Verslag van de vergadering van 8 oktober 2024 (2024/2025 nr. 03)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.51 uur
De heer Bovens i (CDA):
Mag ik ook een anekdote voordat de tijd begint te lopen?
De voorzitter:
Dit valt binnen uw spreektijd en die is nu alweer een minuut verder.
De heer Bovens (CDA):
Mijn naam wordt veel vergeleken met Theo van Boven, de hoogleraar mensenrechten die aan dezelfde universiteit in Maastricht werkte. Ik kreeg altijd de rekeningen van hem ter goedkeuring als hij in een hotel ergens in Zwitserland was geweest. Tegelijkertijd zat ik in de gemeenteraad van Maastricht. Ik heb hem een keer gezegd dat ik zijn rekeningen altijd ter ondertekening krijg en ze altijd blind teken. O, zei hij toen, ik krijg jouw gemeenteraadstukken ook altijd. Dit terzijde.
Dank aan de regering en de minister-president voor de uitvoerige beantwoording. Ik denk dat hij het met mij eens is dat de debatten hier anders gaan dan aan de overkant. Ik zie er ook naar uit dat de debatten de komende tijd zo kunnen blijven gaan. Ik heb in het begin iets gezegd over rolvastheid en ik denk dat het goed is dat ik aan de diverse collega's nog een keer uitleg waarom wij soms wel moties steunen en soms niet, nog los van de inhoud. Daar waar nog sprake is van voornemens van een kabinet en die dus nog in de twee Kamers moeten worden behandeld, heeft het CDA moeite om te gaan zeggen "het kabinet moet dit doen of dat doen". Dan zit je op de stoel van de Tweede Kamer en ben je eigenlijk voor je beurt aan het spreken. Dat is voor ons de reden om een aantal moties straks niet te steunen, terwijl we het inhoudelijk waarschijnlijk wel met die moties eens zijn.
Er zijn twee uitzonderingen op die regel. De eerste is als het een procedurele motie betreft. Ik zal zo dadelijk zelfs een motie indienen. Die gaat over de motie-Hoekstra uit het verleden. En er komen straks nog twee, drie moties van andere collega's langs over dit soort zaken. Die kun je naar onze smaak wel degelijk bekijken en eventueel steunen. De tweede uitzondering is als al over het voornemen van het kabinet besloten is. Ik heb uitdrukkelijk aan de minister-president gevraagd hoe het nou precies zit met de noodwet, met plan B of plan Bovens of hoe ze het allemaal maar noemen. Hij heeft gezegd "wij zijn materieel van plan dat wel te doen". Dat was voor ons de reden om te kijken naar de moties die over de noodwet gaan. We zullen zowel de motie van collega Rosenmöller als de motie die zo dadelijk door de heer Schalk zal worden ingediend, steunen. Hoewel die nog niet is ingediend, zijn wij het eens met de strekking van de motie over het onderwijs die, naar ik denk, van D66 zal komen, maar om de reden die ik net genoemd heb, gaan we die nog niet steunen. Die onderwijsbegroting moet nog worden behandeld. Dat geldt ook voor de motie over de Afghanen, als die er gaat komen. Wij zijn het ermee eens dat deze mensen hierheen zouden moeten komen. De heer Boswijk heeft dat in de Tweede Kamer ook gezegd. Maar de behandeling in de Tweede Kamer is nog volop bezig.
Dat geldt ook voor de motie die misschien wordt ingediend over de 0,7%, de koppeling rondom ontwikkelingssamenwerking. De behandeling van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking is nog aan de orde. Laat er geen enkel misverstand over bestaan dat wij voor die koppeling van 0,7% zijn. Als je 2% voor Defensie kunt koppelen, moet je ook 0,7% voor ontwikkelingssamenwerking kunnen koppelen. Ik vraag nog steeds aan de minister-president om even een briefje te sturen met de complete uitleg van dat punt en dat niet te verstoppen in de begrotingsbehandeling. Ik vraag daar een toezegging voor. En dat geldt ook voor een eventuele motie van de OPNL over de politie. We zijn het eens met de strekking, maar gaan die niet steunen.
Bovenal zou een kabinet eigenlijk helemaal niet van moties afhankelijk moeten zijn. Ik heb het al gezegd. Zoals wij in dit huis met elkaar omgaan, moet het kabinet een goede verstaander zijn. Eigenlijk moet het gewoon luisteren naar wat hier gezegd wordt. Dat zou al voor heel veel zaken voldoende moeten zijn.
Ik kom nog even terug op de eerste termijn. De minister-president heeft gesproken over de motie inzake de giftenaftrek. Die komt terug bij het Belastingplan. Ik wijs erop dat het CDA al tien jaar lang een hele traditie heeft met achtereenvolgens de senatoren Essers en Bakker om dit thema warm te houden. Wees ervan overtuigd dat wij daar zeker op terugkomen.
Ik ben zeer blij met de opmerking van de minister-president dat hij het overhedenoverleg als een gelijkwaardig overleg ziet met de collega-overheden. Ik denk dat dat een hele goede handreiking is.
