Verslag van de vergadering van 2 april 2024 (2023/2024 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.42 uur
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Welkom aan minister Harbers in dit huis. Mijn bijdrage van vandaag zal zich concentreren op drie onderwerpen. Niet op water, want dat is al prachtig behandeld door de heer Holterhues, maar op het openbaar vervoer in de regio in relatie tot Elke regio telt!, de wensen die met name in Brabant en Limburg leven voor het openbaar vervoer en het middagspitstarief in de trein, in het kader van de betaalbaarheid van het ov.
Voorzitter. In de Kamerbrief van staatssecretaris Heijnen van IenW van 17 november vorig jaar staan een aantal behartigenswaardige noties over het openbaar vervoer. Allereerst constateert de staatssecretaris dat het openbaar vervoer van groot belang is voor iedereen. Ik citeer: "Het openbaar vervoer (ov) moet beschikbaar en betaalbaar blijven, zodat iedereen — ongeacht of je in de stad of in een dorp woont — de mogelijkheid heeft om met het ov naar werk, school, zorgvoorziening of familie te kunnen reizen." Ik denk dat dit citaat de heer Holterhues als muziek in de oren klinkt. Hopelijk geldt dat ook voor de minister. Het klinkt namelijk veelbelovend, ook voor de regio's buiten de Randstad, maar de praktijk is helaas wat weerbarstiger. De recent mislukte aanbesteding van het streekvervoer in de provincie Zeeland is al genoemd. Maar denk ook aan de breder levende klachten over de verschraling van het ov in de regio; in Gelderland, Fryslân of Groningen, om maar een paar provincies te noemen. Bushaltes in dorpen worden geschrapt, buslijnen worden gestrekt dan wel opgeheven, en daar ga je met je rollator naar de bus! Het rapport Elke regio telt! van de drie adviesraden — de ROB, de Rli en de RVS — geeft vergelijkbare voorbeelden voor Zeeuws-Vlaanderen en de Kop van Noord-Holland.
Er zijn dan ook vanuit de Tweede Kamer tal van suggesties aangedragen om het streekvervoer op het platteland en daarmee de leefbaarheid in de regio op peil te houden. De OPNL-fractie hecht grote waarde aan de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Bikker waardoor de regering structureel 300 miljoen euro vrijmaakt voor regionaal openbaar vervoer; die is al genoemd. Maar zij vraagt zich af wanneer de mensen in de regio hier daadwerkelijk de voordelen van zullen ervaren. Graag de reactie van de minister daarop.
In die zin is het dan ook jammer dat de staatssecretaris zelf vandaag niet aanwezig kan zijn bij het debat. Immers, staatssecretaris Heijnen woont in Limburg en kent de dilemma's van nabij. Voor haar is het rapport Elke regio telt! in feite gesneden koek. Bij haar afwezigheid vandaag durf ik wel te veronderstellen dat zij als geen ander begrijpt dat de bestaande MIRT- en MKBA-werkwijze nadelig uitpakt voor infrastructurele investeringen in de regio. Immers, de parameters van de MKBA, de maatschappelijke kosten-batenanalyse, zijn zo gedefinieerd dat het bijna een wonder is als een infrastructurele investering in de regio kan concurreren met een investering in de Randstad. Dat is geen natuurverschijnsel. Integendeel, dat is een politieke keuze, zoals ook door Hanke Bruins Slot, de toenmalige minister van BZK, namens het kabinet als zodanig is onderkend in haar brief van 12 juli vorig jaar aan de Tweede Kamer. Ik citeer: "Het is jarenlang een politieke keuze van meerdere kabinetten met verschillende samenstellingen geweest om het bedrijfsmatig denken en handelen binnen de publieke dienstverlening te bevorderen. Dit werd onder meer theoretisch onderbouwd met de denkbeelden uit het New Public Management."
