Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.02 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Als eerste de felicitaties aan mijn collega De Vries met zijn mooie maidenspeech. Mij is bijgebleven dat wij er sinds het paradijs in ieder geval ook voor wat betreft bouwen en wonen niet op vooruit zijn gegaan, zoals hij ons uitlegde.
Mij bekroop bij het voorbereiden van dit debat een wat ongemakkelijk gevoel. Het is niet dat de problemen in de volkshuisvesting een debat niet zouden rechtvaardigen. Integendeel, de situatie is ernstig ontspoord en dat vraagt om actie. Maar of die actie op dit moment van de Eerste Kamer moest komen in een debat met een demissionaire minister, terwijl er onderhandeld wordt over een mogelijk nieuw kabinet, daar had ik toch mijn twijfel bij. Het is voor de SP, zeg ik maar, ook zeker niet de bedoeling om hier een functioneringsdebat over de minister te houden.
Voorzitter. Dat gezegd hebbend, kan ik vaststellen dat het debat over een gebrek aan interesse in ieder geval niet te klagen heeft gehad. Tientallen informatiedocumenten zijn bij ons aangeleverd, gevraagd en ongevraagd, en er is een recente stroom aan rapporten die we bij dit debat kunnen betrekken. De kranten staan er vol mee. De minister heeft daar zijn bijdrage aan geleverd, evenals de Tweede Kamer, met een aantal wetsvoorstellen die iets aan de actuele situatie zouden moeten veranderen. De reacties daarop zijn wisselend, variërend van "goed dat er eindelijk iets gebeurt" tot "hoe kun je zulke domme maatregelen bedenken?" en "je bereikt precies het tegenovergestelde van wat je wil bereiken". Maar uiteindelijk blijkt het overgrote deel van de reacties toch weer bij één conclusie uit te komen, namelijk: er zijn te weinig huizen en er is meer geld nodig.
Voorzitter. Terecht begint de minister in zijn brief die we vier dagen geleden ontvingen met de opdracht die in de Grondwet verankerd is in artikel 22, lid 2, "bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid." Meteen daarna trekt de minister in zijn brief de conclusie dat de rol van de rijksoverheid de afgelopen jaren voor dit grondrecht te klein is gemaakt. Dat is wat de SP betreft een terechte conclusie. Maar de oorzaken van de huidige problemen van de volkshuisvesting gaan wat ons betreft veel verder terug dan alleen de afgelopen jaren. Het gaat eerder om decennia dan om jaren, al is het doorgeslagen marktdenken in de volkshuisvesting de afgelopen jaren wel de grote aanjager geweest voor de huidige problemen in die volkshuisvesting. De publieke zaak is verweesd geraakt, en dat zou wat ons betreft moeten stoppen.
Maar om de huidige problemen te doorgronden en oplossingen voor de toekomst te bedenken en in te voeren, is begrip van het verleden onmisbaar. Hoe zijn we in deze wooncrisis beland? Ik stuitte bij de voorbereiding op een mooi artikel, moet ik zeggen, van de journaliste Josta van Bockxmeer, van augustus 2023, in De Correspondent. Ik kan het echt iedereen aanbevelen. Ik put hier voor dit deel van mijn betoog ook uit, onder dankzegging van dit goede artikel. Zij verwijst naar de bron van alle kwaad, de in 1988 verschenen Ontwerp Nota Volkshuisvesting in de jaren Negentig, en heeft daarover uitvoerig gesproken met de beleidsambtenaar van dit stuk. Die concludeert zelf dat er begin deze eeuw te weinig kritiek is geweest op het liberale woonbeleid. Dat is een mooie les. Maar een van de belangrijkste punten uit die nota van 35 jaar geleden was het afschaffen van subsidies voor woningcorporaties, als gevolg waarvan die meteen ook minder gingen bouwen. Het was ook de aanzet tot het ontstaan van de vrije huursector met de hoge huren, en het eigen woningbezit moest worden gestimuleerd. Waar hebben we dat de afgelopen tijd meer gehoord? Terugkijkend naar de jaren tachtig was de nood in de volkshuisvesting toen ook al hoog. Het begin van de jaren tachtig werd gekenmerkt door een enorm tekort aan woningen. Het was ook de tijd van de krakersrellen rond de kroning van koningin Beatrix onder het motto "geen woning, geen kroning". Ook toen was bouwen heel erg duur, maar ook toen was niet bouwen geen optie. Ook die geschiedenis herhaalt zich.
