Verslag van de vergadering van 28 mei 2024 (2023/2024 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.29 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Om meteen aan te sluiten bij de vorige spreker: ik heb ook een vraag naar aanleiding van de brief van Bonaire. Bonaire zegt nu niet de gelegenheid te hebben gekregen om, zoals ze zelf zeggen, geconsulteerd te worden. Hoe verhoudt zich dat tot artikel 208 en verder van de WolBES over het plegen van overleg en consultatiemogelijkheden? Ik had graag een reactie van de minister op dat punt.
Voorzitter. Met dit wetsvoorstel hoopt de minister de verbinding te zoeken met afgehaakt Nederland, zoals het in de memorie van toelichting wordt genoemd. Participatie- en uitdaagrecht worden als een toverformule gepresenteerd om diepgewortelde maatschappelijke onvrede op te kunnen lossen. Het voorstel gaat met deze instrumenten echter voorbij aan de oorzaken van de onvrede. Het beperkt zich tot het zoeken naar bezweringsformules om die onvrede te kunnen kanaliseren. Maar met een paar andere zwembewegingen wordt een lelijk eendje nog geen sierlijke zwaan.
Op lokaal niveau zien we bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen een historisch lage opkomst van minder dan 50%. In veel gemeenten is de grootste partij de partij van de niet-stemmers. Vervolgens houden gemeentebesturen ook geen rekening met die meerderheid van niet-stemmers. In plaats van hun een handreiking te doen en kansen te bieden om gedurende een raadsperiode middels directe democratie hun gemeente toch bij te kunnen sturen en betrokken te worden bij de lokale besluitvorming via lokale referenda zijn colleges en raden vaak toch vooral weer met zichzelf bezig en zijn referenda vaak een taboe. Als er al lokale referenda worden gehouden, dan is het vaak over minder spannende onderwerpen, zoals over de Hoofdgroenstructuur, waar inwoners van Amsterdam op 6 juni over mogen stemmen. Juist belangrijke en ingrijpende beslissingen, zoals de vestiging van een azc, een verslaafdenopvang of een arbeidsmigrantencomplex, een emissieloze binnenstad, het investeren van tientallen miljoenen aan belastinggeld in bijvoorbeeld een elitair designmuseum of de bouw van een megawindpark, worden meestal niet actief aan burgers voorgeld, terwijl zij er wel de gevolgen van ondervinden en voor de kosten moeten opdraaien. Wat met dit wetsvoorstel gepresenteerd wordt met bijvoorbeeld het uitdaagrecht zijn dan ook vooral surrogaatoplossingen om burgers geen echte inspraak te hoeven gunnen, zoals via referenda.
Maar let wel, goede participatie is ontzettend belangrijk — essentieel zelfs. De vraag is of met dit wetsvoorstel participatie daadwerkelijk verbetert. Ik zie het er niet aan af. Graag een reactie van de minister wat er nu concreet beter wordt voor de burger, los van het panacee van het uitdaagrecht. Op lokaal niveau merk ik zelf als raadslid hoe belangrijk goede participatie is en wat daarbij vooral ook mis kan gaan. Zo kwam bij de gemeenteraad van 's-Hertogenbosch onlangs nog een aantal burgers zéér verontwaardigd inspreken over misstanden bij een participatieproces. Bij de presentatie van de herinrichting van de straat bij hun woningen, aan de Zuid-Willemsvaart, was bij een parkje "een kleine overkapping in sfeer park" ingetekend, waarbij het ogenschijnlijk ging om een prieeltje in het nieuwe Kanaalpark. Geen reden tot zorg in het participatieproces dus. Na het definitief vaststellen van de plannen bleek het echter bij de overkapping te gaan om een nieuwe, drukke bushalte op slechts 2 meter afstand van de woningen. Hierdoor zouden de bewoners dus voortdurend overlast van bussen pal voor hun deur krijgen. De verantwoordelijk wethouder sprak echter zijn vertrouwen uit in het uitgebreide participatieproces, maar een uitgebreid participatieproces is nog geen zorgvuldig en transparant participatieproces. En wat heb je aan participatie als de gemeente afspraken maakt en deze vervolgens niet nakomt, bijvoorbeeld door bij een asielnoodopvang af te spreken dat die voor maximaal één jaar is, om deze termijn vervolgens toch te verlengen? Dit is ook een voorbeeld uit mijn eigen gemeente. Dit wetsvoorstel verbetert daar in de kern ook niets aan.
