Verslag van de vergadering van 3 december 2024 (2024/2025 nr. 10)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.18 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Voor ons ligt het voorstel voor de nieuwe Energiewet. Naar het oordeel van mijn fractie is het belangrijk dat er een nieuwe wet komt. De huidige Gaswet en de Elektriciteitswet uit 1998 zijn alweer 26 jaar oud en niet meer up-to-date. In die 26 jaar is er heel veel gebeurd. Het wetsvoorstel schept een toegankelijk en geactualiseerd ordeningskader, voldoet aan geactualiseerde Europese wet- en regelgeving en geeft tevens antwoord op de noodzakelijke energietransitie om de afgesproken klimaatdoelen te behalen. Dit wetsvoorstel wordt tevens positief ontvangen door de sector, hetgeen onder andere bleek uit de deskundigenbijeenkomst die de toen nog geheten commissie voor Economische Zaken en Klimaat een aantal maanden geleden heeft gehouden. Hoewel mijn fractie en de fractie van OPNL een positieve grondhouding hebben ten opzichte van dit wetsvoorstel, zijn er ook zorgen. Die spitsen zich met name toe op de uitvoering van de wet, de gemiste kans om energiearmoede aan te pakken en de vraag of de wet voldoende flexibiliteit biedt voor de energietransitie.
Voorzitter. Allereerst de uitvoering. Een belangrijke voorwaarde voor het succes van de wet is de uitvoeringscapaciteit. Binnen mijn fractie bestaan er zorgen over de capaciteit bij netwerkbeheerders, belangrijke schakels binnen het energiesysteem. Na jarenlange voorbereiding staat er een omvangrijke wet op papier, maar hoe vertaalt die papieren werkelijkheid zich naar de praktijk? De overgang naar duurzame energiebronnen is complex en vraagt veel. Dit kwam ook duidelijk naar voren tijdens de al genoemde deskundigenbijeenkomst. De benodigde aanpassingen, uitbreidingen en verzwaringen van het elektriciteitsnet vragen om voldoende geschoold personeel. Het personeelstekort bij netbeheerders is rechtstreeks van invloed op de uitvoering van de Energiewet. Als netbeheerders niet voldoende capaciteit hebben, kunnen zij hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. Zonder voldoende man- en vrouwkracht kunnen de doelstellingen voor duurzaamheid en klimaat niet worden bereikt. Deze vraag is tijdens het debat van afgelopen week over de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie ook al naar voren gekomen, maar ook in het kader van deze wet lijkt het me een urgente vraag: kan de minister reflecteren op de arbeidsmarktkrapte in de technieksector? En hoe gaat de minister deze krapte aanpakken in de context dat er in veel sectoren grote personeelstekorten zijn?
Voorzitter. De Energiewet verstevigt de positie van de consument in de markt. Tijdens de energiecrisis werd duidelijk dat dit geen overbodige luxe is. De energiecrisis liet zien hoe kwetsbaar consumenten kunnen zijn voor prijsvolatiliteit, ondoorzichtige contracten en faillissementen van energieleveranciers. Dat de wet onder meer voorziet in de mogelijkheid om te allen tijde een vast contract af te sluiten en de lat hoger legt voor het verkrijgen en behouden van vergunningen op de energiemarkt, stemt mijn fractie dan ook positief.
Toch zijn niet alle punten die zijn aangedragen door de ACM overgenomen in de wet. Hoe kijkt de minister naar het punt van kritiek van de ACM dat het vaststellen van maximumtarieven geen onderdeel is van de Energiewet? Zonder deze maatregel missen consumenten bij onredelijke tarieven directe compensatie. Waarom is ervoor gekozen dit voorstel niet over te nemen, zo vraag ik de minister.
Om hier verder op door te gaan. Ook de Raad van State adviseert in het advies bij dit wetsvoorstel om "in het wetsvoorstel een regeling op te nemen om kwetsbare afnemers van gas en elektriciteit te beschermen". In de deskundigenbijeenkomst werd onder andere door TNO en door het Nibud stilgestaan bij energiearmoede. TNO geeft aan dat "het een punt van zorg of van aandacht is dat energiearmoede niet is gedefinieerd, net als de term "kwetsbare afnemer" later in de wet". Het Nibud geeft aan dat energiearmoede weliswaar wordt genoemd in het begin van de wet als een van de belangrijkste uitgangspunten die moeten worden geadresseerd, maar tegelijkertijd is de wet heel summier als er boter bij de vis moet worden geleverd en de kwetsbaarheid moet worden gedefinieerd en geoperationaliseerd.
