Verslag van de vergadering van 26 november 2024 (2024/2025 nr. 09)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.14 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Voorzitter. Op de eerste plaats wil ik collega Lievense alvast feliciteren met zijn maidenspeech.
Voorzitter. Mijn fractie en de fracties van OPNL en de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel geeft invulling aan afspraken in het Klimaatakkoord en geeft gemeenten een instrumentarium in handen om warmtetransitie in wijken te bewerkstelligen. Ook wordt met dit wetsvoorstel gezorgd dat gemeenten een aanwijsbevoegdheid krijgen om plekken aan te wijzen die voor een bepaalde datum overgaan op een duurzaam alternatief ter vervanging van aardgas. Betrokkenen bij gemeenten die ik in aanloop naar dit debat heb gesproken, zijn overwegend positief over de mogelijkheden die dit wetsvoorstel biedt. Mijn fractie juicht in principe dit wetsvoorstel toe, omdat dit wetsvoorstel een belangrijk hulpmiddel is voor de noodzakelijke warmtetransitie. Mijn fractie en die van OPNL en de Partij voor de Dieren hebben wel een aantal vragen die betrekking hebben op de bredere context van de warmtetransitie, die raken aan de uitvoerbaarheid van de wet en de randvoorwaarden die van invloed zijn op het succes ervan.
Voorzitter. De Raad van State neemt in zijn advies bij dit wetsvoorstel op dat, ik citeer, "het voorstel veel vergt van gemeenten. Er zal allereerst de nodige ambtelijke capaciteit gemoeid zijn met het opstellen van een warmteprogramma voor de gehele gemeente, de uitvoeringsplannen per wijk en de wijziging van het omgevingsplan." Zeker kleine gemeenten moeten het met weinig kundige ambtenaren doen. Kennis vloeit weg door tijdelijke inhuur.
De vertegenwoordigers van gemeenten die ik in voorbereiding op dit debat heb gesproken, uitten ook hun zorgen of er voldoende kennis en capaciteit beschikbaar is om effectief gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die de wet biedt. Capaciteit is immers een van de noodzakelijke voorwaarden om de wet goed te kunnen uitvoeren. Bevoegdheden zoals die in deze wet worden toegekend, leiden ook tot verantwoordelijkheden, die zich voegen bij de uitbreiding van het takenpakket van gemeenten in de afgelopen jaren. Met name kleinere gemeenten maken zich zorgen of ze voldoende gekwalificeerd personeel kunnen aantrekken en vasthouden. In dergelijke gemeenten rust de uitvoering op slechts een paar ambtenaren die van veel markten thuis moeten zijn om processen goed te kunnen begeleiden. In de schriftelijke ronde heeft mijn fractie hierover al vragen gesteld. De minister blijft echter vrij abstract in de beantwoording.
Naast het vinden en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel, speelt ook de vraag of gemeenten over voldoende financiële middelen beschikken een belangrijke rol. Mijn fractie is verheugd dat het kabinet de tijdelijke regeling voor capaciteit bij decentrale overheden heeft gepresenteerd die tot en met 2025 ruim 1 miljard beschikbaar stelt voor het klimaat- en energiebeleid. Dit helpt gemeenten om extra personeel te kunnen aantrekken, kennis te vergroten en externe expertise in te schakelen. Voor de periode 2026 tot 2030 wordt op een later moment een nieuwe regeling opengesteld. Recent onderzoek van de Raad voor het Openbaar Bestuur toont aan dat gemeenten aanzienlijke extra kosten zullen moeten maken voor het klimaat- en energiebeleid, vooral door de intensieve buurtaanpak en de netcongestie. Het jaarlijks benodigde bedrag wordt geschat op ongeveer 1 miljard euro. Het benodigde bedrag zal blijven oplopen tot 2030.
In dit verband heb ik de volgende vragen aan de minister. Hoe zorgt de minister ervoor dat gemeenten voldoende gekwalificeerd personeel kunnen aantrekken en behouden voor de uitvoering van deze wet en voor de energietransitie als geheel? Welke maatregelen zijn er specifiek voor kleinere gemeenten om hen hierbij te ondersteunen? Hoe zorgt de minister ervoor dat gemeenten naast personeel ook voldoende middelen hebben om deze wet te kunnen uitvoeren? Kan de minister toezeggen gemeenten financiële zekerheid te bieden voor de periode 2025-2030? Hierdoor zullen de taken uit deze wet en de middelen in balans zijn en weten gemeenten tijdig waar ze aan toe zijn en kunnen zij hun plannen structureel realiseren. Kan de minister daarnaast bevestigen dat de taken van gemeenten uit deze wet ook na 2030 altijd voorzien zullen zijn van voldoende middelen?
