Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen



Verslag van de vergadering van 14 januari 2025 (2024/2025 nr. 14)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 14.33 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Dank, voorzitter. Ik spreek vandaag inderdaad mede namens de Partij voor de Dieren. Tijdens de verkiezingen was bestaanszekerheid een van de bepalende thema's, zo niet hét thema, zeker bij de partij die niet in deze Kamer vertegenwoordigd is. Maar ook bij de PVV en de BBB ging het daar veel over. Bij een andere partij ging het, zoals altijd, daarnaast natuurlijk ook over de zogenaamde hardwerkende Nederlander en dat werken moet lonen.

Als werken moet lonen, als je de hardwerkende Nederlander vooruit wil helpen en als je ervoor wil zorgen dat mensen voldoende bestaanszekerheid hebben, dan is het essentieel dat je ervoor zorgt dat iedereen die in Nederland werkt van dat inkomen een fatsoenlijk bestaan kan leiden. Dus moet het minimumloon daartoe toereikend zijn. Is de minister het met mij eens dat het loon van iemand die fulltime werkt, gewoon voldoende moet zijn om fatsoenlijk van te kunnen leven? En heeft een bedrijf dat zijn werknemers niet genoeg kan of wil betalen voor een fatsoenlijk bestaan wel bestaansrecht in onze economie, zo vraag ik de minister.

Maar zelfs met toeslagen is het minimumloon in Nederland vaak niet toereikend. Niet voor niets heeft de Commissie sociaal minimum eerder geconstateerd dat het minimum in Nederland te laag is en dat huishoudens soms honderden euro's per maand tekortkomen.

Voorzitter. We — gelukkig niet alleen mijn fractie — hebben het in de afgelopen jaren in deze Kamer veel over armoede gehad, ook van werkende armen. Wat is een heel effectieve manier om armoede te bestrijden en het sociaal minimum omhoog te krikken? Dat is natuurlijk het verhogen van het minimumloon, zoals ook het advies van de Commissie sociaal minimum luidt. Een hoger minimumloon betekent meer bestaanszekerheid, meer loon naar werken en minder marginale druk. Het maakt het makkelijker van het ellendige toeslagenstelsel af te komen, zoals we toch allemaal willen. Graag een reactie van de minister op al deze punten.

Dan nu dit wetsvoorstel, de Wet implementatie EU-richtlijn toereikende minimumlonen. De idee achter deze Europese richtlijn is dat alle lidstaten toewerken naar een toereikend minimumloon. Je zou dus hopen dat deze coalitie, die zegt op te komen voor de hardwerkende Nederlander en die bestaanszekerheid zo hoog in het vaandel zegt te hebben staan, de gelegenheid van de implementatie van deze Europese richtlijn te baat zou nemen om te komen tot grotere bestaanszekerheid door het minimumloon te verhogen. Tenslotte hadden drie van de vier coalitiepartijen een verhoging van het minimumloon in hun verkiezingsprogramma staan.

We weten inmiddels dat ook deze belofte aan de Nederlandse kiezers een gebroken belofte is. En dus wordt deze EU-richtlijn niet gebruikt om het minimumloon omhoog te krikken, maar lijkt de regering er alles aan gedaan te hebben om deze richtlijn zo minimalistisch te interpreteren en te implementeren dat in alle gevallen voorkomen wordt dat deze zal leiden tot een hoger minimumloon.

En dan zijn er natuurlijk partijen, die niet meedoen aan dit debat, die beweren dat het minimumloon de afgelopen jaren al flink verhoogd is. Maar dat is gewoon niet waar. Als je kijkt naar het reële minimumloon — dit zijn cijfers van de minister — dan zie je dat dit over de periode 2008-2021, dus in dertien jaar, min of meer gelijk is gebleven. Daarna is door de hoge inflatie het reële brutominimumloon enorm gekelderd. Vervolgens heeft er een eenmalige flinke nominale verhoging plaatsgevonden die compenseerde voor de inflatie en die daarmee het reële minimumloon in 2023 weer terugbracht op het niveau van 2008, dus van veertien jaar terug. Sindsdien is het reële loon wel wat gestegen, maar dat gaat om procenten, niet om tientallen procenten, zoals wel beweerd wordt.

Als we kijken naar de periode vanaf 1998, dan zien we dat het reële minimumloon ongeveer rond de 11% gestegen is. In diezelfde kwarteeuw is de arbeidsproductiviteit veel meer toegenomen, namelijk met bijna 30%. De totale economische groei is in diezelfde periode nog veel groter. De totale winst in die periode eveneens. Het minimumloon blijft daar dus ver bij achter. Erkent de minister dit?

