeft heel veel gras voor mijn voeten weggemaaid met haar argumentatie inzake de wet die hier voorligt. Dat maakt mijn verhaal iets korter, want anders gaan we dubbel werk doen met z'n allen en het wordt al zo laat vanavond. Een mooie speech, mevrouw Van Wijk, waar ik het een en ander uit kon halen.
Ik wil mevrouw Vos nog even wijzen op een heel kwetsend onbewust vooroordeel. Dat vrouwen zwanger kunnen worden, klopt biologisch, maar ik heb mij op links laten vertellen dat zwangerschap tegenwoordig niet meer gendergebonden is, dus let daarop alstublieft. Voor je het weet, is er iemand gekwetst.
Voorzitter. Dan mijn betoog. Toen de wereld nog een stuk jonger was, waarschuwde Alexis de Tocqueville dat in de strijd tussen vrijheid en gelijkheid, vrijheid uiteindelijk het onderspit delft en dat gelijkheid het hoogste doel zal worden. Dat lijkt in het geval van sollicitatieprocedures nog niet eens een heel gek idee, want bij gelijke geschiktheid mag er nooit op een ontoelaatbare grond in het nadeel van een sollicitant worden beslist. Gelijke monniken, gelijke kappen, maar dat houdt natuurlijk ergens ook weer op: je moet immers een keuze maken voor de persoon die de vacature gaat bezetten. Helemaal gelijk krijgen we de wereld niet, hoeveel beleid we ook maken.
Dit wetsvoorstel, waarin de Inspectie SZW de rol van discriminatiepolitie krijgt, werkt volgens JA21 juist polariserend. Mensen kunnen klachten indienen tegen een werkgever als ze vermoeden dat het proces of de selectie discriminerend is opgesteld of ingericht. Uiteraard zullen er vooral klachten worden ingediend door teleurgestelde sollicitanten die de functie niet hebben gekregen. Vervolgens gaan zij een uiterlijk kenmerk misbruiken om de werkgever de voet dwars te zetten en de discriminatiekaart te spelen, uit teleurstelling of woede dat zij de baan niet hebben gekregen.
Het is verder totaal onduidelijk wie gaat bepalen wat wel of niet discriminerend is. Dat is ook mijn vraag aan de minister. De regering geeft aan dat de werkgever bijna altijd onbewust discrimineert. Onbewust discrimineert? Mijn fractie bestrijdt dat dit überhaupt mogelijk is. Voor discriminatie is intentie vereist en als de intentie ontbreekt, is er per definitie geen sprake van discriminatie.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Mevrouw Nanninga geeft aan dat ze bang is voor een influx aan meldingen van discriminatie naar aanleiding van sollicitatieprocedures. Al jaren bestaat het College voor de Rechten van de Mens dat naar aanleiding van de Algemene wet gelijke behandeling is ingesteld, en daar is geen influx gekomen van sollicitanten die zich melden. Hoe ziet u dat?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Hoe meer klik- en klaagloketten je opricht, hoe groter de kans dat mensen daar gebruik van maken. Zeker als we gaan strooien met waar ik nu op kom, vage dingen als "onbewuste vooroordelen". Wij vrezen dat dat wel de nodige klachten triggert, waarbij discriminatie helemaal niet de oorzaak hoeft te zijn, maar dat je bijvoorbeeld als je als vrouw solliciteert, gaat zeggen: "Ik krijg die baan niet omdat ik een vrouw ben". Zie daar nog maar eens uit te komen.
Mevrouw Belhirch (D66):
Mevrouw Van Wijk had het net over wantrouwen en zei dat we meer vanuit vertrouwen moeten denken. Is dit niet ook meer ingestoken vanuit wantrouwen tegenover de medemens?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Nee, dit hele wetsvoorstel gaat uit van wantrouwen. Het hele concept van "onbewuste discriminatie" is een schoolvoorbeeld van wantrouwen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat zal ik zeker doen. Het is al helemaal niet aan de inspectie om vervolgens vast te stellen dat er "onbewust" is gediscrimineerd, want op basis waarvan gaan zij dit toetsen? Ik lees in de wet weinig, slechts enkele handvatten. Dit is en wordt allemaal al vormgegeven in lagere wetgeving, of er wordt verwezen naar de wetenschappelijke stand. Dat is ook nog weer een discussie op zichzelf. De vrijheid van ondernemen wordt beperkt doordat de werkgever geen vrijheid meer heeft in zijn selectiebeleid. Daarnaast ontstaat ook nog een enorme administratieve last. De ondernemer wil gewoon ondernemen en heeft helemaal geen baat bij discriminatie. Als we het toch over vertrouwen willen hebben: we moeten ervan uitgaan dat een ondernemer of een bedrijf níét discrimineert. Dat is uitgaan van vertrouwen.
In dit wetsvoorstel staat dat de inspectie gaat controleren of de functie-eisen niet discriminerend zijn. Daarover heb ik een vraag aan de minister. Vindt de minister dat een functie-eis als "volledige beheersing van de Nederlandse taal" discriminerend is? Vindt zij de eis "binding met de regio of de plaatselijke cultuur" discriminerend? Vindt de minister de functie-eis of de omschrijving "representatief en professioneel" discriminerend? Niet op verboden gronden onderscheid maken, dat is een dictum waar JA21 zich uitstekend in kan vinden. Dat lijkt helaas niet te gelden voor de regering. Er wordt wel een extra laag van toezicht opgetuigd om discriminatie door werkgevers in kaart te brengen en te bestrijden, maar dat geldt niet voor alle discriminatie.
Gelijkheid is leuk, maar het moet niet te gelijk worden. Zo blijkt uit de antwoorden van de regering het volgende, en ik citeer: "Bekend is dat sommige groepen op de arbeidsmarkt zich in een structurele achterstandspositie bevinden. Er zijn situaties denkbaar waarin een werkgever een aantoonbare achterstandspositie wil opheffen door het voeren van voorkeursbeleid voor vrouwen, mensen uit een etnische of culturele minderheidsgroep of mensen met een handicap of chronische ziekte. Dit voorkeursbeleid houdt in dat bij gelijke geschiktheid van meerdere sollicitanten de voorkeur wordt gegeven aan een sollicitant uit de betreffende doelgroep."
Die genoemde gronden zijn op zich verboden gronden om onderscheid te maken. Discrimineren is letterlijk onderscheid maken. Zo eenvoudig is dat. Als het zogenaamde positieve discriminatie is, dan is er niets aan de hand. Dan is het zelfs in de ogen van de overheid een loffelijk streven. Dat is natuurlijk vreemd. Als we dan toch Elsschot citeren, dan het citaat is natuurlijk: "Tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren." Dat lijkt me hier behoorlijk van toepassing. Het is evident dat het voorliggende wetsvoorstel hiermee een wassen neus wordt. Het is ook evident dat het een hele berg, onnodige, extra administratie betekent. Het gaat uit van wantrouwen tegen het bedrijfsleven en van het bestaan van zoiets als een "thoughtcrime". Dit betekent dat je onbewust heel erg discrimineert. Dat is merkwaardig. We zijn inmiddels aanbeland in een tijd waarin vrijheid niet alleen op de weg terug is, maar waarin we daarmee ook, als je het hebt over positieve discriminatie, de gelijkheid gaan ondermijnen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? We gaan er ook niet mee instemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Nanninga. Dan is het woord aan mevrouw Bakker-Klein namens het CDA.