Plenair Nicolaï bij voortzetting debat over Wonen en bouwen in Nederland



Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.34 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Voorzitter. De minister begon de brief die hij ons onlangs toestuurde met het citeren van artikel 22 van de Grondwet: bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Veel van mijn collega's hebben het erover gehad. Ze hebben erop gewezen dat het gaat om een "thuis", en niet om een "huis". Een thuis is veel ruimer. Dat is ook de omgeving waarin je leeft. Als je kijkt naar de geschiedenis van de sociale grondrechten, zie je ook dat die een opdracht geven aan de overheid om ervoor te zorgen dat mensen zich volledig kunnen ontplooien. Dat is belangrijk. Tegelijkertijd is het een taak die aan de overheid wordt opgelegd.

Onze fractie is blij dat de minister schrijft dat de rol van de rijksoverheid voor de effectuering van dit grondrecht "te klein gemaakt is". Hij vervolgt met: "Te lang is gedacht dat de markt als vanzelf en alleen een oplossing zou bieden voor de woningnood." Dit is een citaat van deze minister. De zorg voor essentiële voorzieningen zoals woonruimte is een publiek belang. De heer Rietkerk heeft dat net nog gezegd. Het is een gemeenschapstaak en geen speelbal in marktverhoudingen. Dus niks "woningmarkt", maar: volkshuisvesting. Ook anderen hebben dat al zo uitgedrukt. Terecht staat de vraag centraal welke overheidstaak en -regie vereist zijn om aan een grondwettelijke opdracht gehoor te geven. De heer Rietkerk zei zojuist: het is eigenlijk een sociale kwestie. Dat is nogal wat.

Voorzitter. Een van de sleutelwoorden in het debat en in dit dossier is: liberaliseren. We hebben er weer een filosoof bij in deze Kamer, dus laten we eens nagaan wat de diepere betekenis van liberaliseren is. "Liberaliseren" betekent: vrijmaken van beperkingen. Zoek het maar op. Maar de woning- en huurmarkt zogenaamd liberaliseren levert juist beperkingen op. Want als de macht van de portemonnee regeert, loopt de woningzoeker tegen opgelegde grenzen op, tegen beperkingen op die door financiële belangen worden gecreëerd, tegen prijzen op die gevraagd worden voor zaken die het niet waard zijn. Hoezo "vrij van beperkingen", als je huur moet betalen voor een woonruimte die kwalitatief onder de maat is? Hoe fatsoenlijk is het eigenlijk om een excessieve huur te vragen, alleen maar omdat je weet dat die op de markt kan krijgen?

Voorzitter. We praten in dit huis vaak over recht en regulering, maar is er niet ook nog zoiets als fatsoen, dat je je afvraagt of je wel een fatsoenlijke prijs vraagt, of je je werkster wel een fatsoenlijk bedrag betaalt, zonder dat je kijkt naar welke prijs de markt toelaat? Voor deze vraag heb je helemaal geen regulering nodig. Ik ben ervan overtuigd dat velen in dit huis momenten gekend hebben waarop zulke vragen opkwamen, maar ik heb ook het vermoeden dat die vraag bij velen niet geleid heeft tot een beslissing die haaks stond op wat de markt nu eenmaal verlangde. Hoe vrij voelen wij ons nog als het marktdenken ons al zo in de greep heeft?

Voorzitter. Dit kwam bij me op toen ik mij op dit debat voorbereidde. Ik acht het een passend moment in deze chambre de réflexion om dit met mijn collega's te delen, al was het maar om ons eraan te herinneren dat politiek en recht niet zonder ethiek kunnen en dat wij hier dragers van die gedachte behoren te zijn. We moeten ons realiseren dat marktdenken per definitie de ethiek verwerpt. De heer Van Meenen heeft het eigenlijk ook zo uitgedrukt.