Sterker nog, op pagina 18 van de memorie van toelichting wordt ten aanzien van de participatieverordening gesteld: "De raad is vrij te beslissen bij welke onderwerpen en op welke wijze inwoners in de verschillende fasen van het beleidsproces worden betrokken." Dit vooraf bepalen en uitsluiten van onderwerpen kan dus leiden tot politieke willekeur ten aanzien van participatie. Politiek gevoelige onderwerpen kunnen dus niet voor participatie in aanmerking komen. In mijn gemeente was dit vorige week bijvoorbeeld ook weer het geval toen het college besloot om zonder participatie van omwonenden een voormalige school in Rosmalen aan te wijzen als opvanglocatie voor vluchtelingen. Hoe kan zo'n houding, die ook in dit wetsvoorstel doorklinkt, het vertrouwen van de afgehaakte kiezer herstellen? Graag een reactie van de minister op dit punt over de onderwerpen van participatie.
Ook wordt gerefereerd aan het Europees Handvest inzake de lokale democratie. Dat is best wel een farce — niet het handvest, maar de manier waarop eraan gerefereerd wordt — want die lokale autonomie wordt door dit demissionaire kabinet juist bij bepaalde onderwerpen heel makkelijk opzijgezet. Dat is met name het geval bij de asieldwangwet, oftewel de Spreidingswet, waar we hopelijk snel van af zijn, en het afdwingen van een minimumopgave aan wind en zon via de Regionale Energiestrategieën. Kan de minister duiden hoe die ontwikkelingen zich verhouden tot het in het wetsvoorstel aangehaalde handvest? Vervolgens zien we wel dat middels het uitdaagrecht allerlei politiek welgevallige beleidsdoelen, zoals het klimaatbeleid, worden geholpen via burgercollectieven in de energietransitie. De happy few en de usual suspects die op zo'n manier obligaties in een lokaal wind- of zonnepark verwerven, worden hiermee dus extra gefaciliteerd. Direct omwonenden die door een windpark dagelijks last krijgen van slagschaduw, ultrasoon geluid en een bedorven uitzicht, krijgen dan ter compensatie vanuit het lokale klimaatfonds een paar wipkippen in de buurt. Dat schiet dus niet op. Ook de burgerfora zijn weer een middel waardoor zulke groepen de boventoon zullen voeren. Daarbij wordt qua onderwerpen alleen gesproken over door de lokale politiek voorgekauwde issues die politiek niet echt gevoelig liggen. Dat voegt dus niets toe. Ook suggereert de minister om "inclusie en representativiteit te bevorderen met participatie door" — en dan citeer ik letterlijk uit het voorstel — "vergoedingen of cadeaubonnen te geven". Zulke perverse prikkels zijn zeer onwenselijk. Ook is het de omgekeerde wereld om deelnemers te werven in een buurtcentrum, een school of een moskee. Als het onderwerp maatschappelijk belangrijk genoeg is en inwoners serieus verschil kunnen maken, dan is er volop bereidheid om te participeren, mits de overheid dan ook bereid is om echt te luisteren.
Wat het uitdaagrecht betreft zitten de ingrediënten voor mislukking al ingebakken in de schriftelijke beantwoording door de minister. Uit bestaande projecten blijkt dat het vaak te ingewikkeld is, dat het te veel tijd, energie en geld kost en dat men tegen regels aanloopt. Bij sommige overheden die het hebben ingesteld, wordt er überhaupt geen gebruik van gemaakt. Het moet daarbij ook niet de bedoeling zijn dat burgers bij wijze van uitdaagrecht genoodzaakt zijn om achterstallig onderhoud in de openbare ruimte, zoals lantaarnpalen schilderen of onkruid wieden als de gemeente daarin tekortschiet, zelf maar ter hand te nemen.