Ten slotte. Ik ben altijd gewend om mijn bijdrage te koppelen aan de heilige van de dag. De heilige van vandaag, 8 oktober — u kunt dat opzoeken op Wikipedia of Heiligennet — is Sint Amor van Maastricht, de stichter van de abdij van Munsterbilzen, niet te verwarren met de heidense godheid Amor of Cupido. Ik wens aan het einde van dit debat het kabinet toe om geïnspireerd te worden door de heilige die een plek van zingeving, een plek van onderwijs, een plek van wetenschap en van inrichting van het landelijk gebied stichtte, want dat was de abdij van Munsterbilzen. Maar mocht het kabinet toch liever de godheid Amor als inspiratiebron willen, dus wat meer liefde onder elkaar willen creëren, dan heb ik daar alle begrip voor, gezien alles wat de afgelopen maanden over u heen is gekomen. Ik wens u heel veel sterkte.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Schippers namens de VVD. Meneer Bovens, uw spreektijd is voorbij.
De heer Bovens (CDA):
Ik had gezegd dat er een motie komt. Ik had die onderaan liggen. Heel snel.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Spreidingswet na een ordentelijke behandeling door de Eerste Kamer is aangenomen;
constaterende dat in de aangenomen motie-Hoekstra (34300, letter O) de regering wordt verzocht zich in het vervolg te onthouden van een koppeling van separate wetsvoorstellen waardoor de Eerste Kamer de mogelijkheid wordt ontnomen om een separaat politiek eindoordeel te vellen over die eigenstandige wetsvoorstellen;
verzoekt de regering, indien zij volhardt in het voornemen de Spreidingswet in te trekken, dat zij dat doet middels een separaat wetsvoorstel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bovens, Nanninga, Van Meenen, Schalk, Van der Goot, Rosenmöller en Van Rooijen.
Zij krijgt letter B (36600).
De heer Van Hattem heeft een vraag voor u.
De heer Van Hattem i (PVV):
Naar aanleiding van deze motie. Volgens mij ging de motie-Hoekstra erover dat, als er een bepaald wetsvoorstel is, er dan niet een ander wetsvoorstel aan gehangen moet worden dat er inhoudelijk geen direct raakvlak mee heeft. In dit geval zien we dat de asielcrisiswet inhoudelijk intrinsiek is verbonden aan het intrekken van de Spreidingswet. Er is dus een duidelijke inhoudelijke samenhang tussen beide wetsvoorstellen, zoals ik uit het regeerprogramma heb begrepen. Is de heer Bovens met de uitleg die hij aan deze motie geeft, de motie-Hoekstra niet onnodig ver aan het oprekken?
De heer Bovens (CDA):
Ik zou niet zeggen "onnodig ver oprekken", want ik denk dat in de crisiswet een aantal zaken bij elkaar komen. De Spreidingswet is een wet die ook te maken heeft met hoe je omgaat met andere overheden et cetera. Ondanks het feit dat wij de Spreidingswet hier uitgebreid hebben behandeld, zou het bij de crisiswet betekenen dat we over een onderdeel van de wet geen oordeel kunnen vellen, want dat kunnen we hier in de Eerste Kamer niet. Dat zou geen recht doen aan alles wat wij hebben overwogen toen wij de Spreidingswet hier hebben aangenomen. Is dit een oprekking van de motie-Hoekstra? Wellicht wel, maar dan wel een zeer gewenste.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan vind ik het toch wel een klein beetje opportunistisch om te zeggen: het is zeer wenselijk. Want de motie-Hoekstra was op zich een heel legitieme motie. Ik geef het voorbeeld van een jaarverslag dat wordt vastgesteld. Als er dan een bepaald wetsonderdeel is dat nog gewijzigd moet worden, kun je dat daaraan vastplakken. Dat is de bedoeling geweest van de motie-Hoekstra.
De heer Bovens (CDA):
Nou, als je bij de Belastingwet …
De voorzitter:
Nee, gaat u niet door elkaar praten. Het woord is nu aan de heer Van Hattem, voor de laatste vraag overigens, en dan de heer Bovens weer.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan heb ik toch een vraag. Als er nu een duidelijke motivering is waarom er een sterke samenhang is met de beoogde asielcrisiswet, waarvan we de inhoud verder nog niet kennen, maar die in ieder geval de bedoeling heeft om een en ander zodanig te motiveren dat de Spreidingswet ingetrokken kan worden, dan is die inhoudelijke samenhang er toch? Dan is het toch niet zomaar iets wat er even aan vastgeplakt wordt omdat er toevallig op dat departement een wetje voorbijkomt?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Bovens.
De heer Bovens (CDA):
Ik noem de samenhang tussen bijvoorbeeld het Belastingplan en de btw; het voorbeeld dat de heer Van Rooijen gaf. Je hebt aan de ene kant belastingverlagingen en aan de andere kant een aantal belastingverzwaringen. Als je die in één mandje stopt, is het onmogelijk om bijvoorbeeld los over de btw-verhoging voor de sport, de cultuur of de pers te kunnen spreken. Dat is een feit.
Als de Kamer vraagt om een afzonderlijke behandeling, dan is dat eigenlijk wat de motie-Hoekstra als zodanig beoogde. Nogmaals, dan vind ik dat een zeer geaccepteerde oprekking van dat principe. Het gaat erom of deze Kamer in staat wordt gesteld om de wetgeving afzonderlijk als zodanig te kunnen beoordelen. Ik denk overigens dat het in het voordeel van het kabinet is dat dat gebeurt, omdat dat het risico dat heel grote brokken wetgeving moeten worden tegengehouden alleen maar verkleint. Dat is precies wat ik ook in mijn bijdrage in eerste termijn als zodanig heb betoogd.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Schippers namens de fractie van de VVD.