Voorzitter. Deze minister heeft gezien hoe de marktwerking op de woning- en huurmarkt leidt tot onfatsoen. Hij spreekt over "onterecht geliberaliseerde huurwoningen" en over "excessen". En hij wijst erop dat in 2021 voor 41% van de middenhuurwoningen een hogere huurprijs werd berekend dan het woningwaarderingsstelsel zou rechtvaardigen. Dat krijg je als het geld en de markt regeren en als niet de gemeenschap, dus niet het recht en de regulering, de regie heeft. Op het gebied van de betaalbaarheid en de kwaliteit van de huisvesting hernemen deze minister en zijn kabinet, de overheid dus, de regie. Om de regie te nemen op het gebied van de beschikbaarheid van woonruimte loopt deze minister toch weer aan tegen de macht van de markt. Want als hij het heeft over "het investeringsklimaat voor vastgoed" worden we er ineens weer aan herinnerd dat er andere machten zijn dan de overheid die op dit moment bepalen of bouwprojecten tot realisatie zullen kunnen komen. Ik citeer de minister, hij klaagt: "Toch geven investeerders aan dat zij het huidige investeringsklimaat voor vastgoed op dit moment ervaren als onzeker en onvoldoende om meer te investeren."

Voorzitter. Ik ga terug naar de grondwettelijke opdracht. "Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid", zo luidt de bepaling. Als de markt op dit moment geen interesse toont in het investeren in woningproductie, dan volgt er uit die grondwettelijke opdracht dat de overheid zelf die investeringen dient te realiseren. Ziet de minister dat ook zo? Graag een reactie. En waarom zou het onmogelijk zijn om bij afhaken van particuliere investeerders de benodigde woonruimteproductie door woningbouwcorporaties en door gemeenten zelf te laten realiseren? Dat gaat investeringen door de overheid vereisen, maar taken uitvoeren kost nu eenmaal geld. Hoe oordeelt de minister over de instelling van een woningbouwstimuleringsfaciliteit, zoals voorgesteld door Depla en Van Delden, en over de totstandkoming van een wet fonds betaalbare en passende woningbouw, zoals door Bregman wordt geadviseerd? Wat staat eraan in de weg dat het Rijk risicodragend participeert? Graag een reactie van de minister.

De woningbouwcorporaties nemen een belangrijke plaats in. Hoe kunnen hun positie en hun investeringscapaciteit worden versterkt? Is de minister het met onze fractie eens dat zo'n versterking onontkoombaar is? Graag een reactie van de minister.

Mevrouw Nanninga i (JA21):

Ik hoor een mooi doordacht betoog, maar ik meen er toch enige incongruentie in te bespeuren. Ik hoor hem klagen over de marktwerking en het gebrek aan ethiek daarin. Wat betreft die marktwerking zou ik willen zeggen "was het maar zo'n feest", want we zitten verstrikt in een regeltjesmoeras. Er is geen goede marktwerking in Nederland. Dus vraag één zou eigenlijk zijn: is het niet eens tijd om die markt eens de kans te geven, nadat bijna een eeuw regeldruk ons overduidelijk flink in de soep heeft gebracht?

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat de essentie — daarin verschillen mevrouw Nanninga en ik heel erg — precies zit in wat ik probeerde aan te duiden, namelijk dat de markt geen moraal kent. Dat vindt u niet erg, maar dat vind ik wel erg. De moraal wordt binnengebracht doordat wij als gemeenschap zeggen: nee, we laten ons niet regeren door de marktwerking maar we gaan doelen stellen en we gaan bevorderen wat de gemeenschap nodig heeft. Dat kan je ook alleen maar bevorderen door in te grijpen en door regie te nemen en dat kan je alleen maar bevorderen met recht. Recht kent wel een moraal. Als u dat niet belangrijk vindt, is dat uw zaak. Ik vind dat wel heel belangrijk.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Zoals eerder in het debat ook al gebeurde, worden hier dingen door elkaar gehaald. Ik pleit niet voor anarchie. Er moet natuurlijk recht zijn. Waar het erom gaat dat de markt geen moraal of ethiek kent, zou ik bijna zeggen: gelukkig maar. Wat stelt de heer Nicolaï dan voor? Dat de overheid een moraal moet gaan implementeren in de manier waarop wij onze huizen bouwen, kopen en inrichten? Dit even los van recht, consumentenrecht en volksgezondheid; schimmel vinden we natuurlijk niet gezellig in een woning. Is de heer Nicolaï dan van mening dat de overheid ethiek en moraal moet gaan opleggen aan volkshuisvesting, via de markt of hoe dan ook?

