Plenair Janssen bij behandeling Wet versterking participatie op decentraal niveau



Verslag van de vergadering van 28 mei 2024 (2023/2024 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voordat mijn tijd gaat lopen, wil ik even de opmerking maken dat waar collega Roovers een motie aankondigde die ondertekend is door het lid Janssen, dit het lid Janssen-van Helvoort betreft. Het is mevrouw Janssen, en niet ondergetekende, om misverstanden te voorkomen.

De voorzitter:

Dat is voor de Handelingen en ook voor de minister heel goed om te weten.

De heer Janssen (SP):

Dat geeft weer lucht.

De voorzitter:

Maar nu gaat de klok voor de spreektijd wel aan.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, dank u wel. Dat gezegd hebbend kunnen we vaststellen dat dit debat volgens mij geen debat was om groetjes te doen aan de achterban, zoals de minister daarstraks omschreef hoe sommige versnipperde raden en Staten debatten voeren. Dat was dit zeker niet. Wel is blijven hangen dat de participatieverordening overheden vooral dwingt tot nadenken. Dat vind ik toch erg mager, want stel nou dat ze gewoon zeggen: weet u wat, doe ons maar die modelverordening van de VNG. Dan komt er een collegevoorstel dat zegt: het college stelt voor om de modelverordening van de VNG aan te nemen. Dan zegt iedereen: ja, prima, doe maar. Dan is er dus niet over nagedacht en heeft het dus zijn doel gemist. Nog even los van de timing, want als dit wetsvoorstel per 1 januari 2025 van kracht wordt en er zijn in maart 2026 weer gemeenteraadsverkiezingen, heeft dat nadenken dus maar een eenmalig effect. Want tegen de tijd dat degenen die er misschien wat langer over doen, die twee jaar hebben, daarmee klaar zijn, zijn ze bezig met de gemeenteraadsverkiezingen. Dan komt er een nieuw college en komen er nieuwe raadsleden, en dan? Dan gaan we het weer opnieuw doen. Gaan we dan iedere keer na verkiezingen een nieuwe verordening introduceren om het nadenken weer te stimuleren? Op een gegeven moment is het voor de nieuwe collegeleden en Statenleden gewoon een feit dat die verordening er is, dus dan wordt er verder helemaal niet over nagedacht. Ik vind dat erg mager.

Ik vind ook dat de minister een toch wat negatief beeld schetst over gemeenten, provincies en waterschappen, waar niet zou worden nagedacht over het betrekken van burgers. Die honderden en honderden en honderden en honderden voorbeelden waar het allemaal goed gaat, betekenen dat er heel veel over nagedacht wordt. Er staat gemeenten, provincies en waterschappen niks in de weg om het nu al breder uit te leggen dan alleen de inspraak aan de voorkant. Zij kunnen al doen wat deze wet beoogt. Dat kan allemaal al. Wat dat betreft denken wij dat deze wet niet nodig is, omdat het een te zwaar middel is. Zoals collega Van den Berg ook zei, is géén participatie ook een uitkomst — als ik hem goed parafraseer. Dit betekent dat het nadenken niet alleen gaat over het hoe, maar ook over het of. Daarmee kan het ook een uitkomst zijn dat er geen participatie is. Dan heb je erover nagedacht, maar dat is volgens mij niet waar deze wet voor staat.

Voorzitter. Dan nog één korte … Nee, laat ik dat toch maar niet doen. Ik ga niet nog een inhoudelijke vraag stellen, want die gaat verder toch niks meer wijzigen. Ik wil eigenlijk zeggen dat deze wet toch vooral één grote kan-bepaling is, zonder enig dictaat. Het enige dictaat dat erin zit, is er via het amendement in gekomen, maar dit was niet de bedoeling van de minister die het wetsvoorstel ingediend heeft. Ik zei het al: als er gezegd wordt "nou, we doen de modelverordening, want dan zijn we klaar", dan mist dus het doel van het nadenken. Wij vinden dat een wet om medeoverheden — ik heb een hekel aan het begrip "lagere overheden" — na te laten denken, toch een erg zwaar middel is. Volgens ons zou dat anders kunnen, maar ik ga het in mijn fractie bespreken en we gaan zien wat ons oordeel gaat worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.