Plenair Van Hattem bij voortzetting debat over Wonen en bouwen in Nederland



Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Allereerst mijn felicitaties aan de heer De Vries van de SGP met zijn maidenspeech.

Voorzitter. Dit beleidsdebat is een goede gelegenheid om stil te staan bij lopende zaken. In de eerste plaats sta ik stil bij de problemen in de woningbouw waar Nederland momenteel mee te maken heeft, maar ook bij de diverse beleidsinitiatieven waar de demissionaire minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening nog mee bezig is. Dit doe ik zonder daarbij vooruit te lopen op wetgeving die eventueel nog de kant van de Eerste Kamer op kan komen, maar wel om meer inzicht te krijgen in wat we nog kunnen verwachten en wat de samenhang is tussen de verschillende initiatieven van de minister. Zijn beleidsbrief van afgelopen vrijdag, 19 april, over bouwen en wonen in Nederland, noemt diverse van deze ontwikkelingen. Maar kan de minister ook aangeven of dit een volledig beeld is, en nader toelichten wat hij allemaal nog meer op stapel heeft qua wetgeving en beleid?

Zo merk ik bijvoorbeeld bij de provinciale overheden, die nu werken aan het ruimtelijk voorstel, dat dit nog best wel wat vragen kan oproepen. De provincie is gevraagd om een inventarisatie te maken van een ruimtelijke opgave, waaronder dus ook de woningbouwopgave. Kan de minister aangeven of mijn beeld klopt dat het met het ruimtelijk voorstel niet zozeer de bedoeling is om als provincies met nieuwe beleidsvoorstellen te komen, maar vooral richting het Rijk in kaart te brengen wat er al in de pijplijn zit? Zou in dat geval niet beter van een "ruimtelijke voorstelling" gesproken kunnen worden in plaats van een "ruimtelijk voorstel"? En kan de minister ook een doorkijk geven van wat in dit kader voorzien is ten aanzien van de Nota Ruimte?

Volgens de in het Beleidsonderzoek woningbouw en grond geraadpleegde experts is er in Nederland een tekort van 390.000 woningen. Dit tekort wordt voor een zeer groot deel veroorzaakt door immigratie. Volgens cijfers van het CBS is het migratiesaldo van de laatste tien jaar bijna een miljoen mensen. Stel dat immigranten met vier mensen een woning delen, dan heeft het migratiesaldo van de laatste tien jaar tot een extra vraag van omgerekend 250.000 woningen geleid. Dit buitenlandse migratiesaldo begint steeds duidelijker te knellen op de woningmarkt, en dit probleem wordt ook door medeoverheden erkend. Zo geeft de provincie Noord-Brabant in haar eigen beleidsdocumenten aan dat ten aanzien van de demografische ontwikkeling wordt uitgegaan van 3 miljoen Brabanders in 2050. Dit is een stijging van een kleine 0,5 miljoen, die vrijwel volledig toe te schrijven is aan buitenlandse migratie, waaronder asielmigratie en arbeidsmigratie. Het nieuwe Brabantse provinciale Beleidskader Wonen en Werken koppelt letterlijk "de sterke bevolkingsgroei vanuit buitenlandse migratie" aan woningtekorten. Brabant wordt steeds voller, stelde een PvdA-gedeputeerde afgelopen vrijdag nog. Ik zou zeggen: veel te vol. Die massa-immigratie gaat wel ten koste van de beschikbare woningen en de leefruimte voor de eigen inwoners.

Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):

De heer Van Hattem kent de situatie in Brabant natuurlijk veel beter dan ik. Hij stelt dat voor Brabant een migratie van 0,5 miljoen mensen geldt. Daarbij gaat het om arbeidsmigratie en asielmigratie.

De heer Van Hattem (PVV):

Grotendeels, ja.

Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):

Kunt u aangeven hoe die verhouding is? Is het vooral arbeidsmigratie of vooral asielmigratie?

