Verslag van de vergadering van 2 april 2024 (2023/2024 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.20 uur
De heer Hartog i (Volt):
Dank u, voorzitter. We hebben vandaag de gelegenheid om wat dieper in te gaan op de begrotingsstaten voor het jaar 2024 van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Juist in een begroting van deze natuur en omvang moeten politieke keuzes worden gemaakt; ik begrijp dat heel goed. Mijn insteek vandaag is er een die past bij de rol van de Eerste Kamer, namelijk om naar de langeretermijnhoudbaarheid en uitvoerbaarheid van voorgenomen investeringen te kijken. In Holland zie je het wat minder, maar in Brabant en Vlaanderen zijn er nog vele wegen waarvan de naam begint met "Steenweg" op Brussel, Mechelen, enzovoorts. Dat komt nog uit de Romeinse tijd. Het traject dateert veelal nog uit die Romeinse tijd en we moeten dus bij infrastructuur goed nadenken alvorens we het historische traject gaan bepalen; dat is de langetermijninbreng.
Ik zal in mijn inbreng aansluiten bij de antwoorden op de schriftelijke vragen die al zijn gesteld. Het uitgangspunt van de Voltfractie is om te komen tot een vervoermix van de toekomst, waarin alle vervoersmodaliteiten elkaar aanvullen. Dit vereist naar onze overtuiging een andere manier van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de infrastructuurnetwerken, zodat je verschillende vervoermiddelen makkelijk met elkaar kan combineren om van deur tot deur te komen.
Mijn inbreng zal uit drie delen bestaan. Het eerste deel betreft het internationale spoorvervoer, met daaronder de hogesnelheidstreinen. Het tweede deel gaat over grensoverschrijdende fietsinfrastructuur, die meerdere provincies en landen betreft. Als laatste heb ik een aantal korte vragen over de transportinfrastructuur tussen de Nederlandse eilanden in het Caribisch gebied.
Voorzitter. Ik wil beginnen met het internationale spoorverkeer, allereerst met de gezamenlijke ambitie die wij hebben om korteafstandsvluchten te vervangen door vervoer per hogesnelheidstrein. Ik citeer een zeer aansprekend deel van de memorie van toelichting: "Daarnaast wil het kabinet dat in Europa vervoer per trein zo snel mogelijk, zowel qua tijd als qua kosten, een goed alternatief wordt voor vliegen. Dit draagt bij aan de verbetering van de internationale bereikbaarheid van Nederland. In samenwerking met partners wordt de Actieagenda trein en luchtvaart uitgevoerd. Daarnaast zet het kabinet in op betere internationale nachttreinverbindingen die aansluiten op hsl-knooppunten over de grens, zodat Nederland duurzaam verbonden is met de rest van Europa."
Er zijn goede ontwikkelingen aangaande die koppeling, die nu nog te vaak via nationale treindiensten verloopt, en er zijn ook goede ontwikkelingen op het gebied van de nachttreinen. Ik mis daarin echter een beetje het tempo. Wat zijn de ambitie en de concrete doelstellingen voor 2024 en de tijdlijn van het internationaal platform rail als onderdeel van de Lange Termijn Spooragenda en het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer? Welke rol kan de minister spelen in de versnelling daarvan? Welke voorstellen ziet de minister als meest hoopgevend op het gebied van internationale kaartverkoop? Ik koppel daaraan een vraag over het EU-voorstel voor Multimodal Digital Mobility Services. Dat is vanwege de Europese verkiezingen uitgesteld. Het lijkt daardoor twee jaar vertraging op te lopen. Hoe kan de minister zich inzetten om deze vertraging te minimaliseren?
Mijn fractie is blij met de verschillende proefprojecten met nachttreinen. De minister noemt er twee in de memorie van toelichting. Is het voorgenomen budget van 1,6 miljoen wel het juiste ambitieniveau om dit echt vlot te trekken? Zijn er initiatieven die door de beperkte middelen op de plank blijven liggen?
Gisteren stond er naar aanleiding van de nieuwe dienst Brussel-Amsterdam-Praag een artikel in een van onze Nederlandse dagbladen over de stroperigheid bij het tot stand brengen van deze trajecten. Neemt de minister op z'n minst een verplichting om hieraan mee te werken op in de concessie met de NS?
