Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.51 uur
De heer Meijer i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat we vandaag dit debat hebben. Mijn fractie is over het algemeen terughoudend met beleidsdebatten, maar de afgelopen maanden en de komende maanden kwamen en komen er volgens mij vijf verschillende wetsvoorstellen op het gebied van volkshuisvesting langs. Dan is het goed om de samenhang eens met elkaar te bespreken. Het is ook prettig dat de minister daarbij aanwezig is, niet zozeer om alles te verdedigen, maar misschien om ook eens de dilemma's waarmee hij worstelt — ook al komt dat niet altijd tot uiting — met ons te kunnen delen.
De beleidsbrief van afgelopen vrijdag kwam op een dusdanig moment dat ik daar in de richting van mijn fractie niet veel meer mee kon doen. Ik wil wel namens mijn fractie waardering uitspreken voor de niet te stuiten inzet van de minister op het terrein van volkshuisvesting. Het is anders dan u het zegt, maar de woningcrisis wacht niet op een kabinetsformatie. Maar tomeloos hoeft niet altijd beter te zijn.
Dank aan al degenen die een positionpaper aan ons hebben doen toekomen en van wie sommigen misschien wel meekijken. Ze komen niet allemaal expliciet in mijn betoog terug, maar ik heb ze zeker geraadpleegd en zal dat misschien ook wel bij de komende wetsvoorstellen nog doen.
Dan een aantal opmerkingen vooraf, of misschien wel uitgangspunten of een kader; dat zal de sociaalliberaal Van Meenen aanspreken. Ten eerste. We praten vandaag over beleid, over aantallen, maar we zijn ons ervan bewust dat het de optelsom is van soms schrijnende individuele situaties die we eigenlijk allemaal wel kennen, ook in onze directe omgeving. En daarnaast ook van allerlei individuele wensen en keuzes van mensen die al een woning hebben. Die keuzes worden beïnvloed door beleid. Wat ons betreft gaat het ook om de kwaliteit van de woning, de woonomgeving, de bereikbaarheid, de voorzieningen en de zorgmogelijkheden. Wonen is meer dan een woning. Laten we die vraagkant niet uit het oog verliezen in ons streven naar snelle, vaak aanbodgerichte oplossingen.
Ten tweede. De woningcrisis staat in een rijtje probleemdossiers, maar de woningcrisis is niet zozeer een transitie, zoals bij energie of klimaat. In mijn politiek-bestuurlijke leven heb ik al een paar woningcrises meegemaakt; privé trouwens ook. Bij het uitleggen van de varkenscyclus wordt niet voor niets vaak vastgoed als voorbeeld gebruikt. Laten we bekijken wat specifiek onderscheidend in deze crisis speelt, want die golfbeweging zal altijd wel enigszins blijven bestaan. En realiseer je dat 1% rentestijging meer invloed heeft op de woningmarkt dan welke beleidsnota ook.
Ten derde. Het helpt niet om gepolariseerde standpunten in te nemen over woningdifferentiatie, binnen- of buitenstedelijk, publiek of privaat. En bedenk dat systeemwijzigingen, zoals grondbeleid of hypotheekrenteaftrek, pas op langere termijn gerealiseerd kunnen worden, maar dat voornemens direct terugslaan op de huidige situatie. In dit verband is het wel bemoedigend dat de woningcrisis bij de huidige kabinetsinformatie als relatief makkelijk dossier werd bestempeld.
Vier. Je hebt alle partijen nodig. Sluit niemand uit. Daarom is mijn fractie verheugd over de recente gemeenschappelijke Uitvoeringsagenda Wonen van tien betrokken partijen, van Aedes tot NEPROM.
Vijf. Houd je ambities reëel. Er is schaarste aan personeel, zowel bij de overheid als in de bouwwereld, en aan grondstoffen en plancapaciteit. Dat maakt het al ingewikkeld om de productie op een stabiel niveau te houden. Waak ook voor extra eisen op lokaal of provinciaal niveau, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid. Het is belangrijker om netwerkcongestie en problemen met drinkwatervoorziening aan te pakken. Stimuleer innovatie en standaardisatie in de bouwproductie.