De heer Van Hattem (PVV):

Van alles zit er een belangrijk deel in. Er zit een deel arbeidsmigratie en een deel asielmigratie in. Ook de kenniswerkers en dergelijke zitten erin. Het is dus een totaalsom, maar we gaan uiteindelijk van ongeveer 2,5 miljoen inwoners nu naar ruim 3 miljoen inwoners in 2050. Het punt is dat de diverse migratiestromen een verschillend effect hebben. De kenniswerkers blijven vaak relatief kort in Nederland. De asielmigrant blijft hier meestal de rest van zijn leven, dus die zorgt voor een levenslange druk op de woningmarkt. Iemand die hier tijdelijk verblijft, zorgt voor een druk die hooguit een paar jaar duurt. De totale druk van asielmigratie is relatief gezien dus zwaarder dan van de andere onderdelen. Men kan zeggen dat de asielmigratie slechts een beperkt deel van het totale aantal uitmaakt, maar dat deel weegt veel zwaarder dan het andere deel. Dat is de context die ik even wil aangeven.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Janssen.

Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):

Ik krijg nu een klein college over hoe het zit met migratie, maar dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was: hoeveel van die 500.000 wordt gevormd door asielmigratie en hoeveel wordt gevormd door kennis- en arbeidsmigratie?

De heer Van Hattem (PVV):

Dat is afhankelijk van hoe zich dat gaat ontwikkelen in de komende jaren. Wat mij betreft zou in ieder geval de asiel- en arbeidsmigratie een stuk minder moeten worden. Eerlijk gezegd heb ik de exacte percentages niet voorhanden, anders had ik die wel meteen genoemd, maar het is ook een voorspelling. Die is opgenomen in de demografische statistieken. Daar wordt in ieder geval gezegd dat het buitenlandse migratiesaldo vrijwel volledig, voor ongeveer 95%, verantwoordelijk is voor die bevolkingsgroei met 0,5 miljoen inwoners naar 3 miljoen inwoners in 2050, alleen al in één provincie. Daar hoort voor een belangrijk deel ook arbeids- en asielmigratie bij.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer Van Hattem zijn betoog vervolgt. Gaat uw gang.

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter. Met name woningzoekenden met een kleine portemonnee zijn hier de dupe van, omdat er minder goedkope en betaalbare huurwoningen overblijven. Voor sociale woningen gelden eindeloze wachttijden, waardoor veel jonge mensen noodgedwongen een te groot deel van hun inkomen uitgeven aan woonlasten in de vrije sector, of niet zelfstandig kunnen wonen. Voor de PVV staat buiten kijf dat immigratie tot een minimum moet worden beperkt.

In een interview in het BD van 8 maart jongstleden gaf minister De Jonge aan dat hij uitgaat van 981.000 te bouwen woningen. Daarbij stelde hij: "Dat krijg je als je in 2010 stopt met plannen maken voor het aantal mensen dat een woning zoekt en geen plannen maakt om iets te doen aan de migratie." Deze minister heeft zelf sinds 2017 een leidende rol gehad in het landsbestuur, zelfs als vicepremier. De vraag is dus: wat heeft hij zelf gedaan vanuit het kabinet om iets te doen aan migratie? Waarom bleven die plannen in de afgelopen zeven jaar uit? Graag een reactie van de minister.

Het lijkt er zeer sterk op dat Nederlandse woningzoekenden niet alleen door de overheid zwaar gedupeerd worden door het faciliteren van massa-immigratie, maar ook nog eens worden achtergesteld. De Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties constateerde dat in 2022 van de 9.500 vrijgekomen sociale huurwoningen in Amsterdam er slechts 22 werden toegewezen aan huurders die niet onder de voorrangsregeling vielen. Kan de minister aangeven of het klopt dat er in Amsterdam in 2022 slechts 22 van de 9.500 sociale huurwoningen naar mensen gingen die gewoon op de wachtlijst stonden? Hoeveel van de ongeveer 9.478 vrijgekomen sociale huurwoningen in Amsterdam gingen naar mensen zonder Nederlands paspoort, zoals statushouders? Ik kan me voorstellen dat de minister deze cijfers niet exact voorhanden heeft, maar kan hij dan wel aangeven of dit beeld en deze scheve verhoudingen kloppen?

Dit probleem speelt door heel Nederland. Zo schreef de Dordtse editie van het AD gisteren nog, en ik citeer: "Sociale huurwoning wordt alsmaar schaarser. Meer dan 1.200 reacties op één advertentie is geen uitzondering." Einde citaat. Kan de minister bij benadering aangeven welk aandeel van de vrijgekomen sociale huurwoningen landelijk naar mensen zonder Nederlands paspoort is gegaan in de afgelopen drie jaar? Wat zijn de verwachtingen van de minister voor de nabije toekomst over de verdeling van vrijkomende sociale huurwoningen tussen mensen met en zonder Nederlands paspoort?

