Verslag van de vergadering van 8 oktober 2024 (2024/2025 nr. 03)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.50 uur
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Afgelopen week heeft deze Kamer met een grote delegatie een bezoek gebracht aan de NAVO, het trans-Atlantische bondgenootschap waar ons land al sinds de oprichting in 1949 lid van is. Dat bezoek had niets te maken met de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, hoewel we daar natuurlijk erg trots op zijn, maar alles met de geopolitieke ontwikkelingen in de wereld, die de veiligheid en vrede in ons land en in Europa onder druk zetten. Mijn fractie begint met positieve woorden richting het kabinet. Het kabinet is zich bewust van de veranderende geopolitieke omstandigheden en van het grote toegenomen belang van een goede defensie. Het laat dit ook zien in de pas gepubliceerde Defensienota. Maar na deze instemmende woorden volgen ook een aantal zorgen en bedenkingen die mijn fractie bij de plannen van dit kabinet heeft.
Zoals de Defensienota een positieve trendbreuk laat zien met de vroege kabinetten-Rutte, zien we jammer genoeg een negatieve trendbreuk op ontwikkelingssamenwerking. Daaraan gaat het kabinet vanaf 2027 2,4 miljard minder uitgeven dan nu het geval is. Dat leidt tot een complete kaalslag. Bij de vraagstukken van vrede en veiligheid is er binnen het kabinet alle aandacht voor het belang van de wereld om ons heen. Dan draagt het kabinet geen oogkleppen. Maar de luiken gaan dicht wanneer het gaat om het bevorderen van welzijn en economische groei in landen met veel armoede en weinig toekomstperspectief, terwijl ook deze ontwikkeling van groot belang is voor vrede en veiligheid in de wereld. En dan heb ik het nog niet eens over het humanitaire aspect en over het belang van ontwikkelingssamenwerking voor het Nederlandse bedrijfsleven. Zoals Ingrid Thijssen van VNO-NCW opmerkte, is ontwikkelingssamenwerking ook voor het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland van groot belang, omdat de ontwikkeling van een land de mogelijkheden van het bedrijfsleven vergroot. Zou de minister-president deze keuze voor kaalslag willen toelichten en daarbij ook kunnen ingaan op de naamsverandering van "Ontwikkelingssamenwerking" naar "Ontwikkelingshulp"?
Daarnaast blijkt dat het kabinet tussen neus en lippen door heeft besloten de koppeling tussen ontwikkelingssamenwerking en het bni los te laten, de zogeheten OESO-norm die sinds jaar en dag gevolgd wordt. De achtergrond van deze norm is voor mijn fractie de Christelijke notie dat het goed is om onze welvaart te delen met landen waar mensen veel minder goed af zijn. Het kabinet laat deze beproefde langjarige norm los om een kortetermijnprobleem op te lossen. Mijn fractie heeft daar grote moeite mee. Wij overwegen een uitspraak van de Kamer op dit punt.
Voorzitter. Ook op andere terreinen wint de korte termijn het van de lange. In het regeerprogramma worden mooie woorden gesproken over het belang van innovatie. Mijn fractie onderschrijft dat belang, gezien de problemen waar Nederland in de toekomst voor staat. Maar in de begroting kiest het kabinet voor een bezuiniging op het gebied van onderwijs en onderzoek. Zo zet het kabinet juist een rem op innovatie en neemt het een forse hypotheek op de toekomst van ons land.
Over de lange termijn gesproken, mijn fractie mist aandacht voor demografische ontwikkelingen — andere demografische ontwikkelingen dan waar minister Faber op doelt — niet alleen in heel Nederland, maar in heel Europa. De druk op de woningmarkt, de zorg en het onderwijs, en de ontoereikendheid van het openbaar vervoer, dat te duur is en niet voldoet, zullen de komende jaren alleen maar toenemen. Er is immers een groeiende onbalans tussen het relatief kleine aantal werkenden en het steeds hogere aantal gepensioneerden. Zet dit kabinet al een route uit om het hoofd te bieden aan toekomstige problemen die het gevolg zijn van de vergrijzing? Veel ervan kunnen we nu immers al zien aankomen. Hoe zou die route eruit kunnen zien? En welke financiële consequenties heeft de vergrijzing op de lange termijn voor ons land? Denkt het kabinet daarover na? Graag een reactie van de minister-president.
In dit verband het volgende. Het steekt mijn fractie dat door dit kabinet in sommige uitlatingen de indruk wordt gewekt dat de problemen op de woningmarkt, in het onderwijs en in de zorg louter door het terugdringen van de instroom van asielzoekers opgelost zouden kunnen worden. Uiteraard is mijn fractie bereid om kritisch te kijken naar de asielinstroom en dan met name naar de aanpak van overlastgevende veiligelanders. Maar al zou geen enkele asielzoeker ons land binnenkomen, dan nog is er geen woning voor elke woningzoekende, zijn de problemen in het onderwijs niet opgelost en loopt de zorg op termijn nog steeds vast. De immigratiestroom, waar asiel maar een klein onderdeel van is, is op geen enkele manier de hoofdoorzaak van deze problemen. Zou de minister-president dat eens klip-en-klaar willen bevestigen?