De beperkte projecten voor lokaal vervoer aan de grens zijn zeer belangrijk, maar zetten geen zoden aan de dijk voor middellange-afstandsvervoer. Naar onze overtuiging moet je holistisch kijken; naar het gehele net. Wanneer is de gebruiksvriendelijke app voor grensoverstijgend vervoer die de minister noemt beschikbaar? Hoe kunnen afspraken die vervoersorganisaties toch al hebben gemaakt worden opgeschaald?
Ik geef als voorbeeld het positieve verhaal van de minister over de Drielandentrein. De minister geeft aan dat hier met de ov-kaart kan worden betaald. Klopt het dat dit ook met de Duitse en Belgische vervoerskaarten kan? Zo ja, waarom kan dat dan niet ook tussen Brussel en Amsterdam? De techniek is hetzelfde en de afspraken liggen er al. Het papieren ticket is in beide landen geldig en zowel de NS-app als de NMBS-app kan over de grens worden gebruikt. Waarom kan dat niet met een ov-kaart? Om dit terug te brengen tot de begroting, vraag ik: welke investeringen zijn nodig om dit te bewerkstelligen?
Als voorlaatste punt op dit onderdeel vraag ik de minister om te reflecteren op de synergie tussen de vervoersmodaliteiten en de investeringen die moeten worden gedaan. Hoe worden met name de kosten beperkt door parallelle werken gelijktijdig uit te voeren? Ik kom later op een specifiek voorbeeld terug.
Een hele specifieke vraag gaat over het gebruik van telecommunicatietechnologie. Nu ontwikkelen we voor iedere modaliteit een eigen communicatietechnologie, die vraagt om een eigen frequentie op het spectrum. Met het uitrollen van 5G en de prioritering die daarbinnen mogelijk is, zouden we veel meer kunnen inzetten op intermodale communicatietechnologie. Hoe ziet de minister dat? Welke discussie heeft hij op Europees en internationaal niveau dienaangaande?
Als laatste noem ik nog even de hoofdrailnetconcessie. De minister wil die onderhands verlenen. Daar is door de Europese Commissie een procedure over aangespannen. In antwoord op de vragen verwijst de minister naar de brief aan de Tweede Kamer. Kan de minister ook vandaag kort aangeven wat wij mogen verwachten? Welke gevolgen heeft een eventueel ongunstige uitspraak voor Nederland, voor de begroting?
Dan wil ik nu overstappen naar het tweede deel van mijn inbreng en specifiek iets vragen over de grensoverstijgende fietsinfrastructuur. Mijn fractie vindt bijvoorbeeld de route F35 van Nijverdal naar Gronau zeer inspirerend. De minister stelt in antwoord op de vragen terecht dat dit in eerste instantie een zaak is die bij de decentrale overheden ligt.
De voorzitter:
De heer Dessing namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Ik heb even het betoog van de heer Hartog afgewacht over het internationale spoor ten opzichte van het luchtvervoer. Ik kan me heel goed vinden in het feit dat je een goede spoorverbinding zou kunnen hebben om een alternatief aan te kunnen bieden in het kader van vervoersdiversiteit en verschillende modaliteiten. Klopt het dat ik de heer Hartog van Volt hoorde zeggen dat met name die korteafstandvluchten eigenlijk vervangen zouden moeten worden door de trein? Is de heer Hartog van Volt het dan met onze fractie eens dat de milieubelasting om dat netwerk van die trein in te richten weleens niet zou kunnen opwegen tegen de milieuwinst die je zou halen met het vervangen van die korteafstandvluchten? De milieuafdruk van de nieuwe motoren in vliegtuigen zou immers weleens veel minder groot kunnen zijn?