Voorzitter. Naast de vraag of er voldoende capaciteit is bij gemeenten, geldt dezelfde vraag voor de betrokken sectoren. Beschikken zij over voldoende capaciteit voor de uitvoering? Dit is een urgente vraag gezien de aanzienlijke personeelstekorten in tal van sectoren. Het kabinet geeft in de reactie op het advies van de Raad van State aan dat het inzet op de vermindering van de arbeidsmarktkrapte in de ontwerp-, bouw- en technieksector door middel van tal van plannen en programma's. Ondanks alle voornemens en plannen zorgen knelpunten in bijvoorbeeld het elektriciteitsnet er in de praktijk voor dat wijkprocessen regelmatig vertragen, bijvoorbeeld wanneer het energienet verzwaard moet worden, dat nog jaren in beslag zal nemen. Ook het draagvlak onder bewoners lekt in zulke situaties weg. Pogingen van gemeenten om iedereen actief bij het proces te betrekken, leveren weinig resultaten op. Dit leidt niet alleen tot frustratie, maar ook tot dubbel werk en verspilling van middelen. Kan de minister aangeven of zij de bestaande knelpunten die buiten het directe bereik van gemeenten liggen, voldoende in kaart heeft gebracht en effectief aanpakt? Kan de minister wat specifieker zijn als het gaat om de aanpak van arbeidsmarktkrapte in de technieksector? Hoe gaat de minister dit aanpakken, mede gelet op het gegeven dat er in veel andere sectoren personeelstekorten zijn?
Voorzitter. De Raad van State geeft tevens aan dat hij vreest dat het wetsvoorstel tot een aanzienlijke verzwaring van het werk van de bestuursrechter leidt. Als gevolg van de aanpak per wijk, zullen immers per gemeente meerdere wijzigingsbesluiten aan de orde zijn. Omdat dit vele miljoenen gebouwen betreft en dus ook de miljoenen eigenaars en gebruikers van die gebouwen raakt, is te verwachten dat dit voorstel de komende decennia tot vele honderden, wellicht duizenden omvangrijke zaken zal leiden. De minister geeft aan dat zij deze vrees niet deelt, maar wat als deze zorgen toch werkelijkheid worden? Welke stappen onderneemt de minister om te voorkomen dat de uitvoering van de wet leidt tot een grote toename van rechtszaken die de voortgang van de warmtetransitie ondermijnen?
Voorzitter Naast het bevorderen van de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten en relevante sectoren, is het voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel van groot belang dat deze wet ondersteund wordt door goed flankerend beleid en de juiste wet- en regelgeving. Het is noodzakelijk dat aankomende wetgeving, zoals het wetsvoorstel Collectieve warmte, en andere aangekondigde maatregelen, zoals de ophoging van de Warmtenetten Investeringssubsidie, de garantiefondsen en de nationale deelneming in warmtebedrijven daadwerkelijk worden doorgevoerd. Deze maatregelen zijn belangrijk voor de betaalbaarheid van warmtenetten, zodat zowel bewoners als gemeenten met vertrouwen gebruik kunnen maken van de bevoegdheden die dit wetsvoorstel biedt. Alleen op deze wijze kunnen gemeenten daadwerkelijk een actieve rol spelen in de warmtetransitie, zonder dat dit onrealistisch hoge kosten met zich meebrengt voor bewoners. Kan de minister schetsen welke concrete stappen zij zal ondernemen en op welke termijn, om te zorgen voor goed flankerend beleid en optimale aansluiting bij andere of aanvullende wet- en regelgeving?
Voorzitter. De meeste effort zal zitten in het meekrijgen van mensen in de warmtetransitie. Nederland moet van het gas af en dat vraagt gewenning. Niet iedereen is ervan overtuigd dat het nodig is. Wellicht wordt dit de komende jaren zelfs nog uitdagender, omdat bij een gedeelte van de bevolking de energie- en warmtetransitie voor meer en meer weerstand zorgt en ook het politieke draagvlak hier en daar lijkt te verminderen. Op welke manier is de minister van plan het draagvlak onder de bevolking te behouden en te stimuleren?
Voorzitter. In mijn maidenspeech heb ik stilgestaan bij katholiek-sociaal denken. Vanuit katholiek-sociaal denken is subsidiariteit een belangrijk uitgangspunt. Dat geldt evenzeer voor OPNL, waar groot belang wordt gehecht aan initiatieven van onderop. We moeten niet alles verwachten van de overheid, landelijk, provinciaal of gemeentelijk, maar ook het maatschappelijk middenveld verantwoordelijkheid geven. Zeker als het gaat om draagvlak bij burgers om de warmtetransitie mogelijk te maken, lijkt het mijn fractie belangrijk om ook initiatieven van onderop te faciliteren en te stimuleren. Van zowel burgers als gemeenten horen we wat dit betreft bevestigende geluiden. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe zorgt zij ervoor dat er voldoende ruimte is voor bottom-upinitiatieven? Hoe ligt de verhouding tussen stimuleren en handhaven in de aanpak van de minister?
Tot slot, voorzitter. De wet stelt dat bewoners en gebouweigenaren de optie blijven houden om zelf te bepalen hoe zij de warmte in hun gebouw op een andere, duurzame manier regelen. Ze hebben recht op het kiezen van een eigen, duurzaam alternatief. In de praktijk kan dit echter bemoeilijkt worden door de hoge eisen die er op gemeentelijk niveau worden gesteld. Hoe zorgt de minister ervoor dat de keuzevrijheid en het recht op een eigen alternatief voldoende worden gewaarborgd?
Voorzitter. Mijn fractie ziet uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holterhues. Dan is het woord aan de heer Baumgarten namens JA21.