De heer Nicolaï (PvdD):

Zeker niet. Moraal wordt niet opgelegd; je hebt een moraal of je hebt die niet. Mensen die de markt de regie geven, gaan ervan uit dat er dingen kunnen gebeuren waar de moraal geen invloed meer op heeft. Wat ik zeg, is niets anders dan wat de Grondwet zegt. Daarin vind je de klassieke grondrechten, die je bevrijden van de druk en de regie van de overheid, maar ook de sociale grondrechten. Kijk hoe die sociale grondrechten tot stand zijn gekomen en wat de achtergrond daarvan is. Dat is exact waar ik het over heb. Ik heb hier woorden als "solidariteit" enzovoort gehoord. Ik heb het erover dat wij als gemeenschap ons verantwoordelijk voelen voor hoe wij onze gemeenschap gestalte geven. Dat zijn wij. Dat is niet het geld en niet de markt. Dat zijn wij. Daar is een democratie voor. Het is allemaal keurig geregeld hoe we daar de beslissingen in kunnen nemen. Ik neem aan dat mevrouw Nanninga daar wel gelukkig mee is.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Nanninga.

Mevrouw Nanninga (JA21):

Zielsgelukkig. Ik zou toch willen meegeven dat wij als samenleving de markt maken en vormgeven. Ik val in herhaling met een eerder deel van dit debat, maar het idee dat marktwerking per definitie leidt tot immorele of amorele situaties is natuurlijk onzin. Ik zou ervoor willen pleiten dat we eens kijken hoe echte marktwerking in dit land daadwerkelijk gaat uitpakken. Ethiek en moraal is allemaal schitterend, maar als mensen nergens kunnen wonen, zit je heel ethisch onder een brug met je kat. Dat moeten we ook niet willen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Draagt die dakloze of student die een woning nodig heeft bij aan de markt of is die slachtoffer van de markt? Dat wil ik mevrouw Nanninga nog even meegeven.

De heer Kemperman i (BBB):

Ik zou, uiteraard via de voorzitter, aan de heer Nicolaï willen vragen om wat verduidelijking. Hij gebruikt grote woorden als "het gebrek aan ethiek en moraal bij de markt". Bedoelt hij de markt in abstracte zin of duidt hij op het gebrek aan ethiek bij al die marktpartijen? Dan denk ik aan ondernemers, aan de bakker waar hij zijn brood koopt en de zaak waar hij zijn mooie pak gekocht heeft. Ontzegt hij hun nu met deze grote woorden het gebrek aan ethiek of moraal? Dat zou ik namelijk heel bijzonder vinden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben heel blij met deze vraag. Als de heer Kemperman goed geluisterd heeft, weet hij dat dat nou juist niet mijn punt is. Ik heb het over het marktdenken, dus het denken dat de markt regeert. Ik zeg dat het regeren van de markt geen moraal kent. De markt kent alleen vraag en aanbod. Daar ontstaat iets uit. Dat zijn feitelijke gebeurtenissen. Daar zit niet iets in dat we met z'n allen … Je kan de markt reguleren, maar dan hebben we het niet meer over de markt, maar over het reguleren van de markt. Dat is één. Twee. Wie in dit systeem waarin wij leven, dat voor een groot deel marktverhoudingen is en waar — we gaan niet het hele socialisme behandelen — ook heel veel gedachten zijn over hoe dat uiteindelijk ertoe leidt dat er mensen met macht en zonder macht, en mensen met vermogen en zonder vermogen zijn … Dat marktsysteem is er. In de afgelopen eeuwen hebben we geleerd — de heer Van Meenen heeft dat ook al tot uitdrukking gebracht — dat de gemeenschap zich niet moet laten regeren door de markt, maar dat de gemeenschap de markt moet reguleren. Maar de markt zelf, als je die het laat zeggen, heeft geen moraal. Daar blijf ik bij.

De voorzitter:

Een puntje van orde. We lopen inmiddels behoorlijk achter. We hebben een aantal commissievergaderingen in de pauze gepland, dus ik ga de interrupties even rantsoeneren. Ik ga de interrupties beperken tot twee vragen of liefst één vraag.

De heer Kemperman (BBB):

Ik wilde alleen maar zeggen dat ik blij ben met deze toelichting van de heer Nicolaï. Het betreft dus niet personen als marktpartij, maar hij ontzegt de markt in abstracte zin moraal en ethiek. Dat is een fijne toelichting.