De heer Hartog (Volt):
Er zitten een aantal speculaties in de vraag van de heer Dessing, die ik technisch niet kan beantwoorden. Ik heb aangegeven wat de doelstelling van de minister is. Daarom heb ik uit de memorie van toelichting geciteerd. Die doelstelling is om voor korteafstandvluchten een alternatief te bieden dat goedkoper, milieu-efficiënter en beter is; niet zozeer om die vluchten te vervangen. Dat is de doelstelling van deze regering en daar wil ik bij aansluiten. Daarom vraag ik of de begroting daarop is afgestemd of niet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Hartog (Volt):
Ik had het over de route F35. Ik kom later op de nummering van de motorwegen. Het is in eerste instantie een zaak van de decentrale overheid. De minister zegt dat "het Rijk niet beschikt over financiële middelen om grensoverschrijdende doorfietsroutes te cofinancieren." Dat is precies zo'n politieke keuze waar ik in het begin van mijn inbreng naar verwees. Met relatief kleine middelen kunnen dergelijke projecten ook elders in Nederland worden gefaciliteerd. Is de minister bereid dit voor de toekomst te overwegen?
De fietsroute loopt gedeeltelijk samen met de A35. De heer Holterhues refereerde aan de N35. Ik neem aan dat dat dezelfde is als de A35 die ik op mijn lijstje kreeg. Dit is een rijksweg. Ziet de minister mogelijkheden om synergie in de financiering aan te brengen, bijvoorbeeld bij bekabeling, belichting of telecommunicatie-infrastructuur? Zijn dergelijke projecten onderdeel van het overleg dat de minister met nationale en regionale overheden in Duitsland en België voert? Is de minister bereid voor dergelijke projecten ruimte te creëren in het toekomstige Interreg-programma van de Europese Unie?
Voorzitter. Ik wil afsluiten met een aantal vragen over de steun die de minister geeft of kan geven aan de infrastructuur in het Caribische deel van Nederland en de Caribische landen van ons Koninkrijk. De begroting voorziet in enige steun aan de infrastructuur in genoemde gebieden. Tegelijkertijd is mijn indruk van het werkbezoek dat een aantal van ons onlangs aan de zes eilanden heeft mogen brengen, dat er meer kan worden gedaan. Dat "meer" bestaat uit geld, maar ook uit het entameren van gesprekken en beleidsondersteuning. De vraag van de Voltfractie aan de minister is hoe hij het belang van goede verbindingen tussen alle Bovenwindse Eilanden bespreekt met zijn Britse en Franse counterparts. Mijn fractie heeft dezelfde vraag over de gesprekken die de minister heeft met de leiding van de havens in Europees Nederland. Hoe kunnen de Europese havens de havens in het Caribische deel ondersteunen? Welke langetermijnvisie heeft de minister? Is het mogelijk om de veerdiensten tussen de Bovenwindse Eilanden van Nederland ook structureel te ondersteunen? Wat kan nog meer worden gedaan via infrastructurele steun om een grotere mobiliteit tussen de eilanden mogelijk te maken?
Voor de ontwikkeling van de haven zet Curaçao hoog in op het gebied van waterstof. Hoe neemt de minister dit op in de nationale plannen voor de ontwikkeling van waterstof? Ziet de minister een rol voor en potentie van een koninkrijksplatform voor waterstof in het Caribische gebied? Ik doel hiermee met name op de infrastructurele investeringen. Ik wil niet gaan over de beleidsonderdelen van andere ministers.
Als laatste punt in dit deel van mijn inbreng heeft mijn fractie nog een vraag over de mogelijkheden om binnen Nederland zonder grenscontrole te kunnen reizen, net zoals dat kan binnen het Schengengebied in Europa. Zou het mogelijk zijn om met Curaçao, Aruba en Sint-Maarten een arrangement te onderhandelen om personen die vanuit Europees Nederland via deze landen naar Saba, Sint-Eustatius of Bonaire vliegen, een controlevrije corridor te bieden? Ik begrijp dat dit ook een zaak is voor de Douane en de Koninklijke Marechaussee, maar ik vraag de minister hier om infrastructurele voorzieningen op de luchthavens. Als pan-Europese partij zou de Voltfractie dat het liefste zien tussen de hele Schengenzone en Caribisch Nederland, maar ik begrijp heel goed dat dat voor de minister op dit moment nog een brug te ver zal zijn.
Voorzitter. Ik dank de minister en zijn team alvast voor de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Thijssen namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.