Los van rechtvaardigheid — energie moet beschikbaar zijn voor iedereen — brengt energiearmoede een gevaar met zich mee voor het draagvlak voor de energietransitie. In de deskundigenbijeenkomst zei de directeur van het Nibud dat het debat over de grote transities de neiging heeft om als technisch debat gevoerd te worden en veel minder als een debat over eigenaarschap, draagvlak en betaalbaarheid. Ook het advies van de Raad van State tendeert in deze richting, wanneer de Raad zegt dat de regering moet beoordelen of burgers met het wetsvoorstel uit de voeten kunnen, of het doenbaar is voor burgers. Deze opmerkingen herkent mijn fractie. Veel transities, hoe goed en terecht ook, zijn erg rationeel en technocratisch ingestoken en gaan over de hoofden van mensen heen. Mensen voelen er geen eigenaarschap bij. En als het hen dan ook nog raakt in de portemonnee, verdampt het draagvlak snel. Dit kan bovendien de toch al zorgelijke polarisatie en tweedeling in onze samenleving verder versterken. Dit wetsvoorstel lijkt zo een gemiste kans. Het lijkt vooral een technische benadering, die niet fout is maar wel onvolledig.
Daarnaast. Hoewel het wetsvoorstel vooruitgang boekt met de verplichting van modelcontracten, blijft het een probleem dat veel mensen geen overzicht hebben van de energiemarkt of, sterker nog, hun eigen energierekening. Dit zorgt ervoor dat kwetsbare consumenten moeilijk weloverwogen keuzes kunnen maken, wat bijdraagt aan ongelijkheid. De wet mist hier kansen om consumenten beter te ondersteunen in hun keuzes.
Tot slot zwijgt de wet grotendeels over de vraag hoe de kosten van de energietransitie eerlijk worden verdeeld. Het risico bestaat dat kwetsbare groepen zoals huurders en mensen zonder verduurzamingsopties onevenredig zwaar worden belast, terwijl de voordelen vooral ten goede komen aan andere groepen.
Waarom, zo vraag ik de minister, biedt de nieuwe Energiewet geen structurele waarborg tegen extreme energieprijsstijgingen, waardoor consumenten bij een nieuwe crisis opnieuw afhankelijk zijn van incidentele maatregelen? Waarom worden in dit wetsvoorstel energiearmoede en kwetsbare afnemers niet verder gedefinieerd? Kan de minister reflecteren op de kritiek van TNO en Nibud, met name als het gaat om energiearmoede en het noodzakelijke draagvlak om de energietransitie uit te kunnen voeren? Is de minister van plan, meer dan de wet nu doet, ervoor te zorgen dat alle consumenten in staat zijn weloverwogen keuzes te maken? Hoe voorkomt de minister dat de kosten van de energietransitie onevenredig terechtkomen bij kwetsbare groepen?
Voorzitter. De technocratische insteek van de energietransitie benadrukt des te meer het belang van lokale participatie als onmisbaar aspect van de energietransitie. Uit deze wet volgt dat decentrale overheden regels kunnen stellen omtrent de lokale participatie in de productie uit hernieuwbare bronnen. Op dit moment loopt er een eerste verkenning naar de vraag of en, zo ja, op welke manier hier invulling aan gegeven kan worden. Kan de minister toezeggen de resultaten uit de eerste verkenning naar lokale participatie met beide Kamers te delen? Kan de minister toezeggen om de AMvB voorafgaand aan de definitieve vaststelling aan beide Kamers voor te leggen?
Voorzitter. Als afsluiting wil ik een fundamenteel punt maken met het oog op de toekomst. Me dunkt is dat passend bij deze Kamer als chambre de réflexion. Ons energiesysteem staat voor een grote opgave. Het hoofddoel van deze wet is helder. Hij moet fungeren als stevig wettelijk fundament voor de energietransitie en een veilige, betrouwbare en betaalbare energievoorziening waarborgen. Het in balans brengen van deze functies is geen gemakkelijke opdracht. Een goed functionerend energiesysteem vraagt om heldere kaders die actoren in de energiemarkt de juiste rol en verantwoordelijkheid toewijzen. Dit raakt aan het werk dat de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandiging Overheidsdiensten van de Eerste Kamer onder voorzitterschap van mijn illustere voorganger in de fractie, senator Roel Kuiper, heeft gedaan. De commissie constateert in haar rapport Verbinding verbroken? — Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten: "Het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid wordt gekenmerkt door een opeenstapeling van doelstellingen en maatregelen. Deze bestuurlijke stapeling roept vervolgens weer nieuwe vormen van regulering en bureaucratisering op. Verzelfstandiging kan kennelijk vele vormen aannemen. Het resultaat is een complexe situatie van publieke, semipublieke en private partijen die met elkaar samenwerken, waarbij zich aanzienlijke sturings- en ordeningsvragen blijven voordoen. (…) De commissie constateert dat het het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van de afgelopen twintig jaar heeft ontbroken aan een samenhangende visie op rijksoverheid en publiek belang. Er was sprake van een opeenstapeling van beslissingen, motieven en organisatievormen, hetgeen voor bestuurders, politici en burgers tot een complexe situatie heeft geleid."