De minister doet er nog een schepje bovenop door de Huisvestingswet in te zetten om evacués uit het Midden-Oosten, waaronder Gaza, direct en met voorrang te laten doorstromen naar een reguliere woning. Want, zo stelt de minister in zijn brief van 29 maart jongstleden, "om ervoor te zorgen dat deze groep niet op straat terechtkomt, dan wel langdurig is aangewezen op een relatief dure tijdelijke vorm van huisvesting door de overheid, acht ik de regeling de enige en de beste oplossing." Maar waarom krijgen een 27-jarige vrouw en haar baby, die in Amsterdam al maandenlang in een auto wonen, deze zorg niet? Voor deze vrouw en haar baby, die nu dus in een Renault Clio moeten wonen, wordt een urgentieverklaring steeds afgewezen. Eerder was deze bijzondere zorg uit de Huisvestingswet, onder andere voor evacués uit Afghanistan en Soedan, wel beschikbaar. De minister acht de regeling noodzakelijk omdat deze mensen niet zelfredzaam zijn bij het vinden van een woonruimte. Zijn andere woningzoekenden, zoals de vrouw en haar baby die in een auto wonen, wel zelfredzaam volgens de minister?

De PVV ziet dit als een achterstelling van Nederlanders. Heeft de minister de reacties op de internetconsultatie Huisvesting Nederlandse evacués gelezen en, zo ja, wat doet de minister als gevolg van deze reacties? Het gaat daarbij ook om personen met een tijdelijke verblijfsvergunning. Wat is volgens de minister de rechtvaardiging om mensen zonder een Nederlands paspoort, voorrang te geven bij een woning? Zijn daar objectieve criteria voor? Wil de minister die criteria met de Kamer delen? En als een woning door de overheid of door een woningcorporatie wordt toegewezen aan mensen die niet op een wachtlijst staan, wordt de reden hiervan dan geregistreerd? Zo nee, wil de minister dit in de toekomst laten registreren? Zo ja, wil de minister deze registratie dan ook inzichtelijk maken?

Op dit moment worden door het COA ook statushouders gehuisvest in hotels, zonder dat gemeenten daar vooraf bij betrokken worden en dus ook zonder een ontheffing voor bewoning in een hotelvoorziening. Kan de minister aangeven hoe deze huisvesting van statushouders in hotels zich verhoudt tot de regels uit bestemmingsplannen of omgevingsplannen? Kan dit zomaar in die hotels? Ondertussen moeten Nederlandse bewoners van vakantieparken vertrekken om plaats te maken voor vluchtelingen en statushouders, zoals nu het geval is in Putten. Hoe kan de minister die achterstelling van Nederlanders rijmen met artikel 22 van de Grondwet — bevordering van voldoende woongelegenheid als voorwerp van zorg door de overheid — waarmee de minister zijn brief opent? Graag een reactie.

In de periode tot en met 2030 zouden er 981.000 nieuwe woningen nodig zijn om op een statistisch of gewenst woningtekort te komen van 2%. De minister wil dat twee derde van de woningen die worden gebouwd, betaalbaar is. De minister gaat daarbij uit van een migratiesaldo van maximaal 83.000 per jaar. Dit migratiesaldo is gewoon veel te hoog. Daar is ook niet tegenop te bouwen. Klopt het, volgens de minister, dat van de 981.000 geplande woningen meer dan de helft bedoeld is voor toekomstige immigranten? Met het binnenstedelijk bouwen van betaalbare huizen voor een snelle, grote bevolkingsgroei kan het niet anders dan dat de kwaliteit van de woningen op plaatsen waar bouwgrond duur is, onder grote druk komt te staan. Er zullen veel kleine woningen worden gebouwd, zonder eigen tuin, zonder parkeermogelijkheid en met nauwelijks of geen groen. Als we niet oppassen, worden zo toekomstige achterstandswijken gecreëerd.

