Verslag van de vergadering van 8 oktober 2024 (2024/2025 nr. 03)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.19 uur
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst een woord van welkom aan de minister-president en de andere bewindspersonen uit het kabinet. Het is een prestatie van formaat dat zij hier in deze vergaderzaal allemaal een plek konden vinden. Dank daarvoor aan het Griffiepersoneel dat dit mogelijk heeft gemaakt.
De minister-president is een fervent sportman, die er al bijna twintig marathons op heeft zitten, als ik goed ben geïnformeerd. Daarbij zijn de debatten in de Tweede en de Eerste Kamer niet meegerekend. Kortom, premier Schoof is een echte volhouder. Hij is ook een echte volharder, wat extra handig is in een Kamer waarin maar liefst vijftien fracties het woord voeren, zoals bij dit debat. De voorzitter memoreerde al dat de eerste ronde er bijna op zit.
We hebben vandaag veel gehoord dat het water ons aan de lippen staat. Dat klopt als ik op het Plein loop en de terrasjes zie, maar dan denk ik niet meteen aan een asielcrisis, zelfs niet aan een opvangcrisis, maar aan al die glaasjes die daar goed gevuld staan en met veel plezier worden genuttigd, alsof er nergens een crisis te bekennen is. Meneer de voorzitter, ik had u eigenlijk willen uitnodigen om in de pauze samen met mij naar het Plein te gaan. Dat was niet om een glaasje te drinken maar om naar het Torentje aan de overkant te gaan — dat is bij die brug, weet u wel? — en om daar een bord neer te zetten, met daarop: "Beste Dick, aan je terugkeer wordt gewerkt". Maar ik heb ervan afgezien, want burgemeester Van Zanen is heel streng in ordehandhaving en dergelijke. Ik hoop dat zijn voorbeeld inspireert om met gebruik van bestaande wetgeving en regelgeving zonder uitschakeling van het parlement oplossingen te zoeken voor de problemen die ons ontmoeten en tegemoetkomen.
In mijn maidenspeech op 12 september vorig jaar legde ik de nadruk op de kracht van de regio en de kracht van de burgers in de regio's, ook buiten de Randstad. Maar dan moeten we de regio's ook echt versterken en de mensen daar echte kansen bieden. Daar horen natuurlijk ook een gezonde financiering van gemeenten en provincies alsmede investeringen in de regio bij. Onze fractie hoopt dat we daar het kabinet aan onze zijde zullen vinden.
Het afgelopen jaar heb ik ervaren dat de leden van deze Kamer verschillende moties die raakten aan de burgers in de regio, breed hebben gesteund. Daarvoor past grote waardering mijnerzijds. U als leden van deze Kamer stond schouder aan schouder om moties te steunen, of het nu ging om de grensregio's, de fiscale behandeling van telewerk bij grenspendelaars — ik kijk even naar de tribune waar de staatssecretarissen zitten — of een regioparagraaf in de Voorjaarsnota; de minister van Financiën is vandaag weg. Ook wat betreft het agenderen van de financiële positie van gemeenten en provincies in dit land wisten we elkaar in deze Kamer steeds weer te vinden, over partijgrenzen heen. Dat is de kracht van de Eerste Kamer.
Vandaag hebben mijn collega's Bovens van het CDA en Huizinga van de ChristenUnie belangrijke vragen gesteld aan het kabinet. Dat zijn ook de vragen van de OPNL-fractie. Voor de uitvoering van veel van de plannen zijn gemeenten, provincies en waterschappen immers hard nodig. Dan is het rigoureus korten van gemeenten niet handig. Daarvoor is echt meer nodig dan het mantra "elke regio telt" elf keer noemen in het regeerprogramma. Het is nodig dat het kabinet gemeenten en provincies goed betrekt bij de beleidsvoorbereiding, en niet alleen bij de uitvoering opdrachten geeft.
Het Dagblad van het Noorden — u ziet het: de regio is present — omschreef op de zaterdag voor Prinsjesdag het regeerprogramma als volgt: "Het programma ademt regio (...) Maar het biedt weinig houvast." Het gaat dus om weinig houvast voor inwoners, gemeenten en provincies in de regio. Ik ga nu even naar het zuiden, het land van Theo Bovens, zeg maar. Vanuit het zuiden van het land, vanuit Zuid-Limburg, komt de volgende noodkreet. Zorgt het kabinet ervoor dat de ontwikkelkracht van regio's als Zuid-Limburg wordt versterkt en krijgen deze regio's voldoende financiële slagkracht, investeringsruimte en beleidsvrijheid, zoals de burgemeesters in Zuid-Limburg gisteren vroegen? Hoe wil de minister-president hier vorm aan geven?
Voorzitter. Ik wil het graag met de minister-president hebben over de uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving voor gemeenten en provincies, juist ook in financiële zin. De OPNL-fractie is van mening dat dit punt de komende jaren meer aandacht verdient dan de afgelopen jaren. Niet alle voornemens van het nieuwe kabinet zijn in dat opzicht meteen geruststellend. Zo hebben gemeenten en provincies veelvuldig aangedrongen op een vermindering van het aantal specifieke uitkeringen, niet als doel op zich, maar om de beleids- en bestedingsvrijheid van decentrale overheden te vergroten in lijn met artikel 117 van de Gemeentewet. Maar goed, je moet wel weten wat je vraagt, want je krijgt niet altijd wat je denkt dat je vraagt.