De heer Van Meenen i (D66):

Ik wil het even over de sociale grondrechten hebben, heel kort. Ik ben maar een eenvoudige schoolmeester en de heer Nicolaï is een gerenommeerd jurist. De pest — zo zou ik het haast zeggen — met die sociale grondrechten is dat je dan nooit meer naar de rechter kan stappen en kan zeggen: kijk, in de Grondwet staat dat het voorwerp van aanhoudende zorg is. Voor onderwijs geldt exact hetzelfde. Er zitten tienduizenden kinderen thuis; dat heb ik ook in mijn verhaal gebruikt. Mijn vraag is: zou de heer Nicolaï er eens over kunnen filosoferen hoe het zou zijn als je van huisvesting een klassiek grondrecht zou maken, dus als je zou zeggen dat mensen in Nederland gewoon recht op huisvesting hebben? Hoe kijkt hij daarnaar? Want dat is natuurlijk iets anders dan dat het voorwerp van aanhoudende zorg van de overheid is. Hoe ziet hij dat?

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat is duidelijk. Bij het ene gaat het om een taak die wordt opgelegd aan de overheid, maar die uitdrukking van een moreel besef is. Bij het andere leidt het morele besef ertoe dat je al een plicht en een recht zou kunnen concretiseren. Dat gaat veel verder. Ik weet niet of ik er al aan toe ben om van alles wat er in deze maatschappij mis is en waarin de overheid wel een taak heeft, een klassiek grondrecht te maken. Dat is één. Twee: we moeten daarmee oppassen. Ook als het een klassiek grondrecht is, wil dat nog niet zeggen dat de rechter aan de Grondwet zou kunnen toetsen in die zin dat wetten opzij gezet worden.

De heer Van Meenen (D66):

De reden dat ik het vraag is dat de overheid meer dan nu ... Het is nu een soort inspanningsverplichting — zo zie ik het — maar misschien zou er meer een resultaatsverplichting uit kunnen voortvloeien.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat kan. Dat kan, maar …

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

... dat is een essentiële wijziging van de Grondwet. Daar hebben we het op dit moment niet over, hoewel dit debat gelukkig — bij aanvang dacht ik even van niet — steeds meer naar de fundamenten en de visies toe gaat.

Voorzitter. Ik kom nog even terug op de woningbouwcorporaties. De VNG bepleit een sterkere lokale en regionale binding van woningbouwcorporaties en acht het onwenselijk dat corporaties te grote werkgebieden krijgen. Hoe verhoudt dit zich, zo vraag ik aan de minister, tot de mogelijkheid van schaalvergroting die in het wetsontwerp Versterking regie volkshuisvesting is opgenomen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De grondwetbepaling heeft het niet over voldoende woningen, maar over voldoende woongelegenheid. Dat brengt mij bij een analyse van het Platform Woonopgave. Het Platform Woonopgave is een groeiende alliantie van ontwerpers en andere experts uit verschillende organisaties die samen willen werken aan een bewoonbaar Nederland. Ze hebben een mooie site en ik verwijs u daar graag naar. In een analyse wordt terecht de vraag opgeworpen: moeten we nou 1 miljoen nieuwe woningen bouwen of moeten we eerst 1 miljoen extra woonplekken vinden?

Aan de hand van de Landelijke Monitor Leegstand van het CBS berekende het platform dat er momenteel 39 vierkante kilometer aan nettogebouwoppervlak leegstaat en dat dit in potentie 390.000 woningen kan opleveren. Volgens de CBS-gegevens is er bij gebouwen met woonbestemming 19,7 miljoen vierkante meter leegstand, bij kantoren 3,7 miljoen vierkante meter, bij industriegebouwen 7,7 miljoen en bij retail 6,6 miljoen. Allemaal leegstand. Het verbouwen van bestaande gebouwen levert minder problemen op. Dat lijkt mij logisch. Er is geen grond nodig en ook de stikstofproblemen doen zich daar minder voor.

Ook kijkt het platform naar de toekomstige leegstand. Afstoot van vastgoed door de politie en door Defensie en de landbouwtransitie leveren in potentie 30.000 woningen op. Sinds de coronacrisis heeft het meer thuiswerken een verborgen leegstand opgeleverd van 6% van alle kantoorvloeren. Dat berust allemaal op onderzoek. Bij transformatie kan dat 33.000 woningen opleveren.

