Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.27 uur
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Allereerst een woord van felicitatie aan de heer De Vries voor zijn maidenspeech. Het was een genoegen om daarnaar te luisteren. Dan uiteraard een woord van welkom aan onze minister. Ik ben de laatste spreker in de rij, hierna is de pauze. Toen minister De Jonge aantrad in kabinet-Rutte IV was dat aanvankelijk als minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Gelukkig was dat niet voor woningmarkt en ruimtelijke ordening. Dat is duidelijk gesignaleerd. Daarmee was hij verantwoordelijk voor wonen en bouwen. Naar zijn oordeel was meer regie en sturing vanuit de rijksoverheid nodig, maar met oog voor initiatieven van onderop, zoals van de wooncorporaties. Die meervoudige strategie, van regie en sturing van bovenaf maar met ruimte voor van onderop, onderschrijft deze fractie van harte.
Als minister van BZK is hij inmiddels verantwoordelijk voor een breder palet aan dossiers, zoals Elke regio telt! en burgerparticipatie op decentraal niveau. Over dat laatste spreken we over een maand verder. Dat zijn hoofdthema's waarvoor ik aandacht vroeg tijdens mijn maidenspeech en bij recentere gelegenheden, zoals de begroting van IenW. Die combinatie van VRO en BZK bij minister De Jonge is weliswaar een toevallige omstandigheid, maar ze is tegelijkertijd ook een relevante omstandigheid. Met die beide hoedanigheden in het achterhoofd zal ik vandaag aan het debat in deze Kamer deelnemen. Zoals u kunt merken, kunt u mijn bijdrage zien als een zoveelste positionpaper, omdat die combinatie in de huidige positionpapers naar het oordeel van deze fractie misschien wat onderbelicht is gebleven.
Het serieus bedoelde grapje van toenmalig minister Blok dat het woningprobleem was opgelost en dat we geen bouwminister meer nodig hadden omdat de markt het nu verder wel zou regelen, begint al een beetje afgezaagd te worden. Dat hebben we geweten. Al binnen een paar jaar tekende de wooncrisis zich af, waar grote groepen Nederlanders de dupe van zijn. Dat alles zeg ik in relatie tot artikel 22 van de Grondwet, dat over de sociale grondrechten gaat. Juist het verwaarlozen van dat grondrecht heeft geleid tot veel maatschappelijke onrust en zorgen voor jonge bewoners die moeilijk aan huisvesting komen en senioren die moeten verhuizen.
Minister De Jonge stelt in zijn Kamerbrief terecht dat hij de regie wil hernemen. Mijn fractie wil hem dan ook complimenteren met de voortvarendheid en het ambitieniveau dat hij daarbij aan de dag legt. Tegelijkertijd zien we echter dat er behoorlijk wat ruimte zit tussen het niveau van de ambities en de realisatie daarvan. De urgentie om met oplossingen te komen is onverminderd groot. In de meer dan twintig positionpapers die zijn ingediend bij dit onderwerp, waarvoor dank, vindt u niet alleen veel visies op bouwen en wonen in Nederland, maar ook heel veel problemen die vooral de minister moet oplossen. Ik heb een aantal vragen naar aanleiding daarvan, maar daar kom ik aan het eind van mijn betoog op terug.
Is het dan alleen maar kommer en kwel? Zeker niet. Ik heb goed nieuws voor de minister. Hij krijgt hulp en wel vanuit een hoek die in de Kamerbrief onderbelicht blijft. Hij krijgt hulp van burgers uit de regio. In de regio en meer in het bijzonder op het platteland was het voor de burgers al veel langer duidelijk dat ze voor de markt niet interessant zijn en dat ze van de overheid evenmin veel te verwachten hebben, zoals indringend werd geconcludeerd in het rapport Elke regio telt!. Dat is een trigger geweest voor de kracht van onderop. Dan nu het goede nieuws. Mariënberg in de gemeente Oost Gelre krijgt morgen Zijne Majesteit de Koning op bezoek. Mariënberg won vorig jaar namelijk de Dorpsvernieuwingsprijs met een veelheid aan activiteiten ten behoeve van de leefbaarheid van het dorp, waaronder niet alleen de oprichting van een eigen zorgcorporatie, maar ook de bouw van een Brede Maatschappelijke Voorziening als basis voor de leefbaarheid in de toekomst. Ook in de dorpen op de gedeelde tweede en derde plaats, Grijpskerk en Vledder, respectievelijk in Groningen en Drenthe gelegen, was het voor de toekomstbestendigheid van de leefbaarheid, het welzijn en de zorg in het dorp nodig om te bouwen. De dorpen namen dus het heft in eigen hand en bouwden gemeenschappelijke voorzieningen en woningen, woningen voor ouderen, zodat ze langer thuis kunnen blijven bij een verslechterende gezondheid, en woningen voor starters, zodat jonge mensen in hun eigen dorp een toekomst op kunnen bouwen.
Dergelijke burgerinitiatieven maken op lokaal niveau het verschil voor de burgers. Zo helpen burgers door het aanpakken van hun eigen problemen niet alleen minister De Jonge bij het aanpakken van de wooncrisis, maar ook zijn collega's Helder, Dijkstra en Van Gennip en zelfs Jetten, want soms exploiteert het dorp een windmolen om het allemaal te kunnen betalen. De kracht van onderop is bij uitstek sectoroverstijgend en daardoor divers, waarbij wonen slechts één bouwsteen is — vergeeft u mij de woordspeling.