En ten slotte bij mijn uitgangspunten, en misschien wel het belangrijkste: zorg voor stabiliteit, continuïteit en voorspelbaarheid in beleid. We kwamen dat in vrijwel alle positionpapers tegen. Doseer je beleidsimpulsen en nieuwe regels. Zorg voor balans in je interventies, want we kunnen het ons niet permitteren om investeerders in dit domein te verliezen.
Ik heb vier blokjes of mapjes, zoals de minister misschien zou zeggen. Het eerste is woningbehoefte. De minister gaat uit van een woningbouwprogramma van 981.000 tussen 2022 en 2030. Daar is inmiddels al wat van gebouwd. Ik wil eruit halen: 400.000 geraamd voor migratie en 200.000 voor huishoudensverdunning. Dat zijn twee categorieën waar je misschien op zou kunnen sturen. Op de tweede categorie, huishoudensverdunning, kom ik zo nog terug, als ik het over de bestaande voorraad heb. Bij de discussie is nog weleens onderbelicht dat huishoudensverdunning ook substantieel bijdraagt aan de woningbehoefte. Bij migratie gaat de minister in deze berekening uit van een jaarlijks saldo van zo'n 83.000. Ik heb ook gekeken naar het rapport van de Staatscommissie Demografische Verkenningen. Dat is zeer relevant, maar ik denk dat het te ver voert om daar nu bij stil te staan; wellicht op een ander moment. Wat wij er wel uitgehaald hebben, is dat het noodzakelijk is om eerst de discussie aan te gaan over wat voor samenleving je in de toekomst wil zijn, ook in economische zin. Op basis daarvan kom je dan op de gewenste migratiecijfers. Maar waar baseert de minister die 83.000 op? Wat waren de aannames bij die prognose?
Dan de bestaande voorraad. Er zijn nu ruim acht miljoen woningen in Nederland en de discussie over de wooncrisis gaat wel heel veel over de circa 1% die we jaarlijks toevoegen. Over meer jaren is dat natuurlijk wel substantieel, maar toch. In de positionpapers is er gelukkig ook aandacht voor het benutten van de bestaande voorraad. In de brief van vrijdag van de minister trof ik het niet aan, maar in een van de bijlages, in een brief uit januari, kwam de bestaande voorraad wel aan de orde. Ook mijn fractie pleit voor meer aandacht voor het benutten van de bestaande voorraad, allereerst in fysieke zin. We moeten ons niet rijk rekenen met optopping, maar het is goed dat dit steeds meer in beschouwing wordt genomen bij renovatieprojecten. Over woningsplitsing weet ik uit mijn eigen bestuurspraktijk wel dat gemeenten vaak terughoudend zijn uit het oogpunt van leefbaarheid in buurten. Maar de afweging dat daarmee het woningtekort kan worden aangepakt, wordt niet echt gemaakt. Hetzelfde geldt voor mantelzorgwoningen op eigen erf. Misschien is dit uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet zo gewenst, maar uit het oogpunt van de woningnoodaanpak wel. Meer abstract: zorg dat je met de samenstelling van nieuwbouw doorstroming op gang brengt, waardoor je de bestaande voorraad beter benut.
Uiteindelijk is de benutting van de bestaande voorraad een optelsom van al die individuele beslissingen. Je kan die wel proberen te beïnvloeden door het aanpakken van scheefhuur in sociale huurwoningen en door huishoudensverdunning te beperken door financiële prikkels weg te nemen die samenwonen tegengaan. Ze kwamen al langs: korting op de AOW en de uitkering. Natuurlijk zijn er redenen voor die korting, maar wij denken dat het woningtekort daarbij nooit is meegewogen. Integraliteit is niet altijd aanwezig in het rijksbeleid.