De heer Schalk i (SGP):

Ik wil eerst graag iets rechtzetten wat de heer Van Apeldoor noemt. Er zijn namelijk partijen die ook vinden dat het minimumloon behoorlijk omhooggegaan is maar die wel meedoen aan het debat, namelijk de SGP.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Zeker, waarvan akte.

De heer Schalk (SGP):

Zeker. We hebben vorig jaar geconstateerd dat de minimumlonen per 1 januari omhooggingen met 10,15%. Vervolgens was er een reguliere verhoging met 3% als gevolg van de indexatie. Ook is er hier nog een wet aangenomen waardoor er 1,2% bovenop kwam. Vorig jaar zijn de minimumlonen dus gewoon met 14% à 15% verhoogd. Hoe kijkt de heer Van Apeldoorn daarnaar?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij heb ik net betoogd dat dit feitelijk niet het geval is. De reële minimumlonen zijn in Nederland over een heel lange periode nauwelijks gestegen. Als je kijkt wat je feitelijk kunt uitgeven in termen van de consumentenprijzen, dus rekening houdend met de inflatie, zie je dat de reële minimumlonen over een heel lange periode niet zijn gestegen. Ze zijn in 2022 zelfs sterk gedaald. Toen is er inderdaad een verhoging gekomen van 10% nominaal. Dat was feitelijk een inflatiecorrectie. Die heeft de enorme inflatiestijging gecompenseerd. Die verhoging van, ik geloof, 1,2% waaraan de heer Schalk refereert, is in deze Kamer weggestemd. Dat was een amendement uit de Tweede Kamer, van GroenLinks-PvdA. Die verhoging is er dus niet gekomen. Sindsdien is er nog wel sprake geweest van de inflatiecorrectie die automatisch elk halfjaar plaatsvindt, en dat is ook heel erg terecht. Het minimumloon is de afgelopen jaren echter reëel met enkele procenten gestegen; dat zei ik net al. Als je over een heel lange periode kijkt, is die stijging minimaal. Ik had het net over 11% procent in een periode van 25 jaar. De rest van de lonen, en zeker de winsten, zijn in die periode veel meer gestegen.

De heer Schalk (SGP):

Dat is absoluut waar als je het bekijkt over een periode van 25 jaar. Als je het over een periode van honderd jaar bekijkt, is het nog anders. Het is in ieder geval duidelijk dat die 1,2% terecht niet is doorgegaan. Daar was mijn fractie ook tegen omdat er vorig jaar al 10,15% plus 3% werd toegevoegd. Dat was juist de reparatie die ervoor moest zorgen dat de reële lonen niet ten opzichte van 25 jaar geleden, maar ten opzichte van het jaar daarvoor op peil bleven. We moeten het niet helemaal scheef trekken, want dan komt er een oneigenlijke discussie op gang.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tegen de heer Schalk van de SGP zeg ik het volgende. Mijn punt is dat van de reële minimumlonen vaak wordt beweerd dat ze enorm gestegen zijn. Ik heb, ook in dit huis, allerlei percentages gehoord: 20% of ik weet niet wat voor hoge percentages. Ik weet niet waar die vandaan kwamen. Voor het reële minimumloon is er over een langere periode bekeken geen stijging. Er is wel een stijging over de laatste twee jaar, maar die is heel erg beperkt. Het nominale minimumloon is verhoogd. Dat heeft inderdaad geleid tot een compensatie voor de inflatie. Dat is goed. Mijn betoog is dat het goed zou zijn als de reële minimumlonen ook zouden stijgen en verder zouden stijgen, ook omdat ze achter zijn gebleven bij wat mensen in Nederland gemiddeld verdienen. Ze zijn al helemaal achtergebleven bij de totale economische groei, de toename van de arbeidsproductiviteit en de toename van de winsten, die in Nederland torenhoog zijn.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja. Erkent de minister ook dat het reële minimumloon al die tijd niet of nauwelijks gestegen is, of we nu over een periode van een paar jaar of over een periode van 25 jaar teruggaan? Wat vindt de minister daar dan van, in termen van bestaanszekerheid en rechtvaardigheid?

Overigens — dat zeg ik ook tegen de heer Schalk — als we nog verder teruggaan, niet een hele eeuw maar tot 1970, dan zien we over die hele lange periode alleen maar een forse daling van het minimumloon. Je kunt nu voor het minimumloon van vandaag 17% minder kopen dan 46 jaar geleden. Hoe zo "wij hebben een hoog minimumloon in Nederland"?