De overheid moest aan de bak om aan haar grondwettelijke taak invulling te geven. Bouwen was het motto. Toen was het nog gewoon één keer bouwen; dat was voldoende. De huur werd gematigd gehouden, en er kon toch gebouwd worden omdat de overheid een rendement garandeerde voor 50 jaar en het verschil bijpaste met subsidies en leningen. Dus de hoge bouwprijzen werden niet op de huurders afgewenteld, maar de overheid nam daarin haar verantwoordelijkheid. Er kwamen volop huizen bij, tegen een betaalbare huur, en winstbejag werd buiten de deur gehouden. Dat dit uiteindelijk vastliep op de in de jaren tachtig torenhoog opgelopen rente, en daarmee zwaar drukte op de rijksbegroting, doet niet af aan het punt dat ik wil maken, namelijk dat de overheid zich verantwoordelijk toonde en acteerde in het kader van de volkshuisvesting. Dat is het punt dat ik wil benadrukken. De tegenreactie was de zojuist door mij genoemde nota uit 1988.
Wat de SP betreft moeten we dus weer leren van de fouten uit het verleden, en terug naar een overheid die verantwoordelijkheid neemt voor de volkshuisvesting. Maar dat betekent wel dat het vertrekpunt op dit moment dramatisch is geworden als gevolg van de uitwerking van de maatregelen die de afgelopen tien jaar zijn doorgevoerd. De verhuurderheffing, die anderen al noemden, en die in 2023 werd ingevoerd, leidde tot een halvering van de nieuwbouw van sociale huurwoningen. De WOZ-waarde, die een rol ging spelen bij de bepaling van de hoogte van de huur, speelde vooral particuliere verhuurders in de kaart. Tussen 2013 en 2021 nam het aantal sociale huurwoningen met 100.000 woningen af. De minister ging actief op pad om op vastgoedbeurzen private equity te strikken, die zijn woningmarkt moest invullen. Maar het winstoogmerk stond in de weg aan betaalbare woningen voor de middeninkomens. De hogere huursegmenten waren de doelgroep van de private equity, zodat het een helse klus werd om de volkshuisvesting weer te laten gaan over waar ze voor bedoeld is; dat is wat de SP betreft het creëren van buurten waar gewoond en geleefd wordt en waar gespeeld kan worden.
Al in 2008 publiceerde de SP een rapport met de titel De buurt, de schaal van de toekomst. Veel van die analyse uit 2008 staat nog steeds als een huis. Dat geldt ook voor de toen aangedragen oplossingen, zou ik willen zeggen. Want we moeten ons realiseren dat volkshuisvesting niet op zichzelf staat. Volkshuisvesting is niet alleen wonen, maar is onlosmakelijk verbonden met het leven als geheel. Volkshuisvesting is verbonden met zorg, veiligheid, onderwijs, werk, voorzieningen, bereikbaarheid en spelen. Volkshuisvesting is verbonden met je buurt, waar je als bewoner ook zeggenschap over wil hebben en waar je over mee wil beslissen. Maar dat debat over het versterken van participatie gaan we volgende maand met de minister voeren.
Dat brengt mij bij de opgave waar we nu voor staan. De opgave in de volkshuisvesting is voor een belangrijk deel volgend op de economische en ruimtelijke keuzes die we in Nederland maken. Dat betekent dat we moeten gaan kijken wat we willen en daar keuzes in moeten durven maken. De president van De Nederlandsche Bank — de SP is het lang niet altijd met hem eens, zoals bekend mag worden verondersteld — heeft zich in Buitenhof heel duidelijk uitgesproken. Maak een einde aan bedrijvigheid die onder de werkelijke kostprijs produceert, zei hij in Buitenhof. Volgens Klaas Knot werkt ongeveer de helft van de 800.000 arbeidsmigranten op of onder het minimumloon. Zo kom je uit bij bedrijven die maatschappelijke kosten veroorzaken, maar daar zelf een lage prijs voor betalen en ook een groot ruimtelijk beslag leggen. De werkelijke maatschappelijke kosten blijven echter buiten beeld. Knot heeft het dan bijvoorbeeld over de tuinbouw, de distributiecentra en de vleesverwerkende industrie; bedrijfstakken die volledig draaien op laagbetaalde arbeidsmigranten. Zoals de Belgische emeritus-hoogleraar professor Mark Elchardus het verwoordde: wil je als land de keuze maken om mensen te importeren om varkensvlees te exporteren?
Er zullen dus economische keuzes gemaakt moeten worden om de volkshuisvesting als grondwettelijke overheidstaak weer krachtig en veerkrachtig te kunnen maken. Voor het krachtig en veerkrachtig maken van de volkshuisvesting hebben wij in het verleden ook al de nodige plannen en ideeën ingediend. Die zijn zeker niet allemaal nieuw. Ik verwijs onder meer naar ons eerdergenoemde rapport uit 2008.
