Plenair Van Toorenburg bij voortzetting behandeling Wet seksuele misdrijven



Verslag van de vergadering van 19 maart 2024 (2023/2024 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de minister. We hebben vandaag weer gezien hoe complex en ook ingrijpend voorliggend wetsvoorstel is. We zetten vandaag een heel belangrijke stap om een aantal heel schrijnende situaties onder het Wetboek van Strafrecht te kunnen brengen. Dat is een belangrijke strijd geweest van Amnesty, dat hier de hele middag op de tribune zat en ons buiten ook heeft toegesproken. Zij zijn blij dat de Kamer dit zo heeft omarmd. We zagen ouders zitten. Sandra zat er. Ik zat net nog even terug te kijken. Zij berichtte mij begin 2020 dat zij in een rechtszaak zat omdat haar dochter iets gruwelijks was overkomen. Het is interessant om haar net te hebben gesproken. Ze zei: we zijn nog maar net klaar met deze strafzaak, want de zaak is uiteindelijk in cassatie toch overeind gebleven. Het is toch wel heel bijzonder om te merken dat het dus vier jaar heeft geduurd voordat zij die zaak achter zich kon laten.

Wanneer deze minister terecht zegt dat er een heel implementatietraject komt, dan is het belangrijk dat we de vaart in dit soort strafzaken houden. Het is heel erg als dit soort zaken eindeloos voortslepen. We zijn er nog niet. Er zal nog een heleboel uitgekristalliseerd moeten worden. De minister zal in haar termijn zo meteen nog op een aantal scheidslijnen terugkomen. Het blijft natuurlijk ingewikkeld wat echt de ondergrens is bij de onbewuste schuld. Waar zit die precies? Waar liggen de scheidslijnen tussen schuld en opzet, en wat is de reikwijdte? Ik krijg vandaag toch een beetje het gevoel dat we ook gewelddadige spelletjes stilletjes aan in deze wet hebben ondergebracht. Dus ik denk dat het belangrijk is om in de evaluatie te kijken of dat daadwerkelijk is gebeurd.

Toch heb ik wel een gerust gevoel, omdat we hebben gezien dat onze rechters al een heleboel zaken wat extensief hebben geïnterpreteerd, waardoor ze heel gruwelijke dingen die misschien niet strafbaar leken, wel onder het Wetboek van Strafrecht hebben kunnen vatten. Ik denk dat we ook trots mogen zijn op een land waarin we het opportuniteitsbeginsel hebben en waarin officieren van justitie weldenkende mensen zijn, die af en toe zaken behandelen waarvan ze denken: dit is niet echt een zedendelict, ook al is er misschien iets gebeurd wat we niet zouden willen. En die soms ook, bij de zorgen die vandaag zijn gedeeld, kunnen zeggen: dit is eigenlijk niet bedoeld in ons Wetboek van Strafrecht.

Dat gezegd hebbende, vind ik het overigens ook heel interessant om de minister nog even voor te houden dat er enkele officieren van justitie in Nederland zijn die heel creatieve oplossingen hebben gevonden om na te gaan: hoe proeven we nou wat de strafmaat zou moeten zijn? Zij nodigen heel veel mensen uit, leggen een algemeen delict voor en vragen vervolgens aan de mensen in de zaal: hoe vindt u dat we dit delict zouden moeten bestraffen? Ik was er een keer bij. Een officier van justitie had toen een zedenzaak gekozen. Eerst was de dader wat ouder. Wat vonden de mensen daarvan? Toen was het slachtoffer afhankelijk van de dader. Hoe keek men daartegen aan? Zo ging hij met de zaal aan de slag om te kijken wat de gemiddelde Nederlander van de strafmaat vindt.

Ik denk dat het in het implementatietraject dat zal volgen heel goed is dat ook dit wordt meegenomen, en dat officieren met deze wet in de hand weer gaan kijken hoe eigenlijk het gevoel is ten aanzien van de strafmaat. Want laten we wel zijn: we spreken hier over een aantal delicten waar wel negen jaar op staat. Dat steekt toch een beetje schril af tegen de straffen die we doorgaans opgelegd horen worden. Soms zijn het zelfs taakstraffen, al zijn die dan altijd wel in combinatie met desnoods een voorwaardelijke gevangenisstraf. Maar soms loopt het wel erg uit elkaar.

De heer Marquart Scholtz i (BBB):

Begrijp ik goed dat mevrouw Van Toorenburg er een voorstander van is dat officieren met een hele zaal in discussie gaan over de te hanteren strafmaat op de zitting?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee. Het is heel goed dat die vraag even komt. Het gaat niet over concrete strafzaken. Het gaat om avonden waarop officieren van justitie heel veel mensen uitnodigen en allerlei casuïstiek met de zaal bespreken, om te weten te komen hoe de mensen denken over afhankelijkheidsrelaties, of over leeftijdsverschillen, zoals we vandaag aan de orde hebben gehad. Ik denk dat het heel goed is om als officier van justitie af en toe eens de peilstok in onze samenleving te steken.

De heer Marquart Scholtz (BBB):

Dat lijkt me heel goed, als het maar geen strafmaatoverleg is in concrete zaken. Dat zou mij werkelijk zeer veel zorgen geven.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Interessant genoeg toch nog even het volgende daarover. Mensen denken vaak: wat zijn er lage straffen opgelegd. Maar als een officier dan de echte analyse maakt met gemiddelde Nederlanders die de hele strafzaak mogen bekijken, dan komt de gemiddelde Nederlander weleens minder hoog uit. We denken vaak dat we heel hard moeten straffen, maar als je alle feiten en omstandigheden kent, is het toch altijd weer maatwerk.

Voorzitter. We hebben vandaag natuurlijk vanuit veel verschillende invalshoeken gekeken naar de capaciteit. Daar maken we ons nog steeds heel grote zorgen over. Die zorgen zijn niet weggenomen, zeker niet nu we de afgelopen weken ook weer hebben gehoord dat de politie het bijna niet meer rondkrijgt en officieren van justitie moeite hebben om zaken afgehandeld te krijgen. Ik hoop echt dat de extra middelen en de extra ruimte die is gegeven uiteindelijk soelaas zal bieden.

Voorzitter. Ik heb besloten mijzelf in te houden ten aanzien van het indienen van een motie. Want echt, mijn vingers jeukten om een motie te schrijven over het eigen risico dat moet worden betaald als slachtoffers uiteindelijk een rape kit moeten laten maken. Ik denk dat ik nog weleens kijk of aan de overkant iemand daartoe bereid is. Ik ga het in ieder geval niet zelf vanuit dit huis doen. Dat is niet aan ons.

Voorzitter. Ik wens de minister heel veel succes met alle partners om er uiteindelijk een goed implementatietraject van te maken. Ik hoop dat we veel zullen horen over de publiekscampagne. Ik denk dat het belangrijk is dat heel veel mensen weten waar wij met elkaar de grens trekken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan is het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.