Er is dus alle reden om het minimumloon in Nederland eindelijk echt te verhogen. De implementatie van de EU-richtlijn zou een uitstekende gelegenheid zijn geweest om een grote stap in de goede richting te zetten. Sterker nog, naar het oordeel van de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren zou dat in ieder geval in de geest van deze richtlijn zijn geweest. De richtlijn stelt dat werknemers op basis van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Europese pijler van sociale rechten — ik citeer — "recht hebben op een billijk loon waarmee ze een behoorlijke levensstandaard kunnen genieten."

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik heb een vraag aan de SP. Het gaat om het volgende. In Nederland hebben we natuurlijk een minimumloon. Tegelijkertijd hebben we een stelsel van toeslagen. Is het dus helemaal correct om steeds alleen in te zoomen op de hoogte van het minimumloon? Laten we redeneren vanuit, zeg maar, een burger, bijvoorbeeld iemand die werkt als verpleegkundige of wat dan ook. Die heeft vaak huurtoeslag, zorgtoeslag en maakt gebruik van kindregelingen. We moeten wel de vergelijking eerlijk houden, zeker als we die internationaal gaan maken. De landen om ons heen kennen die toeslagen niet. Kunt u daarop reflecteren? Ik vind wel dat we een faire vergelijking moeten maken als het gaat om armoede en schuld. We moeten ook beseffen dat we een combinatie hebben van minimumloon en een heel pakket aan toeslagen ter ondersteuning van de lagere inkomens en de middeninkomens.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben blij dat mevrouw Moonen van D66 deze vraag stelt. Ik maakte in de eerste plaats geen internationale vergelijking. Ik maakte de vergelijking in de tijd en binnen Nederland. Die vergelijking betrof de ontwikkeling van lonen in het algemeen, die ook achtergebleven zijn, de economie in het algemeen, de arbeidsproductiviteit en de winsten. Dan zeg ik: lonen zijn achtergebleven bij de arbeidsproductiviteit en de minimumlonen zijn nog verder achtergebleven. Dat vind ik uit het oogpunt van rechtvaardigheid en bestaanszekerheid een probleem.

Het is waar: in Nederland hebben we toeslagen. Huurtoeslag, zorgtoeslag, en ook toeslag voor de kinderopvang. Daarover zeg ik twee dingen. Van die toeslagen willen wij graag af, en om daarvan af te kunnen, moet het minimumloon uiteindelijk flink omhoog. Maar het is ook een principieel punt. Ik vind dat je, als je fulltime werkt, van dat inkomen gewoon fatsoenlijk moet kunnen leven. Dan zou je werkgever jou voldoende moeten betalen om gewoon van rond te kunnen komen. Dan nog kan je zeggen: als je bijvoorbeeld kinderen krijgt, komen er extra kosten bij en hebben mensen soms toeslagen nodig. Wat mijn fractie betreft, doe je dat anders en maak je bijvoorbeeld kinderopvang echt gratis door er een publieke dienstverlening van te maken. Daar kan je het dus over hebben, maar werken moet lonen en ook het minimumloon moet voldoende zijn om van rond te komen, zonder al die toeslagen. Daarom wil ik die toeslagen niet meerekenen. Dat vind ik een principieel punt.

De heer Schalk (SGP):

Ik ga toch nog even door op het punt van mevrouw Moonen, want die toeslagen waren er in 1979 niet, of in elk geval niet in dezelfde mate als nu. Ik denk dat mevrouw Moonen toch een punt heeft. Je kunt wel zeggen dat je niet internationaal vergelijkt maar alleen in Nederland. Maar er is wel degelijk verschil en dat is misschien niet meegenomen in de berekening van de heer Van Apeldoorn. Of heeft hij dat wel meegerekend?

Voorzitter. Er wordt vanuit de bankjes iets gevraagd over de toeslagentoestanden. Ik ben het er ook wel mee eens dat we daar niet op zitten te wachten. Natuurlijk. Ik zou veel liever hebben dat alles via de kinderbijslag gaat. Dat vind ik veel eerlijker. Maar daar zitten we hier niet voor.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben het eens met wat er vanuit de bankjes wordt gezegd. Maar ik heb ook gezegd dat zelfs mét toeslagen het huidige minimumloon lang niet altijd toereikend is. Dat is ook geconstateerd door bijvoorbeeld de Commissie sociaal minimum. We hebben hier te maken met het fenomeen van de werkende armen. Er is onlangs ook weer geconstateerd door het Nibud, het CPB, het CBS en andere instanties dat veel van de mensen die onder de armoedegrens zitten, gewoon werken en een minimumloon verdienen. Maar dat is ook mét toeslagen niet voldoende. De heer Schalk heeft gelijk: ik heb het hier over het minimumloon als zodanig en niet over de koopkracht van mensen. Dat zijn andere cijfers en dan moet je inderdaad ook kijken naar de belasting en de toeslagen. Dat klopt. Maar nogmaals, mijn principiële punt is — en zo lees ik ook de Europese richtlijn — dat het hier gaat om het inkomen, of liever gezegd over het loon dat mensen verdienen, en niet over wat ze uiteindelijk op hun rekening krijgen met allemaal toeslagen. Dat is natuurlijk vanuit een ander perspectief wel belangrijk als je het hebt over armoede, maar mijn principiële punt is, nogmaals, dat je van het loon als zodanig zou moeten kunnen rondkomen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Als je van die toeslagen ...