De heer Kemperman i (BBB):
Het is interessant dat u Klaas Knot aanhaalt, die gezegd zou hebben: maak een einde aan activiteiten die onder de kostprijs produceren. U bent dus met mij van mening dat …
De voorzitter:
Wilt u via de voorzitter praten, meneer Kemperman?
De heer Kemperman (BBB):
Zeker, voorzitter.
De voorzitter:
De derde persoon is de heer Kemperman.
De heer Kemperman (BBB):
Ik hoop dat de heer Janssen dan ook met mij van mening is dat ook in de woningbouw particuliere ondernemers niet gedwongen kunnen worden onder de kostprijs te opereren. Met andere woorden: hun moet ook een deugdelijk rendement gegund worden als het gaat om wonen, wat een zorg van de overheid is.
De heer Janssen (SP):
De vraag is dan wat een redelijk rendement is. Daar zullen wij ongetwijfeld van mening over verschillen. Doe je dat vanuit de winstmoraal of vanuit de maatschappelijke moraal? Daar kun je anders over denken. Maar wij zeggen niet dat woningbezitters geld mee zouden moeten brengen om mensen in hun huizen te laten wonen.
De heer Kemperman (BBB):
Ik kan het precies zeggen: 1% tot 2,5%, vindt u dat een redelijk rendement voor een particulier die investeert in woningen waar andere mensen kunnen wonen?
De heer Janssen (SP):
Dat hangt helemaal af van de omstandigheden, bijvoorbeeld de economische omstandigheden. Het hangt ook af van welk rendement je wil. Dat moet je afzetten tegen de stijging van de waarde van de woning die je verhuurt. Daarvoor zijn zo veel elementen dat je daar niet één getal op kan plakken.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Kemperman.
De heer Kemperman (BBB):
Dat zegt u, maar de spaarrente is hoog.
De voorzitter:
Nee, nee, ik zeg niks.
De heer Kemperman (BBB):
Nee, voorzitter. Wat een leuk spelletje is dit. Is dit disciplinerend bedoeld? Maar goed, voorzitter, ik zeg tegen de heer Janssen dat de spaarrente hoger is dan die paar procent die ik hem net voorspiegelde, terwijl er mensen bereid moeten zijn om ondernemersrisico te lopen en te durfinvesteren in de markten waar zij rendement verwachten, zelfs al is dat minder dan de spaargeldrente. En dan zegt u nog: dat hangt van de omstandigheden af. Ik denk het niet.
De heer Janssen (SP):
Dat hangt ook van de aard van de beleggers af. Daarom verwees ik ook naar de jaren tachtig, toen een rendement voor 50 jaar werd gegarandeerd. Wij kunnen leven met beleggers die voor de lange termijn beleggen om daar op lange termijn een stabiel inkomen uit te halen. Het hoeft dan niet het hoogste te zijn wat ze eruit kunnen melken, maar gewoon een stabiel inkomen voor de lange termijn. Maar dat is iets anders dan beleggers die binnenkomen, proberen zo veel mogelijk rendement uit een maatschappelijke opgave als wonen te halen, om vervolgens weer te vertrekken als het ze even tegenzit. Naar dat soort beleggers kijk ik niet primair.
Voorzitter. Ik heb mijn vragen, waarop ik graag een beschouwing van de minister zou horen, voor het einde bewaard. Natuurlijk hoor ik ook graag van de minister of hij de analyse van de SP, zoals ik die zojuist verwoordde, deelt over hoe volkshuisvesting zou moeten worden beschouwd in relatie tot andere grootheden en keuzes die eigenlijk leidend zijn.
Voor het vervolg van mijn betoog wil ik mijn favoriete spreuk van Loesje toch maar weer eens voor het voetlicht brengen, omdat de gebaande paden vaak geen oplossing bieden: probeer het eens wel zo gek te bedenken! In dat licht heb ik een voorbeeld. Een SP-wethouder had het plan opgevat om, samen met een corporatie, ouderen die dat graag wilden te laten verhuizen van hun grote woning naar een kleinere woning die beter bij hen paste. De grote woning kwam dan beschikbaar voor een gezin. Je zou zeggen dat dat een win-winsituatie is. Het op te lossen probleem was de hoge huur voor de ouderen. Daar was een oplossing voor bedacht: de woningbouwcorporatie en de gemeente wilden ruim behuisde ouderen die wilden verhuizen naar een kleinere woning, compenseren voor ongewenste grote verschillen in de huurprijs. Er waren alleen wettelijke belemmeringen, dus kon dat niet doorgaan. Wat vindt de minister van zo'n voorbeeld? Vindt hij ook niet dat het mogelijk zou moeten zijn om op die manier, wanneer mensen dat zelf willen, doorstroom op gang te brengen? De maatschappelijke baten zijn immers duidelijk. Dit is wat de SP betreft een voorbeeld van waar de regels de oplossing in de weg zitten. Ik hoor daar graag een reactie op.