De jarenlange gedachte dat investeringen van het Rijk in sterke regio's, en dus met name in de Randstad, zouden leiden tot versterking van de welvaart en economische ontwikkeling in perifere regio's, is door de feiten achterhaald. De andere regio's worden namelijk zowel in hun economische ontwikkeling als in hun leefbaarheid geschaad. Dat is een les die we trouwens ook kunnen leren van Londen en de rest van Engeland. Daar hanteerde de Britse overheid dezelfde investeringslogica. Overheidsinvesteringen kwamen vooral terecht in Groot-Londen, waardoor het voor gewone mensen te duur werd om in Londen te wonen en te werken, terwijl de rest van Engeland achteruitkachelde. Alsof we het over Amsterdam hebben!
Daarom is de OPNL-fractie blij met de kabinetsreactie van 12 juli vorig jaar. Ik citeer: "Het kabinet streeft naar meer legitimiteit, responsiviteit en rechtvaardigheid in het toekomstige beleid om de kracht van alle regio's te benutten." Dat is bijvoorbeeld ook de achtergrond van de motie-Bikker.
In juli 2023 — dat is nog geen jaar geleden — luidde de boodschap van het kabinet: tijd dus voor een andere aanpak, zodat ook de regio's buiten de Randstad weer in beeld komen voor infrastructurele en andere investeringen van het Rijk. Die boodschap heeft Hugo de Jonge als demissionair minister van BZK herhaald in zijn brief van 1 maart jongstleden, ook als een vervolg van de aanpak in Elke regio telt! Over de invulling per departement wil de OPNL-fractie zich nu niet uitlaten. Daarvoor is eerst de Tweede Kamer aan zet.
Voorzitter. Vorig jaar, op 31 oktober, werd in de Eerste Kamer een motie ingediend met als strekking dat het bij kabinetsstandpunt inzake Elke regio telt! niet bij positieve woorden moet blijven. Deze motie werd door de Eerste Kamer aangenomen met steun van alle fracties, met uitzondering van Forum voor Democratie. Er werd in de motie aangedrongen op het opnemen van een regioparagraaf in de Voorjaarsnota waarbij invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport Elke regio telt! Dat betekent dat in deze regioparagraaf van de Voorjaarsnota zichtbaar wordt wat de investeringen zijn geweest voor de regio en wat de investeringen zijn geweest buiten de regio. Eerder vandaag is er al om gevraagd om dat inzichtelijk te maken. Er is aangegeven dat de antwoorden daarop moeilijk zijn.
Mijn vraag aan de minister is: is hij bereid en in staat om op korte termijn, bij voorkeur in de loop van volgende maand of uiterlijk bij het verschijnen van de Voorjaarsnota, inzichtelijk te maken hoe in de begroting 2024 en in de Voorjaarsnota incidenteel en structureel middelen beschikbaar worden gesteld voor de verbetering van investeringen in het ov in de regio? Op die manier krijgen zowel parlement als kabinet beter inzicht in de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aanbevelingen uit Elke regio telt!
Dat brengt mij bij Eindhoven en de grensregio's. Eindhoven is een regio die door het kabinet heel lang, decennialang, over het hoofd is gezien. Inmiddels is daar een inhaalslag gaande. Zoals bekend is er recent nog in de regio geïnvesteerd uit het Nationaal Groeifonds om ASML binnen onze landsgrenzen te houden.
Waar het rapport Elke regio telt! aandacht vraagt voor de bereikbaarheid van de grensregio's, zoals de heer Hartog van Volt ook zei, worden de internationale spoorverbindingen vanuit Eindhoven alsmaar uitgesteld, dit terwijl het slechts korte afstanden betreft om een directe aansluiting te realiseren. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hebben we daar ook aandacht voor gevraagd, onder andere voor de aansluiting vanuit Eindhoven op Düsseldorf, Aken en Luik. Er gebeurt veel en het goede nieuws is dat er een drielandentrein komt, die in juni van start gaat.