De voorzitter:

Nee, u gaat zich nu herhalen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou, dat was geen herhaling. Het was een ander punt.

De voorzitter:

Dat rondkomen heb ik eerder gehoord.

De heer Dessing i (FVD):

Ik ga daar toch nog eventjes op door, met uw welnemen, voorzitter. Ik hoor de heer Van Apeldoorn iets interessants zeggen waar ik toch een vraag over heb. Hij zegt namelijk dat hij die toeslagen wil afschaffen en dat we daarom het minimumloon moeten verhogen. Maar wat doet die redenatie met de middeninkomens? Die worden dan toch helemaal kapotgenivelleerd?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nou, van het kapotnivelleren van de middeninkomens hoeft volgens mij helemaal geen sprake te zijn. Sterker nog — dat wilde ik net tegen de heer Schalk zeggen, maar nu heb ik er de gelegenheid toe — er wordt in deze Kamer veel gesproken over het probleem van de marginale druk, zeker ook van de kant van de fractie van de heer Schalk. Die marginale druk ontstaat ook doordat wij in Nederland al die toeslagen hebben. Als je op een gegeven moment van die toeslagen afkomt en er gewoon voor zorgt dat mensen een fatsoenlijk loon krijgen, loon naar werken, dan gaat die marginale druk ook enorm naar beneden. Dat zal de middeninkomens juist helpen, want als je dan meer gaat verdienen, kom je niet in de armoedeval terecht omdat je daarmee je toeslagen kwijtraakt. We moeten dus van die toeslagen af en we moeten het minimumloon verhogen. Daarmee gaan we niet de middeninkomens kapotnivelleren. De middeninkomens zullen er ook op vooruitgaan. Wie misschien wel wat meer zal moeten betalen, zijn de allerhoogste inkomens. Daar is de SP zoals algemeen bekend van harte voorstander van, en de Partij voor de Dieren, namens wie ik vandaag ook spreek, volgens mij ook. Wat mij betreft kunnen de belastingen voor de allerhoogste inkomens in dit land omhoog.

De heer Dessing (FVD):

Ik kan me niet voorstellen, met alle respect, dat die middeninkomens met een dusdanige verlaging van de marginale druk niet in de problemen zullen komen. Maar dat is een discussie waar we waarschijnlijk niet uit zullen komen. Ik denk dat er een heel andere oplossing nodig is, dat we echt naar een verlaging van de belastingdruk in het algemeen zouden moeten gaan.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat is een ander debat.

Het minimumloon moet dus ook in een behoorlijke levensstandaard voorzien en dus voldoen aan wat de richtlijn een "fatsoensdrempel" noemt. Dan is er sprake van een toereikend minimumloon. Om die toereikendheid vast te stellen, kunnen lidstaten zogenaamde referentiewaarden vaststellen. Hierbij beveelt de richtlijn aan om dat te doen op basis van internationaal gebruikelijke referentiewaarden, en noemt daarbij expliciet de referentiewaarde — mijn collega Vos had het daar net ook al over — van 60% van het mediane brutoloon. Dit is ook de norm die al heel lang bepleit wordt door de Nederlandse en de Europese vakbeweging.

Maar wat doet de regering in de implementatie van deze richtlijn, en wel per ministeriële regeling? Die stelt die referentiewaarde, die norm, vast op 50%. Dat is, zo denkt mijn fractie, niet geheel toevallig dicht bij het huidige, ontoereikende minimumloon, zoals ik betoogd heb. Is dat hoe de minister hier te werk is gegaan? Ik heb het over een percentage, een referentiewaarde, vinden die zo dicht bij het huidige minimumloon in Nederland ligt, dat er geen argument tot verhoging van dat loon gevonden kan worden. Was de impliciete of misschien wel expliciete opdracht vanuit het kabinet "implementeer deze richtlijn zo dat de minister van Financiën tevreden gehouden wordt"? Waarom heeft de minister ervoor gekozen om maar liefst 10% onder deze internationaal erkende norm te gaan zitten?