Voorzitter. Dan is er nog de woningsplitsing. Er zijn berekeningen uitgevoerd, bijvoorbeeld door BGL Wonen, die op honderdduizenden te winnen woningen uitkomen. In zijn positionpaper wijst professor De Zeeuw erop dat door middel van woningsplitsing, optoppen van bestaande appartementsgebouwen en aanbouwen, volgens onderzoek globaal 220.000 woningen kunnen worden gecreëerd. Graag hoor ik van de minister of hij het oordeel van onze fractie deelt dat er vooral ook gekeken moet worden naar de mogelijkheden om in, op en aan bestaande bebouwing woningen te creëren en dat daarop het juridisch instrumentarium met spoed aangepast moet worden indien dit nodig is. Ik heb daar ook de heer Meijer van de VVD over gehoord. Is de minister bereid om in een brief in te gaan op de analyse van het Platform Woonopgave? Ik ken de minister als iemand die creatieve oplossingen omarmt. De benadering van het Platform Woonopgave zal hem zeker aanspreken.

Voorzitter. Tot slot ga ik nog in op andere creatievelingen. Ook hun benadering zal de minister aanspreken, want hij sprak een van hen aldus toe: "Het laat zien dat het met daadkracht, creativiteit en samenwerking mogelijk is om woningen te blijven bouwen voor mensen die al langere tijd hard op zoek waren naar een betaalbare en duurzame woning. Denken in mogelijkheden, dat is ook de sleutel voor de toekomstige woningbouwopgave." De minister stond een jaar geleden naast de wethouder volkshuisvesting van Rijswijk en overhandigde symbolisch de sleutels aan de huurders van 100 nieuwe woningen die de gemeente zelf, in samenwerking met Dura Vermeer en VSN, had ontwikkeld.

Voorzitter. Artikel 75 van de Woningwet biedt gemeenten uitdrukkelijk de mogelijkheid om "rechtstreeks van gemeentewege voorzieningen in het belang van volkshuisvesting te treffen". Het is een vergeten artikel, terwijl het in de periode voor en na de Tweede Wereldoorlog heel normaal was dat gemeenten zelf woningwetwoningen bouwden en beheerden. In 1953 werd in kleine gemeenten — dat is minder dan 100.000 inwoners — circa 60% van de sociale woningbouw door gemeenten zelf gebouwd. In grote gemeenten lag dat percentage op 40%. Ik herinner mij uit mijn beginjaren als advocaat nog het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam, dat zelfs in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog zeer actief was. In 1991 beheerde het bedrijf bijna 40.000 objecten, waarvan 37.000 woningen en zogeheten HAT-woningen.

Voorzitter. Het marktdenken smoorde vorige eeuw uiteindelijk ook deze ultieme regie op het gebied van volkshuisvesting. Een publieke taak in het kader van een grondwettelijke opdracht werd uitgekleed, zoals dat met vele andere publieke taken ook het geval is geweest. Enkele gemeenten bleven echter deze eeuw nog creatief en maakten gebruik van artikel 75 van de Woningwet. Tot ontsteltenis van marktdenkpartijen ging bijvoorbeeld de gemeente Assen in 2013 zelf sociale huurwoningen bouwen, wat leidde tot Kamervragen van de VVD. VVD-minister Stef Blok, die in mijn herinnering ooit zijn trots uitsprak dat hij het ministerie van Volkshuisvesting als apart departement de nek omdraaide, uitte vervolgens kritiek op de gemeente Assen. Ik citeer: "Naar mijn opvatting is het bouwen van sociale huurwoningen geen kerntaak van gemeenten." Het zelf bouwen van woningen door gemeenten riekte hem kennelijk te veel naar een verleden met socialistische volkshuisvestingswethouders. Toch ging de gemeente Assen door en werd het daar een groot succes. Ook in enkele andere gemeenten koos het gemeentebestuur voor de ultieme regie van zelf bouwen, onafhankelijk van private investeerders, bijvoorbeeld in de gemeente Edam-Volendam.

Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is of hij net zo afwijzend staat als de VVD'er Stef Blok en, zo niet, of hij bereid is om te onderzoeken hoe het Rijk meer van zulke initiatieven zou kunnen ondersteunen en om onze Kamer daarover in een brief te informeren. Onze fractie kijkt met belangstelling uit naar de reactie van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.