Voorzitter. Dan wil ik nog een paar andere voorstellen voor het voetlicht brengen. Breng de huidige woningvoorraad op niveau en bij de tijd. Dat kan met verduurzaming, maar vooral ook door eindelijk het probleem van die schimmelwoningen eens rigoureus aan te pakken. In het hele land voeren op dit moment lokale SP'ers met huurders actie tegen de schimmel in hun woningen, zijnde ongezonde en ziekmakende situaties voor volwassenen en zeker ook voor kinderen. En dan gaat het niet alleen om particuliere verhuurders, zeg ik daar heel nadrukkelijk bij. Zeker niet. Het gaat ook over corporaties. Hoe haal je het in je hoofd om als organisatie met een maatschappelijke opgave je huurders in ziekmakende woningen te laten wonen? Pak het aan en knap die woningen op, zou ik hier nog een keer duidelijk willen uitspreken. Ik neem aan dat de minister die oproep deelt. Ik hoor graag zijn reactie op dit punt.
Voorzitter. Een andere oplossing is het invoeren van een projectbelasting op waardevermeerdering van grond, als gevolg van een bestemmingswijziging, ten behoeve van de financiering en ontwikkeling van het betreffende woningbouwproject. Ik las in de brief dat de minister een aantal sporen heeft uitgezet. Mijn vraag aan hem is: wanneer gaat dit concreet worden?
Voorzitter. Als particuliere beleggers, in reactie op huurbeperkende maatregelen, nu van hun woningen af willen omdat het rendement ze niet meer aanstaat, kunnen we dan bijvoorbeeld corporaties ondersteunen? Ondersteunen door, als dat uitkomt, woningen op te kopen, aan te kopen en waar mogelijk in te zetten als sociale huurwoning, om zo die voorraad uit te breiden. Graag een reactie van de minister.
En als de minister het belangrijk vindt dat er meer mensen samen in een huis gaan wonen, schaf dan het voordeurdelersprincipe af. Collega Janssen-van Helvoort had het daar ook al over. Laat mensen gewoon samenwonen met behoud van werk, uitkering of een AOW met een klein pensioen als dat zo uitkomt. Uiteraard blijven andere verplichtingen gewoon bestaan, zoals een sollicitatieplicht et cetera. Dat blijft allemaal van kracht. Maar pak dit op een andere manier aan! De mensen willen wel. Voer bijvoorbeeld een leegstandsboete in voor bedrijven en bedrijfsterreinen, kantoren en woningen van — ik doe maar een voorzet — 10% van de WOZ-waarde per jaar, zodat de moraal van de winst, die nu door leegstand wordt gevoed, teruggaat naar de maatschappelijke moraal in de volkshuisvesting.
En wat kan de overheid zelf, als we naar onszelf kijken? Wat kan het Rijksvastgoedbedrijf? Het is niet voor het eerst dat de SP hiernaar vraagt. Kan de minister aangeven op welke wijze het Rijksvastgoedbedrijf niet alleen kijkt naar de boekwaarde en de WOZ-waarde van de 900 vierkante kilometer grond en de bijna 12 miljoen vierkante meter aan gebouwen, maar ook de maatschappelijke baten die met inzet van rijksvastgoed kunnen worden bereikt, op hun werkelijke waarde voor de maatschappij kunnen worden bepaald en rijksvastgoed, vaker dan nu, kan worden ingezet? Het gaat niet alleen om de boekwaarde waar je op af moet boeken, maar ook om de maatschappelijke meerwaarde die je in kan boeken. Wat de SP betreft kunnen ook wijken met vrijstaande, dure woningen in aanmerking komen voor binnenstedelijke verdichting in het betaalbare segment. Op die manier kunnen we ook nog komen tot gemengde wijken en leefbare buurten. Ook op dat punt zou ik graag een reactie van de minister horen.
Voorzitter. Ik zou nog veel meer concrete plannen kunnen noemen, maar ik denk dat ik de minister al om voldoende antwoorden gevraagd heb. Ik sluit hierbij af en zeg dat ik uitkijk naar de reactie van de minister op mijn betoog en naar de antwoorden op mijn vragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.