Voorzitter. Wat zeker niet toereikend is voor een fatsoenlijk bestaan in Nederland, is het minimumjeugdloon. Terwijl je in dit land al wel mag stemmen en trouwen en verder alle rechten en plichten hebt van een meerderjarige burger, verdien je als je 18 jaar bent maar de helft van het reguliere minimumloon. Maar reken er maar niet op dat je, omdat je maar een half loon verdient, ook de helft hoeft af te rekenen bij de supermarkt, of dat je 50% korting krijgt op je huur. Mijn fractie vindt dit echt een schande. In mijn ogen is dit in strijd met in ieder geval de geest van deze richtlijn, en mogelijk zelfs met de letter. De richtlijn stelt dat variaties, dus afwijkingen, van het reguliere minimumloon zo veel mogelijk beperkt moeten blijven. Het is onwenselijk dat deze op grote schaal voorkomen. In Nederland verdienen tienduizenden volwassenen het minimumjeugdloon. Is de minister het met mij eens dat hiermee in Nederland op grote schaal wordt afgeweken van het normale minimumloon en dat er dus in Nederland sprake is van een grootschalige variatie, waarvan de richtlijn zegt dat die voorkomen dient te worden?

Verder stelt de richtlijn in artikel 6, lid 1, dat variaties — ik citeer — in overeenstemming moeten zijn met het non-discriminatie- en het evenredigheidsbeginsel, waarbij het laatste het nastreven van een legitiem doel omvat. Hoe kan de minister nu beweren dat hier geen sprake is van discriminatie, als voor precies hetzelfde werk de ene meerderjarige slechts de helft van het loon betaald krijgt als de andere meerderjarige? Een flagrantere schending van het non-discriminatiebeginsel lijkt me nauwelijks denkbaar. Graag een reactie van de minister.

En dan over dat legitieme doel. Ik weet nu al wat de minister hierover gaat zeggen, maar wat als dat zogenaamde legitieme doel helemaal niet effectief gediend wordt met het minimumjeugdloon? Want gaat het hier niet ook om de effectiviteit? In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt — het is net ook al gezegd in het interruptiedebatje met mevrouw Vos — leidt volgens een CPB-studie het verhogen van het minimumjeugdloon helemaal niet tot negatieve effecten op de arbeidsmarkt, ook niet als het gaat om de opleidingsgraad van jongeren. Graag een reactie van de minister.

Voor mijn fractie is het bovendien wederom een principiële zaak. Het minimumloon zou in een fatsoenlijke levensstandaard moeten voorzien voor iedere volwassen fulltime werknemer, punt. Is de minister het met dit uitgangspunt eens of vindt hij het normaal dat je in Nederland als je 18 bent slechts de helft krijgt van wat de minister volgens zijn eigen voorliggende wetsvoorstel als toereikend beschouwt? Dat is het overigens naar ons oordeel niet, maar de helft is natuurlijk volstrekt ontoereikend. Erkent de minister dit? De jongeren van de FNV strijden niet voor niets al jaren voor afschaffing van het minimumjeugdloon, maar dit kabinet houdt zich doof.

Ook voor het inhouden op het minimumloon van huisvestingskosten geldt dat het een door de richtlijn als onwenselijk geziene afwijking van het reguliere minimumloon is. Het komt vooral bij arbeidsmigranten veel voor dat de werkgever voor vaak belabberde en belachelijke dure huisvesting zorgt. Ik las dit weekend in de krant dat de minister geen uitstel wil. Wil hij ook zonder onnodig uitstel af van dit perverse verdienmodel dat op grote schaal laagbetaalde arbeid naar Nederland trekt, met de lusten voor de werkgevers en de lasten voor de samenleving? Maar toch laat de minister hier wederom een kans liggen: weer uitstel.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De fracties van de SP en de Partij voor de Dieren zijn, zoals u begrepen zult hebben, erg kritisch op deze in onze ogen ondermaatse, minimalistische implementatie van deze op zich welkome Europese richtlijn. Opnieuw stelt dit kabinet ons teleur als het gaat om wat het speerpunt van deze coalitie heet te zijn: het verbeteren van de bestaanszekerheid. Opnieuw komt de hardwerkende Nederlander bedrogen uit. Maar we zien uit naar de beantwoording.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan mevrouw Bakker-Klein namens het CDA.