Het is daarom mooi dat er nu een interdepartementaal beleidsonderzoek woningbouw loopt. Het zou goed zijn als deze elementen die ik noemde daarbij meegenomen worden, maar natuurlijk ook fiscale knelpunten, zoals de overdrachtsbelasting voor institutionele beleggers of de box 3-problematiek voor particuliere verhuurders. Het is goed om de invloed van regelingen van andere departementen op de woningmarkt te bekijken. Zo is bijvoorbeeld ook het leenstelsel van invloed. Overigens leiden veel stimuleringsmaatregelen alleen maar tot prijsverhoging, bijvoorbeeld de jubelton. Graag een reactie van de minister. Misschien kan hij nog eens bevestigen dat ook hij vindt dat fiscale ingrepen noodzakelijk zijn. Misschien kan hij ook aangeven wanneer we dat ibo-rapport mogen verwachten.
Samenvattend in dit blokje pleit mijn fractie voor meer flexibiliteit in de benutting van de bestaande voorraad. Het is allemaal misschien niet zo spectaculair, maar bij elkaar kan het betekenisvol zijn. Daarom waren wij de afgelopen tijd terughoudend bij behandelingen van wetsvoorstellen over het inperken van tijdelijke huurcontracten of het aanwijzen van specifieke groepen in een huisvestingsverordening. Ondanks alle goede bedoelingen vergroot dit soort maatregelen de flexibiliteit niet.
Dan regie. Een roep die breed klinkt. Mijn fractie wil dit begrip graag wat meer afpellen. De analyses met betrekking tot de vraag waarom die regie verdwenen is, zijn vaak wat eendimensionaal. Laten we de context van zo'n vijftien jaar geleden in beschouwing nemen: een financiële crisis vanaf 2008, bevolkingsprognoses die eerder in de richting van krimp gingen dan in de richting van groei en in 2014 een zeer kritische parlementaire enquête over de rol van de woningcorporaties. In die context is het niet zo vreemd dat het landelijk aanwijzen van bouwlocaties niet langer aan de orde was en dat het departement in 2010 — dat was ten tijde van minister Donner en niet van minister Blok, voor degenen die dat nogal eens verwarren — werd verdeeld over andere ministeries en dat de markt meer ruimte kreeg om huurwoningen te ontwikkelen. Ik ben het direct eens met degenen die zeggen dat dat niet altijd gelukkig is uitgepakt en dat de tijden zijn veranderd. Ik ben het er geheel mee eens dat van de rijksoverheid meer regie mag worden verwacht, zeker — dat zal mevrouw Janssen aanspreken — op het terrein van de ruimtelijke ordening.
De bouwopgave kan niet alleen binnenstedelijk worden opgevangen, zeker niet als we ook naar woonvoorkeuren kijken. Wij kijken tevreden terug op de Vinex-operatie van zo'n 30 jaar geleden. Die was integraal, met veel aandacht voor alle vormen van bereikbaarheid en met forse infrastructurele bijdragen van het Rijk. Nu zou in zo'n proces "water en bodem sturend" centraal staan en zouden regionale energiestrategieën beter meegewogen worden. De deltacommissaris en de TU Delft adviseren om in één of twee regio's te starten met "water en bodem sturend". Misschien kan de minister daarop reageren.
Vooralsnog doen we het nu met woondeals, NOVEX-gebieden en grootschalige woningbouwlocaties, en op kleinere schaal "het straatje erbij". Vanuit de invalshoek van elke regio telt, is het laatste een mooie oplossing die past bij de schaal en situatie van een specifiek gebied. Met het oog op de Wet versterking regie volkshuisvesting die onze kant op komt, is mijn vraag wel: heeft de minister extra wettelijke instrumenten nodig om op alles wat hij in gang heeft gezet regie te voeren? Misschien kunnen we daarbij de casus Zuid-Holland — die werd al even genoemd — met een kwart van onze woningbouwopgave als voorbeeld nemen. De GS staan, haaks op het rijksbeleid, geen uitbreidingslocaties groter dan 3 hectare toe en hanteren afwijkend van de landelijke richtlijn een percentage van 40% sociale woningbouw in alle plannen, waardoor die plannen onbetaalbaar worden. Alle waardering voor de stevige brief die de minister hierover aan de GS heeft gestuurd. Er is niets mis met krachtig bestuur, maar uiteindelijk kan de minister dit toch afdwingen met het instrumentarium uit de Omgevingswet? Het Instituut voor Bouwrecht is daar in zijn positionpaper ook duidelijk over.
