Plenair Prins bij behandeling Actualisering diergezondheidsregels



Verslag van de vergadering van 21 mei 2024 (2023/2024 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst feliciteer ik de heer Jaspers met zijn maidenspeech.

Voorzitter. De CDA-fractie is positief over deze wetswijziging, een wijziging die zorgt voor perspectief op een verantwoorde balans tussen dierwaardigheid en een robuuste veehouderij. Gelukkig behoort Nederland, met nog enkele andere landen in Europa, nu al tot de koplopers op het gebied van dierenwelzijn. Natuurlijk is het noodzakelijk dat de commerciële veehouderij nog meer inzet op de intrinsieke waarde van het dier. Het kan en moet nog beter, maar het biedt in de ogen van onze fractie wel ruimte om te werken aan het welzijn van de dieren in combinatie met het welzijn en de bestaanszekerheid van de veehouders. Zo ervaren wij de insteek van deze wet. Wel leven er bij ons nog diverse vragen over de uitvoerbaarheid.

Om daadwerkelijk alle dieren te houden in lijn met de zes basisprincipes van dierwaardigheid zoals geformuleerd door de Raad voor Dierenaangelegenheden, zijn stevige investeringen noodzakelijk. Een eerste indicatie is 4 tot 5 miljard aan investeringen en jaarlijks 1 miljard aan extra kosten. Ook is er 45 miljoen nodig voor pilots en onderzoeken.

Het goede nieuws is dat de hoofdtafels van het convenant dierwaardige veehouderij, met vertegenwoordigers van alle relevante partijen, al akkoord zijn met plannen voor vier van de diergroepen, mits aan een van de belangrijkste voorwaarden wordt voldaan: financiële ondersteuning. De deelnemers aan het convenant hebben aangegeven te wachten op besluiten van het nieuwe kabinet in dezen alvorens deze plannen bekend te maken. In hun ogen is het namelijk een packagedeal. De vraag is dan ook de volgende. De CDA-fractie heeft begrepen dat binnen een jaar na aanname van deze wet er een algemene maatregel van bestuur per diersoort gereed dient te zijn. Stel nu dat die financiële ondersteuning niet beschikbaar wordt gesteld. Welke consequenties heeft dat voor het dierenwelzijn en voor de veehouder in relatie tot deze wet?

Voorzitter. Dat brengt mij bij een andere vraag. Kan de minister uitdrukkelijk toezeggen dat bij het vaststellen van de plannen van aanpak er rekening wordt gehouden met andere relevante wet- en regelgeving op het gebied van stikstof, duurzaamheid en waterrichtlijnen? Het blijft voor de boeren een uitdaging om hun weg te vinden in de vele wet- en regelgeving die hun erf raakt. In dat kader vragen wij ook aandacht voor de tijdsperiode die aanvragen en goedkeuring van vergunningen vergt. Vergunningen duren vijf tot zeven jaar. Als er eenmaal een vergunning afgegeven is, kan dat zijn op stallen met innovaties van vijf jaar geleden. Als boer loop je als het ware altijd achter de nieuwste innovaties aan. Kan de minister aangeven hoe de boer comfort krijgt in dezen?

Voorzitter. Tijdens een sessie met deskundigen kwam uitdrukkelijk de wens naar voren dat er weer een autoriteit benoemd wordt die ontwikkeling en implementatie van deze wet monitort en er toezicht op houdt. Kan de minister toezeggen dat deze autoriteit ingesteld wordt, bijvoorbeeld als opvolging van het traject van het convenant dierwaardige veehouderij?

Voorzitter. Zoals reeds genoemd, is Nederland een van de koplopers op het gebied van dierenwelzijn. Bekend is dat er niet alleen in andere Europese landen, maar ook wereldwijd uitdrukkelijk minder aandacht is voor dierwaardigheid. Vele landen scoren dikke onvoldoendes, terwijl ze daar hun vleesproducten tegen lagere prijzen kunnen aanbieden. Onze fractie is dan ook benieuwd welke maatregelen en activiteiten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse veehouder, met oog voor het welzijn van zijn dieren, zijn producten tegen een goede prijs kan afzetten. De beantwoording van de minister dat het de gewoonte is om op Europees en mondiaal niveau aan te dringen op het verbeteren van de kwaliteit, vinden wij eerlijk gezegd een beetje mager. Natuurlijk is overleg gewenst, maar overleggen kost tijd. Dan is het nog maar de vraag of je gesprekspartners geneigd zijn om in hun land ook in te zetten op dierenwelzijn. Economisch belang van ieder land en culturele verschillen ten aanzien van dierwaardigheid zullen daarbij zeker een rol spelen. Hoe gaan we zorgen voor een reëel en level playing field, waar wij onze veehouders terecht dwingen tot nog betere zorg voor de dieren? Graag een reactie van de minister.

Dan heb ik nog een meer filosofische en algemene vraag. Hoever ga je inzetten op dierenwelzijn — dat is dus van een redelijk goed niveau — ten koste van de bestaanszekerheid van de veehouder en vice versa? Hoe kijkt de minister daarnaar? Heeft hij daartoe kaders bepaald?

Voorzitter. Om dergelijke kaders te bepalen, is het wel noodzakelijk dat er een visie op voedsel wordt ontwikkeld. Hoe onafhankelijk dan wel afhankelijk willen wij zijn, als nationale, Europese en mondiale voedselproducent? Wij zijn als Nederland nu een topspeler op de voedselmarkt. Wil Nederland dat blijven? Met aandacht voor welke gewassen? Wat zijn de uitgangspunten? Uit de reactie van de minister blijkt dat hij dit een vraag vindt voor het volgende kabinet. Graag breng ik deze vraag nu ook onder de aandacht bij de aanstaande regeringspartijen.

Voorzitter. Voor het overige ben ik benieuwd naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan geef ik het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.