Tegelijkertijd valt er ook veel winst te behalen, want de Intercityverbinding tussen Eindhoven en Aken is er nog steeds niet. Wanneer gaat die er komen? Hetzelfde geldt voor de aansluiting in Weert voor de spoorverbinding van Antwerpen via Hamont. Hierover waren al afspraken gemaakt in het regeerakkoord van Rutte III. Wanneer gaat dat lukken? Verder zou de verbetering van de belangrijke spoorverbinding tussen Roermond en Nijmegen, de Maaslijn, door het Rijk als een stiefkindje worden behandeld. Althans, zo voelt dat in de regio. Wanneer lukt het met de Maaslijn?
Verder zijn er in Brabant natuurlijk ook allerlei wensen als het gaat om busverbindingen zoals van Utrecht naar Breda. In de Staten van Noord-Brabant is een motie aangenomen van Lokaal Brabant. Die motie gaat over een Bus Rapid Transit; niet alleen van Utrecht naar Breda, maar juist van Utrecht naar Waalwijk en naar Oosterhout. Mijn vraag aan de minister is: is hij bereid om zowel voor de wensen die in Limburg en in Brabant spelen op het terrein van het openbaar vervoer als voor de wensen ten aanzien van Hamont, Weert en de Maaslijn met toezeggingen en toelichtingen te komen?
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Ik heb nog een derde punt en dat gaat over de middagspits, die een paar jaar geleden is ingevoerd. Het is hoog tijd dat die middagspits in het kader van de betaalbaarheid en de bereikbaarheid van het openbaar vervoer wordt afgeschaft. Juist de treinreizigers uit de regio, bijvoorbeeld uit Emmen, zijn mensen die wonen in een regio met een andere vervoerder. Ze zijn er vaak blij mee, maar het heeft een probleem.
De heer Kemperman i (BBB):
Ik hoor in uw betoog ook voorbeelden terugkomen die ik nog herken van tien of vijftien jaar geleden: de Maaslijn en de internationale spoorverbinding van Limburg naar Vlaanderen en daaromheen. Ik hoorde dat ook in het verhaal van de heer Hartog. Hij sprak over de internationale eenwording van het Europese vervoer. Ik stel u de volgende vraag, die ik ook aan de heer Hartog had kunnen stellen. Hoe komt het toch dat we nog steeds, na twintig jaar, dezelfde voorbeelden, zelfs letterlijk dezelfde lijnen, noemen en het niet lukt? Het lukt ons nog niet om een conducteur van de ene trein over de grens, in een ander land, te laten werken. Hoe zou dat toch komen? Zou er niet een hoger liggende oorzaak zijn? Heeft u daar ideeën bij?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik heb geen idee waarop u hint. Dat het niet lukt, is duidelijk. We hebben er al op gewezen dat in de kabinetsbrief wordt onderkend dat New Public Management weinig aandacht had voor een aantal investeringen en dat dit ten koste ging van de regio. Misschien ligt het daaraan, maar misschien mag ik uw vraag doorspelen naar de minister, om daar dan verder antwoord op te geven. Hij weet als geen ander hoe dit zit.
De heer Kemperman (BBB):
Ik denk dat de vraag daar ook thuishoort, maar ik wilde de opmerking toch maken, omdat we al twintig jaar dezelfde infrastructurele werken noemen die maar niet van de grond komen. Ik dacht: misschien heeft u een oplossing. Maar we gaan het straks vermoedelijk van de minister horen.
De heer Van der Goot (OPNL):
Inderdaad.
Dan over dat spitskaartje. Ik denk aan een inwoner van Emmen die 's ochtends naar Utrecht gaat en 's middags om 15.45 uur klaar is en teruggaat naar Emmen. Als hij in Zwolle moet overstappen, moet hij zich afmelden bij NS en aanmelden bij Blauwnet. En daar begint hij dus met een hoog tarief. Dat bevordert natuurlijk niet dat mensen in de regio van het openbaar vervoer naar Utrecht gebruikmaken. Wij zouden het op prijs stellen als dat kan worden afgeschaft. Graag een reactie. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.