Dinsdag 25 juni gingen de leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder leiding van voorzitter Greet Prins (CDA) in gesprek met de Stichting 113 Zelfmoordpreventie. Dagelijks sterven er vijf mensen door suïcide, met ook een verwoestend effect op de levens van de nabestaanden. Bestuurder Monique Kavelaars lichtte de missie toe van Stichting 113: niemand zou zo radeloos en eenzaam moeten zijn dat hij geen andere uitweg ziet dan zelfdoding. Volgens Kavelaars zal uitvoering van de Wet integrale suïcidepreventie, die op 4 juni door de Eerste Kamer als hamerstuk is afgedaan, helpen bij preventie en ombuiging zelfdodingscijfers.
Jaarlijks overlijden ongeveer 1.900 mensen aan zelfdoding en doen 50.000 mensen een poging daartoe. De aanloop naar zelfdoding is complex en variabel, vertelde Kavelaars: het kan een verlies zijn of gebrek aan uitzicht dat het beter gaat worden, bijvoorbeeld bij schulden. Als steun van de omgeving ontbreekt en mensen zelf niet goed kunnen omgaan met hun pijn, kunnen ze het gevoel krijgen dat ze klem zitten.
Sinds 2021 is er een landelijke agenda suïcidepreventie. Er wordt ingezet op preventiebeleid op zowel landelijk als gemeentelijk niveau om te zorgen voor een landelijk dekkend vangnet. Bij 60 procent van zelfdodingen gaat het om mensen die niet bekend zijn in de geestelijke gezondheidszorg. De stichting zet daarom in op een brede mentale weerbaarheidsversterking. De anonieme gratis hulplijn die dag en nacht beschikbaar is, moet volgens de stichting ook financieel worden geborgd: hier gaat het altijd om een gesprek van mens tot mens, en er is een groei voorzien van de hulpvraag van 20 procent.
De senatoren toonden zich onder de indruk van de cijfers en de inspanningen van de stichting. Gevraagd werd naar de kwetsbare groepen, bijvoorbeeld mannen van middelbare leeftijd en jongvolwassenen, waar een stijging te zien is in het aantal zelfdodingen. Ze stelden ook vragen over onder meer de personeelsbezetting van de hulplijn en of bijvoorbeeld de kerk en schooldecanen een rol kunnen spelen bij het herkennen van signalen. Daarnaast werd gevraagd naar het tijdpad en of er echt tien jaar nodig zijn voor het ombuigen van de cijfers.
In antwoord vertelde de 113-delegatie over de trainingen die bijvoorbeeld docenten en ouders kunnen volgen en hoe onderzoekers via ‘psychosociale autopsie’, interviews met nabestaanden, meer leren over de oorzaken. Die interviews zorgen daarnaast voor houvast voor nabestaanden en bieden ruimte voor herstel. Er zijn campagnes als ‘Ik zie je’, en ‘chat safe’; er zijn maatregelen getroffen om het spoor veiliger te maken en media gaan bewuster met verslaggeving over suïcides om dan vroeger. De stichting ziet samengevat drie niveaus van preventie: van leren praten over gedachten aan zelfdoding en risicogroepen richting hulp sturen tot het zorg bieden aan mensen met suïcidaliteit.
Het gesprek kunt u hier terugkijken.
Deel dit item: