Verslag van de vergadering van 8 oktober 2024 (2024/2025 nr. 03)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.35 uur
De heer Rosenmöller i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Uiteraard een woord van dank aan de minister-president, die volgens mij echt alle vragen beantwoord heeft. Dat is dus goed werk — op het proces. Ik heb mijn bijdrage in belangrijke mate gericht op iets wat ik oprecht meen, namelijk dat er een alternatief is voor de politieke samenstelling van het kabinet dat nu tegenover ons zit. Sommigen, die dat natuurlijk niet wilden, noemden dat een sprookje en anderen noemden dat een droom. Het is natuurlijk mooi om iets na te jagen, maar ik denk dat het echt kan en dat we daar veel over moeten doorpraten met elkaar. Over de hoofdstromingen heb ik gesproken.
Terug naar de antwoorden van de minister-president. Ik doe een paar hele korte observaties.
De heer Van Hattem i (PVV):
Toch nog even een interruptie richting de heer Rosenmöller. Ik hoorde hem zojuist in de eerste termijn van het kabinet een vraag stellen over demoniseren. Daar had hij de mond van vol. Ik heb hier een artikel uit Het Parool van afgelopen week. Daarin zegt GroenLinkswethouder meneer Groot Wassink: "Mevrouw Faber is een bedreiging voor alle Amsterdammers". Vindt meneer Rosenmöller dat zulke uitspraken richting een minister passend zijn? Is dit ook geen demoniseren?
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Ik ken het interview niet, maar ik zal uw vraag beantwoorden. Ik hou er veel meer van als er niet op de man of de vrouw maar meer op de bal gespeeld wordt.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan hoop ik dat dit adagium ook geldt voor uw wethouders.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Daar ga ik niet over, maar wellicht dat dit antwoord hen bereikt.
Voorzitter. Wat mij dan toch pijn doet in de antwoorden van de regering, is dat men op het punt van kinderarmoede niet verder wil gaan, dat men op het punt van sport maatregelen neemt die de sociaal-economische verschillen op het terrein van de levensverwachting vergroten, en dat men met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking maatregelen neemt waarbij er ten koste van arme landen geld wordt overgeheveld naar gaten in de begroting van een rijk land. Dat zijn allemaal voorbeelden die mij pijn doen. Dat geldt overigens ook voor datgene wat in het koopkrachtbeeld staat. Geld overhevelen van lage en middeninkomens naar de vermogendenproblematiek: doe dat niet! Wij komen daar bij het Belastingplan op terug. Het is voor ons wel een aangelegen punt als de regering de steun van ons voor het Belastingplan zou willen hebben. Daar zitten heel veel kritiekpunten in — daar komen we later dit jaar over te spreken — maar dit soort inkomensoverdrachten moeten wij niet doen. Dat is niet rechtvaardig, dat is niet eerlijk en dat kan ook anders.
Voorzitter. Mijn een na laatste opmerking gaat over datgene wat collega Bovens zei met betrekking tot zijn oppositiestrategie. Wat hij daar zei, was ons uit het hart gegrepen. Dat was namelijk: je bent niet overal tegen en je kijkt naar de inhoud van datgene wat je voorgeschoteld krijgt. Maar met de motivatie die hij had, is dit ook niet het kabinet waar je zogenaamde "deals" mee sluit. Of het waren woorden van gelijke strekking. Daar konden wij ons helemaal in vinden. Wij waren geschokt door de motivatie van collega Van Hattem en zijn fractie wat betreft de onderbouwing van de noodwet: "Het normale proces gaat niet snel en duurt twee à drie jaar. Dan doen we maar de noodknop." Dat vind ik een buitengewoon riskante en eerlijk gezegd ook gevaarlijke politieke redenering, met ernstige precedentwerking. Er is namelijk ook een wooncrisis en in de ogen van sommigen misschien ook een klimaatcrisis. Als we dit soort instrumenten gaan inzetten, dan zijn we in deze democratie volgens mij verkeerd bezig.
Voorzitter. Tot slot. Met betrekking tot het vraagstuk van asiel en migratie ...
De voorzitter:
De heer Van Hattem heeft een interruptie.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik vraag me toch het volgende af. Deze artikelen uit de Vreemdelingenwet zijn daar in 2000 in opgenomen. Destijds is daarmee door een brede Kamermeerderheid ingestemd als een gewone, wettelijke mogelijkheid om dit te kunnen doen in gevallen van buitengewone omstandigheden zoals die zich nu ook voordoen. Zoals ik al zei is er in 2022 al een asielcrisis uitgeroepen. Op dit moment vindt er crisisnoodopvang plaats. De locaties lopen allemaal over. Ter Apel houdt het niet meer vol. Budel houdt het niet meer vol. De crisis is dusdanig groot dat dit niet meer kan voortduren. Ik vraag aan de heer Rosenmöller het volgende. Er is in 2000 door onder andere het smaldeel van uw GroenLinks-PvdA-fractie in de Tweede Kamer mee ingestemd. Er is toen geen woord aan vuilgemaakt door de PvdA-fractie, überhaupt niet aan dit onderdeel ...