De vraag is of de scheiding tussen publieke netbeheerders en commerciële aanbieders van elektriciteit niet ook grote nadelen kent. We zien dat andere landen zonder groepsverbod, zoals Zweden en Denemarken, beter in staat lijken om verduurzaming en leveringszekerheid te combineren. De vraag is niet alleen of het groepsverbod ons beperkt, maar ook of onze in Europa unieke positie van privatisering en verzelfstandiging een versnelling van onze energietransitie onbedoeld belemmert. Als we echt willen dat ons energiesysteem de uitdagingen van de toekomst aankan, moeten we bereid zijn dit soort vraagstukken opnieuw ter discussie te stellen. Kan de minister ook hierop reflecteren?
Mijn fractie en de fractie van OPNL zien uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Crone.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb de laatste weken ook veel gedacht aan de toenmalige commissie-Kuiper van de Eerste Kamer. Die ging niet alleen over de energiesector maar ook over andere sectoren, zoals de zorg, het onderwijs, weet ik wat. Ze waren over één sector positief of mild in die zin dat daar de publieke belangen versus de private belangen en al die dingen meer goed in de Tweede Kamer zijn afgewogen. Daar heeft de Tweede Kamer ook twintig jaar over gedaan. Die splitsing, het scheiden van publiek eigendom van de netten aan de ene kant en de private markt aan de andere kant haalde men juist naar voren als een voordeel. Overigens was ik het met uw betoog helemaal eens. U noemde het technocratisch, ik noemde het een oligopolie, maar we hadden dezelfde conclusies. Dus dáár zit ons probleem, niet bij die splitsing, want daardoor hebben we die publieke netten gelukkig nog. Maar hoe krijgen we nou greep op die private monopolies?
De voorzitter:
Is dat uw vraag?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik hoor niet echt een vraag.
De voorzitter:
Ik hoor op zich een vraag op het laatst, maar ik weet niet of die ...
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik zei: hoe krijgen we greep op die private monopolies? Dat waren mijn laatste woorden. Dat was mijn vraag. Dat was volgens mij heel helder.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Zeker. Dat is een goede vraag. Daar heb ik niet meteen antwoord op. Het lijkt mij goed dat we toch nog een keertje met het rapport van de commissie-Kuiper reflecteren op de scheiding publiek/privaat, niet alleen als het gaat om energiearmoede, maar met name als het gaat over de energietransitie. Helpt die scheiding bij het bewerkstelligen van de energietransitie? Dat is mijn vraag. Ik heb daar ook nog niet meteen een antwoord op, maar dat is nadrukkelijk de vraag waar ik de minister op vraag te reflecteren.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
U stelde niet alleen een vraag, maar u deed ook de suggestie dat je weer concerns met een netwerk moet hebben omdat dat in Zweden zo goed gaat. Dat lijkt me niet de goede weg, want dan gaan die private monopolies ook nog de netwerken gebruiken. Dat hebben we toen verhinderd. In het Zweedse parlement hebben ze daar overigens heel vaak over gesproken. Ze hebben 10 miljard betaald om Nuon te kopen en daar hebben ze grote spijt van. Dat waren avonturen in het buitenland. Dat hebben wij toen ook voorkomen.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik zeg nadrukkelijk niet dat we het voorbeeld van Zweden moeten overnemen, maar ik vraag wel aandacht voor de negatieve gevolgen van privatisering en ik wil daar een reflectie op van de minister.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag aan collega Holterhues naar aanleiding van een amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer over kwetsbare huishoudens. Ik heb daar net zo veel zorgen over als de heer Holterhues. Dat amendement is eigenlijk een beetje afgewezen om technocratische redenen. Het zou niet makkelijk zijn om de inkomensgegevens te delen, waardoor het niet eenvoudig is om in te spelen op kwetsbare huishoudens. Maar dat hebben we ook gedaan toen de prijzen van de energie enorm hoog waren. Ziet u toch mogelijkheden om daar in dit debat nog elementen aan toe te voegen, zodat de minister misschien met een toezegging komt om de kwetsbare huishoudens wat beter te bedienen?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
De fractie van de ChristenUnie heeft de goede gewoonte om moties die zijn afgewezen in de Tweede Kamer niet hier te herhalen, maar misschien is het een goede vraag aan de minister of zij mogelijkheden ziet in dezen.
De heer Schalk (SGP):
Het was geen motie, maar een amendement. Dat is nog zwaarder. U heeft daar woorden aan besteed. Ik ga dat ook doen en ik denk dat anderen dat ook gaan doen. Het zou heel goed zijn als we proberen om uit dat soort discussies te komen, want er zijn mogelijkheden genoeg om in te spelen op inkomen. Maar als u daar op dit moment geen suggestie voor heeft, dan komen we daar later nog wel op terug.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik denk dat de ChristenUnie en de SGP in dezen partners zijn.
De voorzitter:
Dat is goed om te horen. Ik geef het woord aan mevrouw Aerdts van de fractie van D66.