Dan nog twee andere schoten voor de boeg voordat het wetsvoorstel regie hier mogelijk arriveert. Door de opdracht om in de omgevingsvisie expliciet aandacht te geven aan voldoende woongelegenheid lijkt afbreuk te worden gedaan aan de afweging van alle relevante belangen. Wordt de wet dan niet te sectoraal? De VVD-fractie kan zich vinden in het streven naar versnelling van behandeling van beroepsprocedures, maar dat geldt toch niet alleen voor volkshuisvestingszaken? Door dit bredere onderwerp nu te integreren in de wet regie is de uitkomst van dat wettelijke traject onzekerder. Ik weet niet of de minister nu wil reageren of dat dat te zijner tijd wel komt, bij de behandeling van het wetsvoorstel.
Ten slotte huren. In Nederland is er altijd veel financiële aandacht geweest voor sociale huurwoningen en koopwoningen. Het is terecht dat de categorie middenhuurwoningen nu wat meer in de belangstelling staat. Het is lastig nu niet te veel vooruit te lopen op de behandeling van het wetsvoorstel Betaalbare huur, omdat dat zich midden in een behandeling in de Tweede Kamer bevindt. De VVD-fractie heeft begrip voor de aanpak van excessieve huurverhogingen in deze tijden van schaarste, al hebben we de indruk dat het probleem niet in elke regio even heftig speelt. Later vandaag zullen we dan ook voor verlenging van de Wet maximering huurprijsverhogingen stemmen. We hebben ook bijgedragen aan een zeer voortvarende behandeling van dit voorstel. Veertien dagen na de stemming in de Tweede Kamer wordt hier gestemd.
Vooruitlopend op de behandeling van de Wet betaalbare huur willen we wel signaleren dat we niet alleen een aanmaningsbrief van de minister hebben ontvangen om dat wetsvoorstel spoedig te behandelen; we hebben ook veel verontrustende signalen van particuliere en institutionele beleggers ontvangen. Er ligt een negatief advies van de Raad van State. Deze wet kán mogelijk — laat ik niet te stellig zijn — grote consequenties hebben voor de voorraad huurwoningen en voor de toekomstige investeringsbereidheid. De cijfers vliegen je om de oren. Ik kan het nog niet helemaal doorgronden, maar ik vond het recente interview met de minister in Het Financieele Dagblad, met als kop "Boosheid beleggers is egoïsme", niet direct bijdragen aan een zorgvuldige bestudering van de cijfers.
In de positionpaper van Aedes trof ik de zinsnede aan dat verdere huurmaatregelen de investeringscapaciteit van corporaties keihard treffen. Als dat mechanisme bij een woningcorporatie geldt, geldt het natuurlijk ook voor particuliere en institutionele beleggers. Het dilemma is dat de betaalbaarheidsproblemen van huurders afgewogen moeten worden tegen de noodzakelijke rendementen voor verhuurders om te kunnen blijven investeren en op de markt actief te blijven. Die afweging willen wij graag zorgvuldig kunnen maken. In tegenstelling tot de Wet maximering huurprijsverhogingen, waar ik het net over had, hebben we hier te maken met een echte systeemwijziging. Daar willen wij zorgvuldig de tijd voor kunnen nemen.
Voorzitter. Het was niet mogelijk om in dit tijdsbestek uitputtend te zijn, maar dat hoeft ook niet. De gedachtewisseling kan wel een mooie basis bieden voor wetsbehandelingen in de toekomst. Ik kijk uit naar de verdere bijdragen van collega's en de reactie van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer De Vries van de fractie van de SGP voor zijn maidenspeech.