De voorzitter:
Misschien moet u eerst even uw mond leegeten, meneer Van Hattem.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Maakt niet uit.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is een pepermuntje.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop dat het smaakt.
De heer Van Hattem (PVV):
Het smaakt zeker.
De voorzitter:
Dan wachten we gewoon even.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Als je maar niet spuugt!
De heer Van Hattem (PVV):
Zeker niet. Het punt is als volgt. Als hier in 2000 mede door de PvdA mee is ingestemd, dan is er toch gewoon democratische besluitvorming geweest? Dan is dit toch gewoon een democratische maatregel die geheel gepast is binnen onze democratie?
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
U bent ten eerste al door de minister-president terechtgewezen wat betreft de asielcrisis. Dat is één. Twee. Inderdaad, het staat in de wet: "middels buitengewone omstandigheden". Die buitengewone omstandigheden zijn geïnterpreteerd en gedefinieerd. Dat betreft omvangrijke vraagstukken als pandemieën en oorlogen en eerlijk gezegd geen — hoe ernstig dat ook is — overvol Ter Apel of overvol Budel, die we met gewone wetgeving kunnen veranderen. Overigens, als iemand kan traineren, dan bent u het wel. Ik noem de Spreidingswet. Daar zat Nederland al jaren op te wachten, maar u heeft hier werkelijk alles uit de kast gehaald om die wet zo laat mogelijk te behandelen. Daar zouden wij dus nog een voorbeeld aan kunnen nemen, als het ons een keer te pas zou komen. Dat zullen we, denk ik, niet doen, want wij kennen onze verantwoordelijkheid, maar desalniettemin. Dat is ons antwoord op uw vraag. Hier gaat het echt om iets wezenlijks anders. Dat is dat die buitengewone omstandigheden streng gedefinieerd zijn. Je moet het parlement niet terzijde schuiven als je in een tijdsprobleem komt. Doe het niet!
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Het punt is dat de heer Rosenmöller hier beweert dat het streng gedefinieerd is, maar dat is het niet. Het uitgangspunt is juist dat buitengewone omstandigheden in de boezem van het kabinet besloten worden. Het is een besluit van het kabinet om dat te onderbouwen en aan te geven waarom er sprake is van buitengewone omstandigheden. Dat zijn niet per se oorlogen of pandemieën. Want naast die factoren, die eigenlijk ontleend zijn aan de oude Vreemdelingenwet van 1965, kunnen er evengoed ook — let wel — "andere buitengewone omstandigheden" aan de orde zijn. Nu hebben we de situatie dat er elke avond mensen die niet terechtkunnen in Ter Apel buiten moeten slapen. De overlast is enorm groot. De problemen zijn zo groot geworden dat alles in het asielsysteem helemaal vastloopt. Dan is er sprake van, of kan het kabinet in ieder geval komen met een duidelijke motivering van waarom er sprake is van, buitengewone omstandigheden. Dat zijn niet alleen maar oorlogen en pandemieën, zoals de heer Rosenmöller volhoudt. Is hij het met me eens dat buitengewone omstandigheden breder zijn dan alleen dat?
De voorzitter:
Graag kort en vervolgt u dan uw betoog.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Een korte reactie. Buitengewone omstandigheden kunnen breder zijn dan oorlogen en pandemieën. Hoe ernstig een vol asielzoekerscentrum ook is, het is in die zin voor de wet geen buitengewone omstandigheid. Dat had opgelost kunnen worden met de Spreidingswet. Die had er al veel eerder kunnen zijn als u uw best had gedaan. Maar dat is niet gebeurd. In die zin is dat dus allemaal totaal niet aan de orde. Ik kan er verder echt geen chocola meer van maken.
De voorzitter:
Gaat u dan maar gewoon door met uw inbreng.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Dat lijkt me het beste. De minister-president zei: we gaan het gewoon doen en er komt geen plan B. Dat vinden wij onverstandig. Ik wil de Kamer om de volgende uitspraak vragen. Die is voldoende duidelijk wat betreft het niet-verstandige van dat element in de beantwoording van de regering.
De voorzitter:
U wilt een motie indienen, begrijp ik.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Zeker.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is verregaande maatregelen te nemen ter beperking van asielmigratie;
constaterende dat de regering voornemens is staatsnoodrecht toe te passen, in het bijzonder de inwerkingstelling van artikel 111 Vreemdelingenwet;
overwegende dat vanwege de maatschappelijke relevantie en de sterk uiteenlopende opvattingen over migratie een zorgvuldige wetsbehandeling, waaronder een inhoudelijk debat in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, gewenst is;
spreekt uit dat het voornemen van het kabinet om artikel 111 Vreemdelingenwet in werking te stellen onwenselijk is, en dus een plan B noodzakelijk is;
verzoekt de regering deze uitspraak mee te wegen in haar verdere besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rosenmöller, Huizinga-Heringa, Van Meenen, Van der Goot, Janssen, Koffeman en Bovens.
Zij krijgt letter A (36600).
U bedoelt 'Koffeman' in plaats van 'Koffemans'.
De heer Rosenmöller (GroenLinks-PvdA):
Koffeman en Boven.
De voorzitter:
Bovens en Koffeman.
Dan geef ik het woord aan mevrouw Lagas van de BBB-fractie.