Meneer de voorzitter. Door diversiteit hebben we ook geen precies idee van de omvang omdat burgerinitiatieven niet altijd goed in cijfermatige hokjes passen. Wel zijn het er veel. De Monitor Zorgzame Gemeenschappen meldt dat in 2020 16% van de toen 1.500 aangesloten zorgzame gemeenschappen wonen als aandachtspunt heeft. Dat ging toen al om een paar honderd. Daarbij moeten we bedenken dat recentere projecten als bouwinitiatieven die niet voortkomen uit geregistreerde zorgzame wijken, zoals het jongereninitiatief in het Friese dorp Burgum, niet in de aantallen voorkomen. Ik noem verder Grolloo, Austerlitz, Kloosterburen, Brummen, Hoogeloon, Leusden, Olst, et cetera, et cetera. Maar ik zal u en mijn collega's en natuurlijk ook de minister sparen. De lijst is in ieder geval te lang om op te noemen en wordt snel langer. Ook burgers helpen dus de overheid bij het oplossen van de wooncrisis, en in één moeite door ook met andere maatschappelijke opgaven. Noem het een integrale aanpak of noem het maatwerk; het is beide. De maatschappelijke meerwaarde is daardoor groot. Denk ook aan de rol bij het herstel van sociale samenhang en oude en nieuwe vormen van naoberschap. Dat laat zich niet uitdrukken in stenen alleen.
Maar wat doet de overheid op haar beurt om de burgerinitiatieven te helpen? Minister De Jonge draagt de wooncoöperaties een warm hart toe, weten we uit zijn brief aan de Tweede Kamer over aanpak wooncoöperaties, van 8 februari 2023, onder andere omdat ze niet alleen huizen bouwen, maar ook gemeenschappen. Hij steunt ze daarin, onder andere door het financieren van Cooplink, het kennisnetwerk voor wooncoöperaties. Dit sectorale beleid betreft echter alleen collectief wonen, dat wil zeggen een relatief klein onderdeel in het veel bredere palet aan lokaal wonen en bouwen voor de gemeenschap dat door burgerinitiatieven wordt gedragen. Veel problemen waar de burgerinitiatieven tegenaan lopen, en met hen de gemeenten waar zij mee samenwerken, zijn echter niet alleen sectoraal, maar komen juist voort uit een sectoroverstijgende aanpak, die wringt met bestaande juridische en financiële kaders en schotten. Waar gemeenten een baken van steun willen vormen, worden zij door wet- en regelgeving of financiële beperkingen vaak beperkt in het echt ondersteunen van burgerinitiatieven.
Hoe anders is die praktijk nu ten opzichte van voor 1900? Toen bestond de sociale woningbouw bijvoorbeeld altijd uit burgerinitiatieven. Dat gebeurde toen nog langs de lijnen van de verzuiling, met protestants-christelijke en rooms-katholieke woningbouwverenigingen. Natuurlijk past het hier ook om de eerste woningbouwvereniging in Nederland te noemen die de bescherming van de arbeidersklasse in haar naam had staan: de Vereeniging ten Behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam, VAK, opgericht in 1822. Ik zeg dat er even bij richting GroenLinks-PvdA; dat ik ze niet vergeten heb. Die verzuiling komt niet meer terug, maar onze fractie staat wel voor een herwaardering van burgerinitiatieven, zeker in de context van wonen en bouwen.
De minister noemt in de bovengenoemde Kamerbrief specifiek de diversiteit van wooncoöperaties als probleem bij het ontwikkelen van ondersteunend beleid. Dat herken ik. Tegelijkertijd acht mijn fractie de maatschappelijke meerwaarde van burgerinitiatieven, op het platteland, maar ook in wijken en buurten, groot, omdat ze daar sectoroverstijgend proberen te opereren en in al hun diversiteit synergie weten te creëren tussen verschillende maatschappelijke opgaven. Het sectoroverstijgend faciliteren daarvan is dan ook voor onze samenleving een must, die mijn fractie met kracht onder de aandacht van de minister wil brengen.
Gelukkig kennen we de minister als een man die niet afhaakt bij een beetje uitdaging. Bovendien staan de burgers altijd klaar om hem te helpen, zoals ook blijkt uit het document over zorgzame buurten, uit 2023. Daarin vinden we niet alleen vele inspirerende initiatieven, maar ook een beschrijving van de vele hobbels op de weg.
Concreet heeft mijn fractie de volgende vragen aan de minister:
1. Herkent de minister de oplossingskracht van de burgerinitiatieven voor de maatschappelijke opgaven ten behoeve van bouwen en wonen? Is de minister bereid na te gaan hoe kennisnetwerken als Cooplink en Nederland Zorgt voor Elkaar vanuit de overheid financieel en wettelijk voldoende ruimte krijgen om burgerinitiatieven inhoudelijk te ondersteunen?
2. Herkent de minister de maatschappelijke meerwaarde van de sectoroverstijgende aanpak van burgerinitiatieven ten behoeve van leefbaarheid, zorg, welzijn en wonen op lokaal niveau, of het nou is in dorpen, wijken of buurten? Hoe vertaalt dat zich in het kabinetsbeleid?
3. Is de minister bekend met de juridische en financiële en fiscale barrières die burgerinitiatieven en met hen de gemeenten als eerstbetrokken overheid tegenkomen bij hun inzet ten behoeve van bouwen, wonen en welzijn?
4. Daarop aansluitend: is de minister bereid om dienaangaand te inventariseren wat hier binnen de bestaande wet- en regelgeving al aan gedaan kan worden en te verkennen welke aanpassingen in de regelgeving de huidige barrières kunnen wegnemen? Dat zien we graag in het pakket van wettelijke voorstellen terug.
5. Ziet de minister mogelijkheden om concrete hindernissen voor burgercoöperaties, zoals bij het verwerven van grond, te adresseren in het lopende traject modernisering grondbeleid?
Mijn fractie kijkt uit naar de antwoorden van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.05 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.