Plenair Van Bijsterveld bij voortzetting behandeling Aanscherping openbareordebeleid voor criminele vreemdelingen



Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Het gaat om de wetswijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de aanscherping van het openbare-ordebeleid voor criminele vreemdelingen. Dit zal u niet vreemd zijn, minister: u heeft uit mijn eerste betoog al kunnen opmaken dat JA21, mijn fractie, daarvóór is. Waarom zijn we hiervoor? Omdat wij vinden dat het verruimen van dit criterium in lijn is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie en daarmee in lijn wordt gebracht met de glijdende schaal zoals die voorligt. Het is dus een heel logische verruiming van dit wetsartikel.

Ik wil de minister danken voor de twee toezeggingen. Ik herhaal ze even. Ik kom op de prioriteit die zij aan de terugkeersamenwerking gaat geven. Daarmee wil ik ook gelijk het volgende benadrukken. Er wordt nu door een aantal collega's net gedaan alsof de minister het heel erg over de terugkeer heeft. Maar wij hebben haar natuurlijk gevraagd om te antwoorden. Het feit dat het veel over uitzettingen is gegaan, heeft volgens mij dus ook te maken met de vragen die wij daarover hebben gesteld ten aanzien van dit wetsvoorstel. Want laten we wel zijn: dit is natuurlijk een mogelijkheid voor een verruiming in die zin dat je een reguliere aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd eventueel kunt weigeren. Daar gaat het om. Die verruiming heeft ermee te maken dat we Nederland veiliger willen maken. Maar daar hoort wel gelijk bij dat het dan belangrijk is dat die mensen ook uitgezet kunnen worden. Ik herhaal nogmaals dat het daar vandaag niet over gaat, maar die zaken horen natuurlijk wel bij elkaar.

Dan wil ik de minister danken voor het feit dat zij aangeeft bereid te zijn om een invoeringstoets te doen, als ik dat goed heb begrepen. Alleen zou u in de tweede termijn nog even specifiek terugkomen op dat monitoren van de kleine doelgroep waar we het hier eigenlijk over hebben. Dat zouden ongeveer twintig mensen zijn. Mijn fractie vindt het volgende toch heel belangrijk. Stel dat duidelijk zou worden dat deze twintig personen mogelijk een straf hebben uitgezeten die leidt tot het niet verlengen van de aanvraag of het niet voor onbepaalde tijd toewijzen, zeg maar. Dan zou dat betekenen dat ze hier geen rechtmatig verblijf meer zouden kunnen hebben. Als blijkt dat ze ook de individuele toets niet halen en dat het verblijf dus ook niet op andere gronden kan worden verlengd, zouden ze ook daadwerkelijk moeten worden uitgezet. Dat moet toch te monitoren zijn? Het is maar een kleine groep. Ik wil dus wel een dringende oproep aan de minister doen om met harde cijfers te komen en niet te zeggen: daar hebben we geen zicht op, want die zijn misschien onder de radar. Ik denk dat dat niet terecht is, gezien de kleine groep en gezien het feit dat ik ervan uitga dat deze groep een gevangenisstraf uitzit.

Voorts zou de invoeringstoets ook de knelpunten inzichtelijk kunnen maken. Dan hoop ik dat de minister gedurende haar periode het beleid mogelijk nog kan aanpassen om die knelpunten weg te nemen. Alleen al daarom zou ik het belangrijk vinden om die invoeringstoets al na twee jaar te doen en niet te wachten op de evaluatie na vijf jaar.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld. Dan is het woord aan de heer Dittrich van D66.