Ook zou er nog een extra subsidie naar de VNG moeten gaan om dit wetsvoorstel te implementeren. Dat is helemaal zonde van het geld. Kortom, de PVV-fractie is niet overtuigd van het nut van dit wetsvoorstel en ziet vooral weer een afleidingsmanoeuvre om het maar niet over echte participatie middels directe democratie in de vorm van referenda te hoeven hebben.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Van der Goot, maar niet dan nadat ik het woord heb gegeven aan de heer Hartog, namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
De heer Van Hattem zegt dat in de meeste gemeenten de grootste partij de niet-stemmers zijn. Ik zou zeggen dat een van de twee grootste partijen ook vaak de proteststemmers zijn. Hoe denkt de heer Van Hattem dat we proteststemmers en niet-stemmers weer aan de voorkant, en niet aan de achterkant, mee kunnen krijgen met onze democratie?
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is een zeer terechte vraag. Ik zou proteststemmers en niet-stemmers ook niet in één adem willen noemen, want niet-stemmers kiezen ervoor om niet te gaan stemmen en proteststemmers brengen wel degelijk een stem uit op een bepaalde partij. Die hebben dus wel een vertegenwoordiging gekozen. De enige categorie die je verder nog kunt onderscheiden, zijn de mensen die blanco stemmen; dat kan ook nog een wijze van protest zijn. Maar bij het niet-stemmen is juist belangrijk dat die mensen, ook specifiek op lokaal niveau, betrokken worden. We zien vaak dat er een college komt te zitten dat weliswaar een meerderheid in de raad heeft maar geen meerderheid in een lokale samenleving, en dan ingrijpende beslissingen neemt. Ik noemde al de voorbeelden die net werden aangehaald. Dan heb je weliswaar een raadsmeerderheid, maar nog niet een gedragen meerderheid in die gemeente. Om bij zulk soort ingrijpende beslissingen de burgers er echt bij te betrekken moeten er gewoon veel meer stappen worden gezet. Wat mij betreft kan het lokale referendum daar een hele belangrijke rol in spelen, een essentiële rol zelfs. Maar de processen van inspraak moeten sowieso veel beter. Het moet niet zo zijn dat als mensen een bepaald plan gepresenteerd krijgen en als dat ergens halverwege de rit alsnog wordt gewijzigd, zij er niet eens van op de hoogte worden gehouden en dat afspraken niet worden nagekomen. Kortom, je hebt een betrouwbare en transparante overheid nodig. Dat is, denk ik, de belangrijkste stap die je kan zetten en daar verandert dit wetsvoorstel eigenlijk helemaal niets aan.
De heer Hartog (Volt):
Een vervolgvraag aan de heer Van Hattem. Hij spreekt over een referendum, maar dat is de achterkant van het verhaal. Ik wil dat even achterwege laten. Wat betreft de voorkant spreekt hij over inspraak. Er is al inspraak, maar aan welke concrete positieve vorm denkt u? Dat gaat dus niet over wat niet werkt. Wat denkt u dat wél werkt om aan de voorkant de burgers beter te betrekken?
De heer Van Hattem (PVV):
Zoals ik al zei: het proces zo open en transparant mogelijk inrichten, zodat je de burgers ook echt de gelegenheid geeft om in te kunnen spreken. Ik kreeg net nog een bericht binnen van een inwoner van mijn gemeente, die liet weten dat de inwoners over het door mij aangehaalde voorbeeld van een school die wordt ingezet voor de opvang van vluchtelingen, nog niet eens een publicatie hebben gezien. Slechts in een heel klein gebied is actief informatie gegeven aan de omwonenden. Een groot deel van de gemeenschap in Rosmalen heeft geen informatie gekregen. Op zo'n manier voelen burgers zich gewoon in de steek gelaten. Als je dan afspraken met de burgers maakt, moet je ze ook nakomen. Dat is ook een belangrijke stap. En je moet gewoon alle informatie bieden die er ligt en niet allerlei plannen op tafel leggen en die vervolgens weer wijzigen zonder de burgers daarbij te betrekken. Het is dus gewoon transparant, open en direct betrokken zijn. Dat is wat je aan de voorkant kunt doen, maar ook een referendum zit aan de voorkant van de besluitvorming, want daarmee adviseer je uiteindelijk de gemeenteraad om iets wel of niet te doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Goot namens OPNL en mede namens de Partij voor de Dieren.