Verslag van de vergadering van 14 mei 2024 (2023/2024 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.40 uur
De heer De Vries i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met collega Van Knapen hartelijk te feliciteren met zijn maidenspeech, een mooi verhaal. Mijn onderwijshart ging ook open. Ik ben nog maar nummer vijf in het rijtje, maar ik ga toch al in herhaling vervallen, dus ik zal proberen om het zo kort mogelijk te maken. Wat ik zeg zal voor een groot deel aansluiten bij wat de heer Van Meenen al naar voren heeft gebracht, maar er zitten ook wel een aantal andere dingen in.
Voorzitter. Er lijkt dit jaar in onze Kamer een nieuw gebruik te ontstaan, namelijk het ophangen van een beleidsdebat aan de stemming over een begrotingsstaat. De fractie van de SGP is daar op zich niet zo gelukkig mee, omdat ze het oneigenlijk acht dat het al dan niet goedkeuren van een begroting aanleiding is voor een debat dat eigenlijk al veel eerder, ruim voor het opstellen van de begroting, had moeten plaatsvinden. Daarom is onze fractie geneigd niet deel te nemen aan deze vorm van debatten over begrotingsstaten, die, zoals de praktijk uitwijst, breed kunnen uitwaaieren, terwijl het eigenlijk over de begroting zou moeten gaan. Maar vandaag maakt de fractie van de SGP een uitzondering, en wel omdat de begrotingsstaat nu gekoppeld is aan een voorstel over het mogelijk maken van numeri fixi voor opleidingen in het hoger en het wetenschappelijk onderwijs. De manier waarop de besluitvorming in dit geval plaatsvindt, is in de visie van onze fractie — en wij zijn daar blijkbaar niet de enigen in — niet zuiver. De begrotingsstaat wordt nu namelijk naar aanleiding van een amendement in de Tweede Kamer, het amendement-Martens-America — er is al vaker naar verwezen — gebruikt om materiële wijzigingen in de WHW door te voeren. Onze Kamer wordt nu vrijwel gedwongen tot instemming met het voorstel betreffende de numeri fixi, op straffe van het niet kunnen goedkeuren van de begrotingsstaat, wat een vergaande consequentie zou zijn. Overigens staat mijn fractie op zich positief tegenover deze numeri fixi, maar de wijze waarop dit nu wordt ingebracht, is onzes inziens onjuist. Daar behoort de Eerste Kamer de vinger bij te leggen. Het gaat hier immers ook om de kwaliteit van de wetgeving.
Ook moet de Eerste Kamer in haar besluitvorming een advies van de Raad van State ontberen, omdat dit onderdeel via een amendement is ingebracht, terwijl het om een niet onbelangrijke wijziging gaat — ik sluit me weer aan bij de heer Van Meenen — waarvan de consequenties niet in alle opzichten goed te overzien zijn. Kortom, de fractie van de SGP heeft bezwaren tegen deze gang van zaken. En het is ons bekend dat minister zelf die bezwaren ook had.
Voorzitter. Nu via deze oneigenlijke route de numeri fixi zijn ingevoegd, geeft dat onze fractie aanleiding tot een aantal vragen daarover. De regering benadrukt dat het niet mogelijk is om binnen de fixus een direct onderscheid naar nationaliteit te maken. De fixus geldt voor iedereen. Binnen de selectie mag geen verboden onderscheid gemaakt worden, terecht. Naast een anderstalig traject bestaat altijd een Nederlandstalige opleiding. Studenten die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn, zullen aangewezen zijn op het anderstalige traject. Hoewel de maatregel neutraal is vormgegeven, kan deze de uitwerking hebben dat indirect onderscheid gemaakt wordt op nationaliteit via de beheersing van de taal. Hoe kan deze indirecte vorm van onderscheid op nationaliteit worden ondervangen zodat buitenlandse studenten niet op een oneigenlijke manier worden benadeeld? Op welke wijze wordt geëvalueerd of de numerus fixus in de praktijk inderdaad niet leidt tot indirect onderscheid? Acht de minister het wenselijk om een evaluatie op dit punt te verwerken in het voorstel?
Vervolgens heeft onze fractie enkele vragen met betrekking tot de haalbaarheid van de invoeringsdatum. Is er grond om aan te nemen dat de onderwijsinstellingen daadwerkelijk in staat zullen zijn om voor 1 oktober van dit jaar hun procedures te richten op selectie op trajectniveau en daarbij de medezeggenschap voldoende te hebben betrokken? Het amendement bevat een verplichte registratie van de numerus fixus op een traject in de registratie van instellingen en opleidingen. Dat vraagt wel om aanpassing van de werkwijze en de instructie voor onderwijsinstellingen over hoe zij hun gegevens aanleveren. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 13 mei jongstleden over het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans kondigt de minister aan dat hij wil onderzoeken of het mogelijk is de capaciteitsfixus waarover wij vandaag spreken, per collegejaar 2025-2026 te laten ingaan. Betekent dit dat de minister, los van zijn voorkeur om de numerus fixus in het grotere gehele van de Wib in te voeren, zelf dan twijfels heeft over de haalbaarheid van die genoemde 1 oktober? Is de minister het met de fractie van de SGP eens dat die numerus fixus sowieso onderdeel had moeten zijn van dat wetsvoorstel Wib? Hoe zal nu de samenhang zijn tussen die numerus fixus die er eerst komt en de Wib die erna komt? Hoe past die numerus fixus in dat bredere geheel van die Wib? Is er nog wel sprake van een samenhang? In de brief die de minister gestuurd heeft, lezen we dat hij wil uitzoeken of het mogelijk is om de wet in te voeren per 2025-2026. Onze vraag daarbij is: wat moet daar dan nog precies aan uitgezocht worden? Is het niet mogelijk om daar al knopen over door te hakken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Minister, als ik schors tot 15.05 uur, is dat voor u dan werkbaar? Ik zie de minister knikken. Dan schors ik de vergadering tot 15.05 uur.