Ook heeft de minister allerlei plannen om bestaande grotere woningen te splitsen of te laten delen. Dat lijkt winst, maar het is eigenlijk het kannibaliseren van de bestaande woningvoorraad. Er staan immers nog genoeg gezinnen jarenlang op een wachtlijst voor zo'n gezinswoning. Ook de inzet op flexwoningen is geen echte oplossing. Vaak ontbreken de locaties en zijn er evengoed lange bezwaarprocedures. In het AD van 10 februari jongstleden rekende een Gorinchemse woningcorporatie voor dat de kosten van een flexwoning relatief hoger liggen dan voor een reguliere woning. Niet alleen de bouw maar ook de inrichtingskosten bij herplaatsing tellen zwaar op. De totale kosten voor een flexwoning liggen daarmee rond de drieënhalve ton. Dat is net zo veel als voor een reguliere sociale huurwoning die minstens twee keer zolang meegaat. Ik hoor graag van de minister of hij deze nadelen onderkent.

In het woondebat wordt één factor consequent niet genoemd: sociale cohesie. Massa-immigratie ondermijnt de sociale cohesie. Ook het verplicht spreiden van betaalbare woningen kan de sociale cohesie ondermijnen. Sommige mensen, en steeds meer mensen, voelen zich een vreemde in hun eigen omgeving. De minister geeft in zijn brief aan dat bij de plannen voor grootschalige woonlocaties 85 miljoen is uitgetrokken voor zogenaamde aandachtsgroepen. Dat zijn voor een groot deel statushouders. Ook met de door de minister aangekondigde wet voor regie op de volkshuisvesting zullen nog meer woningen verplicht aan statushouders als aandachtsgroep worden toegewezen. Kan de minister aangeven wanneer de gewone Nederlandse woningzoekende eens de primaire aandachtsgroep wordt, in plaats van statushouders?

De PVV is voor het goedkoper maken van de woningbouw. Dat is niet door de grondprijs op te stuwen met het verspillen van kostbare ruimte aan bijvoorbeeld windparken. De PVV is ook voor minder regels, het schrappen van duurzaamheidseisen als stikstofvrij bouwen en het nuchterder omgaan met ecologische onzekerheden. Dat is zoals ze het in Duitsland doen, waar ze niet per se de woningbouw stilleggen als er misschien een vleermuis zit. Dat kan de woningbouwkosten omlaag brengen. Dat is niet door huiseigenaren te verplichten hun spaargeld in te zetten voor verduurzaming, zoals De Nederlandsche Bank gisteren voorstelde. Wat is dat voor ambtelijke dwingelandij? Graag een reactie van de minister op deze plannen.

Voorzitter, tot slot. De Nederlandse bevolking groeit te hard en er zijn te weinig woningen. Daarmee is migratie de allesbepalende factor. Alleen door iets aan die onhoudbare immigratie te doen, is de woningmarkt beheersbaar te houden, want tegen deze instroom is niet op te bouwen.

Voorzitter, tot zover in eerste termijn.

De heer Van Meenen i (D66):

De heer Van Hattem spreekt zijdelings over "statushouders en gewone Nederlanders". Kan hij mij even het verschil tussen die twee categorieën uitleggen?

De heer Van Hattem (PVV):

Om te beginnen is een statushouder een asielzoeker die een vergunning voor tijdelijk verblijf in Nederland heeft. In principe is dat voor vijf jaar. Dat is dus al een wettelijk verschil tussen andere Nederlandse inwoners en statushouders. Ten tweede kan een statushouder pas na een x-aantal jaren over een Nederlands paspoort beschikken. Dat zijn dus al twee belangrijke verschillen tussen de positie van statushouders en die van andere inwoners van Nederland.

De heer Van Meenen (D66):

Maar vindt de heer Van Hattem met de fractie van D66 dat mensen die het recht hebben om hier in Nederland te verblijven, hetzelfde recht hebben op een woning?

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is dat statushouders voorrang krijgen. Dat gebeurt nu en dat is op handen met de door de minister voorziene wet voor regie op de volkshuisvesting. Zij krijgen voorrang op sociale huurwoningen ten opzichte van andere Nederlandse woningzoekenden. Dat is totaal krom. Het moet niet zo zijn dat iemand die Nederland binnenkomt een voorrecht heeft ten opzichte van anderen die vaak jarenlang, soms meer dan tien of vijftien jaar, op een wachtlijst moeten staan om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen. Dat is wat scheef zit. Daaraan zou een einde moeten worden gemaakt.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Van der Goot namens OPNL.