De manier waarop het nieuwe kabinet dat nu doet, roept de nodige kritiek op. Deze overheveling gaat namelijk gepaard met een bezuiniging van 10% op het beschikbare budget van de gemeenten, zoals collega Bovens van het CDA eerder al memoreerde. De Raad voor het Openbaar Bestuur heeft hierover op 30 september een kritisch advies uitgebracht. Volgens de ROB is deze besparing van 10% niet onderbouwd en niet realistisch. Daarom het volgende verzoek aan de minister-president. Met het oog op de Algemene Financiële Beschouwingen in november is het van het grootste belang dat het kabinet binnenkort, voor 31 oktober, met een eerste appreciatie komt van de kanttekeningen van de ROB. Graag ontvangt de OPNL-fractie hierover een toezegging van het kabinet, zodat deze Kamer ook op dit punt de AFB goed kan voorbereiden.
Voorzitter. Ik wil graag in het vervolg van mijn bijdrage kort stilstaan bij een paar concrete voorbeelden waarmee het kabinet kan laten zien dat elke regio telt.
De voorzitter:
Dat mag, maar ik ga toch eerst het woord geven aan mevrouw Perin-Gopie, voor een interruptie.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik heb aandachtig geluisterd naar het betoog van de heer Van der Goot. Ik vraag mij af of hij wat voorbeelden kan geven van wat dit kabinet anders zou kunnen doen. Om welke specifieke bezuinigingen gaat het dan? Wat is de winst voor de regio? Hoe ziet hij dat voor zich?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik heb natuurlijk de troonrede bijgewoond, zoals alle fractievoorzitters dat hebben gedaan. Op het terrein van het openbaar vervoer hoorde ik dat de Nedersaksenlijn werd genoemd. Ik was er natuurlijk erg blij mee dat het aan de orde kwam. Als gewone burger of als politicus ga je ervan uit dat het Rijk de financiering dan op orde heeft, dat het Rijk dat kan dragen. Dan verbaast het mij om plotseling de staatssecretaris van IenW rond te zien lopen als een soort bedelaar in rijksdienst die met een pet in de hand aan de gemeenten en provincies vraagt: kunt u alstublieft bijdragen om dit mogelijk te maken? Maar een ander lid van dit kabinet is bezig om op gemeenten en provincies te bezuinigen. Dat vind ik niet handig en niet geloofwaardig. Ik vind eigenlijk dat je de koning daarmee een beetje in zijn hemd laat staan.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Goot (OPNL):
Wat betreft de Nedersaksenlijn zal ik het erbij laten. Misschien kom ik er straks nog op terug.
Ik wil stilstaan bij een ander onderwerp, dat met name voor mensen van de VVD-fractie een belangrijk thema is: openbare orde en veiligheid. Als het over dat soort onderwerpen gaat, zie ik de VVD namelijk altijd op de bres staan. In het hoofdlijnenakkoord lezen wij hierover dat er zichtbare aanwezigheid en meer politie komt in wijken, in buurten en in de regio, en dat de recherche wordt versterkt. In het hoofdlijnenakkoord staat: "Het streven is dat zo veel mogelijk wijkagenten meer tijd echt in hun wijk kunnen doorbrengen." Jippie jee, denk ik dan. Dat streven van de vier coalitiepartijen klinkt mij en mijn achterban, met name die in de regio, als muziek in de oren. Het verbaasde de burgemeester van de Friese gemeente Weststellingwerf, André van de Nadort, dan ook dat er ondanks deze mooie woorden plannen bestaan om zijn politiebureau in Wolvega te sluiten. Dat is geen investering in de regio, maar een desinvestering, die opnieuw bijdraagt aan verschraling van voorzieningen, zelfs op het belangrijke terrein van openbare orde en veiligheid, het kernthema van de VVD.
In de Tweede Kamer is door leden van het CDA, BBB, VVD en GroenLinks-PvdA al meerdere malen aandacht gevraagd voor het behoud van het politiebureau in Wolvega. Inmiddels heeft minister Van Weel, VVD, aan de Tweede Kamer toegezegd dat hij over het politiebureau Wolvega met de korpschef van Noord-Nederland in gesprek gaat. Dat is een eerste stap.
Een mooie tweede stap zou zijn als de minister van Justitie en Veiligheid juist nu in deze fase zelf zijn verantwoordelijkheid neemt en beide Kamers informeert in een duidelijke notitie. Deze notitie moet helder maken hoe de zichtbare aanwezigheid van meer politie in wijken, buurten en regio's concreet vorm krijgt, inclusief afrekenbare doelen en concrete acties. Zolang beide Kamers nog niet zijn geïnformeerd en er nog geen overleg met het parlement heeft plaatsgevonden, is het van belang dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet met betrekking tot het politiebureau in Wolvega. Juist in de regio is een zichtbare aanwezigheid van politie met oren en ogen in de samenleving van groot belang. Graag hoort de OPNL-fractie wanneer deze notitie kan worden verwacht en of het kabinet bereid is om erop toe te zien dat het politiebureau in Wolvega als volwaardige opkomstlocatie in stand blijft, ten minste tot het geschetste overlegtraject in beide Kamers is afgerond.
Voorzitter. Ik zie dat ik nog één minuut heb. Die wil ik graag bewaren voor de tweede ronde. Dan sluit ik hiermee mijn termijn af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Dan stel ik voor dat we nu schorsen. Ik kijk even naar de minister-president om te zien hoelang hij nodig heeft. Een halfuur? O, 45 minuten? Ik dacht: ik probeer het. Even voor de goede orde: we zullen om 17.15 uur aanvangen met de eerste termijn van de kant van de regering. Rond half zeven zal ik schorsen voor de dinerpauze. Ik zal dan dus de eerste termijn van de regering onderbreken voor de dinerpauze van een uur of langer. Dat is belangrijk ter voorbereiding, om dat alvast te weten. Dan zullen we daarna doorgaan met de eerste termijn van de kant van de regering. Ik schors nu voor een pauze, tot 17.15 uur.