Dit kabinet wil de Spreidingswet afschaffen, maar asielzoekers wel bij toerbeurt verspreiden over provincies. Mijn fractie begrijpt niet waarom de Spreidingswet zou moeten worden afgeschaft terwijl er een soortgelijke maatregel voor in de plaats komt. Kan de minister-president dat uitleggen? We zien bovendien een patroon. Decentrale overheden worden door dit kabinet op allerlei terreinen geconfronteerd met plotselinge veranderingen, zonder dat er doordachte plannen tegenover staan. De Spreidingswet is daarvan één voorbeeld, de landelijke voorziening vreemdelingen een tweede en het Programma Landelijk Gebied een derde. In dat laatste geval kunnen plannen waar de provincies jaren aan gewerkt hebben, zo de prullenbak in. Daarbij wordt ook het budget uitgehold en ligt er ook geen alternatief plan. Niet alleen inhoudelijk, maar ook vanuit het oogpunt van betrouwbaar bestuur heeft mijn fractie daar grote moeite mee. Kan de minister-president toelichten hoe het kabinet zich voorstelt om te gaan met de decentrale overheden, zowel bij het maken van beleid als bij de uitvoering, en hoe de regering gaat voorkomen dat provincies en gemeenten keer op keer voor onaangename verrassingen komen te staan?
Mijn fractie heeft zorgen over de uitvoerbaarheid van de mooie zinnen in het regeerprogramma. Een voorbeeld daarvan zijn de klimaatdoelen. Het kabinet houdt op papier vast aan de eerder gestelde klimaatdoelen. Daar is mijn fractie blij mee. Maar het is onduidelijk hoe het kabinet deze doelen wil gaan halen. Planbureaus waarschuwen dat de doelen met het voorgenomen beleid niet gehaald zullen kunnen worden. Wij delen die zorg. Deze zorg over de uitvoerbaarheid van de plannen geldt ook voor andere terreinen. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zal mijn collega hier verder op ingaan.
Voorzitter, tot slot. In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over het noodrecht en het uitroepen van een asielcrisis. Het is bij uitstek ook een taak van de Eerste Kamer om de rechtmatigheid en proportionaliteit van voornemens van het kabinet te toetsen. Daarom willen wij dit onderwerp hier bespreken, zij het beknopt. Van de buitengewone omstandigheden die de Vreemdelingenwet vereist, is volgens mijn fractie geen sprake. Wij vinden dat we zuinig moeten zijn op onze democratie. Ik zou de minister-president daarom willen aanraden om de schijn te vermijden dat het kabinet probeert de volksvertegenwoordiging te omzeilen. Dat is een verkeerd signaal in een tijd waarin de rechtsstaat onder druk staat in meerdere landen in Europa.
Overigens, in de tijd die het kabinet inmiddels heeft gebruikt om te bepalen of hier nu sprake is van een crisis in de zin van de wet, had het kabinet al een wetsvoorstel klaar kunnen hebben, waar de Eerste en Tweede Kamer over zouden kunnen spreken. Ik ben niet de eerste die dit zegt. Een betere onderbouwing dat hier geen sprake kan zijn van noodrecht is nauwelijks te geven. Mijn fractie roept het kabinet daarom op om geen noodrecht toe te passen.
Voorzitter. Wij zien uit naar de beantwoording van de minister-president.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. De heer Van Hattem heeft nog een vraag aan u.
De heer Van Hattem i (PVV):
Mevrouw Huizinga van de ChristenUnie zegt eigenlijk heel stellig: naar het oordeel van onze fractie is er geen sprake van buitengewone omstandigheden. Maar het is juist in het democratisch vastgestelde wetstelsel voorzien dat het aan het kabinet is om met een dergelijke onderbouwing te komen. Hoe kan de ChristenUnie dan nu al op voorhand zeggen dat er geen sprake is van buitengewone omstandigheden, terwijl er sinds 2022 al wel een asielcrisis is uitgeroepen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Zoals ik al zei, is er in de Tweede Kamer uitgebreid over gesproken. We hebben de adviezen van juristen en ambtenaren van allerlei huize gehoord, die zeggen: hier is geen sprake van noodrecht. Ik heb het als volgt samengevat. Volgens mijn fractie is er geen sprake van buitengewone omstandigheden, dus het lijkt me niet nuttig om nu helemaal opnieuw al die debatten die al gevoerd zijn over doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar het punt is nu juist dat het aan de regering is om nader te onderbouwen of er sprake is van buitengewone omstandigheden. De ChristenUnie kan er dus niet op vooruitlopen of daar wel of niet sprake van is, want ze heeft nog geen oordeel kunnen zien. We weten wel dat sinds 2022 een crisissituatie is uitgeroepen door het toenmalige kabinet, waar ook de ChristenUnie deel van uitmaakte. Er is dus wel sprake van een crisissituatie, door het kabinet uitgeroepen, en er wordt crisisinfrastructuur en crisiswetgeving ingezet, maar er zou geen sprake zijn van buitengewone omstandigheden. Kan mevrouw Huizinga aangeven hoe zich dat tot elkaar verhoudt?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Huizinga.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Als er sprake is van buitengewone omstandigheden, is dat geen vraag. Dan is iedereen daar echt wel van overtuigd. Wij leven in dezelfde wereld als het kabinet. Wij kijken om ons heen. Wij weten wat er aan de hand is en wij zien het kabinet worstelen en zich in bochten wringen om die buitengewone omstandigheden te onderbouwen. We weten dat in ambtelijke adviezen wordt gezegd: begin hier niet aan, want dit kan niet; dit is buiten porporties. Het is wat wij zien als wij om ons heen kijken. Dan is het onze taak als Eerste Kamer, die ook naar de rechtmatigheid van voornemens kijkt, om het kabinet te waarschuwen en te zeggen: doe dit niet, want u gaat hiermee de verkeerde weg op en u holt de democratie uit; er is geen sprake van noodrecht in dit geval.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.