Plenair Thijssen bij behandeling Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing



Verslag van de vergadering van 28 januari 2025 (2024/2025 nr. 16)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 14.25 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Welkom, minister. U zei het al: ik voer het woord ook namens D66 en OPNL.

Water. We hebben er vaak of te veel van of juist te weinig of het is vervuild. Voor Nederland waterland zijn de opgaven groot. Het Rijk, Rijkswaterstaat en de waterschappen, maar ook de provincies, de gemeenten en de drinkwaterbedrijven werken er allemaal dagelijks aan. Droge voeten en voldoende schoon water zijn ons heel veel waard. In 2023 gaven deze organisaties samen 9,2 miljard euro uit aan het hele waterbeheer. De vraag die vandaag centraal staat komt in de kern neer op de vraag wie voor deze kosten opdraaien en of dat ook eerlijk is. Daarbij beperken we ons met het voorliggende wetsvoorstel tot het geld dat de waterschappen ophalen om hun diensten en activiteiten te kunnen financieren. Met dat geld kunnen ze bijvoorbeeld waterstanden van gemalen regelen, afvalwater zuiveren, vaarwegen of dijken beheren en zwemwater controleren.

In ons land hebben we de financiering van het waterbeheer behoorlijk complex geregeld. In totaal zijn er namelijk negen financieringsinstrumenten voor het waterbeheer. Verschillende besturen en organisaties halen die belastingen op. Denk aan het Rijk, aan de gemeenten, aan de waterschappen en aan de drinkwaterbedrijven. Dan zijn er ook nog leges. Ook alle bestemmingen van al deze watergelden lopen uiteen. Sommige zijn bedoeld voor de waterveiligheid, andere voor de beschikbaarheid van het water, andere voor hemelwatertransport, noem maar op.

De wetswijziging die we nu behandelen richt zich op drie heffingen die de waterschappen ophalen. Dat is allereerst de watersysteemheffing. De tweede is de zuiveringsheffing en de derde is de verontreinigingsheffing. Dankzij die eerste heffing houden we droge voeten en is er voldoende schoon oppervlaktewater. Dankzij de tweede wordt afvalwater afgevoerd in het riool of komt het terecht in de waterzuivering. De derde heffing hangt samen met lozingen op het oppervlaktewater. Ook deze heffingen zitten behoorlijk ingewikkeld in elkaar. Ik heb best wel lang onder de motorkap zitten kijken van de huidige wet en ook van de wetswijziging. De kostentoedelingssystematiek is geen sinecure, kan ik u vertellen. Petje af dus voor de waterschappen. Zelf zeggen ze heel goed om te kunnen gaan met deze wetswijziging en de nieuwe kostentoedelingssystematiek, maar in de consultatie las ik ook dat een aantal belanghebbenden de nieuwe kostentoedelingssystematiek complexer vindt dan de huidige, en de huidige is dus al behoorlijk ingewikkeld. Mijn eerste vraag aan de minister is hoe hij de uitvoerbaarheid van deze wet beoordeelt.

Voorzitter. Voordat we inzoomen op deze drie heffingen en de voorgestelde wetswijziging wil ik, als u het mij toestaat, eerst even uitzoomen naar het totaalplaatje. Ik vind namelijk dat dat relevante achtergrondinformatie biedt voor de vraag of we de waterheffingen een beetje eerlijk hebben georganiseerd in ons land. Ik kwam een ouder rapport tegen, uit 2013. Daarin is heel inzichtelijk gemaakt hoe dat totaalplaatje eruitziet. We zien dat het overgrote deel van de totale kosten voor het gehele Nederlandse waterbeheer wordt betaald door huishoudens. Daarna volgen de bedrijven. De landbouw, samen met de beroepsvaart, draagt relatief juist heel weinig bij. Voor wie interesse heeft in de getallen: het gaat om 72%, 23% en 5%. Dat ging dus over huishoudens, bedrijven en landbouw. Maar als we kijken naar het watergebruik, dan zien we dat deze verhouding niet helemaal passend is. Dat is misschien wel zo voor de industrie, maar niet voor de huishoudens en de landbouw. Huishoudens zijn namelijk verantwoordelijkheid voor meer dan de helft van het totale watergebruik, maar ze brengen dus bijna driekwart van de kosten op. De landbouw wordt juist ontzien. Deze sector draagt 5% bij, maar het waterverbruik van deze sector is zo'n 20% van het totaal. Dus als ik naar dit totaalplaatje kijk, komt het profijtbeginsel, waarover we het vandaag hebben, niet echt goed tot uitdrukking.

En hoe zit het andere principe, namelijk "de vervuiler betaalt", dan in elkaar? Ik weet het niet. Er moeten vast recente cijfers beschikbaar zijn over de totale verhouding van de belastingbijdrage en de vervuiling tussen huishoudens, industrie en landbouw. Ik heb die alleen niet kunnen vinden. Mijn tweede vraag aan de minister is om hier inzicht in te geven. Stel dat hij dat inzicht nu niet zou kunnen geven, dan zou ik willen vragen om de Eerste Kamer daarover per brief te informeren. Graag een toezegging.

Voorzitter. Dan de voorliggende wetswijziging. Ruim tien jaar geleden concludeerde de OESO in een verder best wel positief rapport over het Nederlandse watermanagement dat er nog veel verbeteringen mogelijk waren om het stelsel toekomstbestendig te maken. Verbetering was mogelijk voor een eerlijker, duidelijker en duurzamer systeem, dat ook rekening houdt met regionale verschillen. En die regionale verschillen tussen de 21 waterschappen zijn ontzettend groot. Zo zijn de kosten in gebieden met hoge zandgronden relatief laag en de kosten in gebieden waar bodemdaling plaatsvindt, vooral veengrond, of verzilting, relatief hoog. Ook maakt het uit of er sprake is van een groei- of een krimpregio. Dat is iets dat vooral voor OPNL een heel belangrijk onderwerp is. Doordat die verschillen zo groot zijn, is het het veld na jarenlang onderzoek en gepolder helaas niet gelukt om tot een aangepast stelsel te komen. Dat is jammer, want in 2018 lag er een doorwrocht advies op tafel van de commissie Aanpassing Belastingstelsel.

Nu, vijf jaar later, ligt er een wetsvoorstel voor waarin enkele belangrijke knelpunten worden opgelost. Ook zorgt de nieuwe situatie voor betere uitlegbaarheid. Onze fracties zijn vooral heel erg blij met de meekoppelkansen die een plek hebben gekregen in de nieuwe wet. Dat draagt evident bij aan de circulaire economie, aan klimaatadaptatie en ook aan klimaatneutrale waterschappen. Maar omdat kostenneutraliteit en een gematigde belastingontwikkeling zo zwaarwegend meetelden, kan niet echt gezegd worden dat het profijtbeginsel en "de vervuiler betaalt" goed tot uitdrukking komen. Mijn fractie en die van D66 en OPNL oordelen dat de wetswijziging een stap vooruit is, maar dat de belabberde staat van ons water vraagt om meer ambitie ten aanzien van het profijtbeginsel en "de vervuiler betaalt". De derde vraag is of de minister deze constatering deelt.

In de nota naar aanleiding van het tweede verslag kom ik heel veel vaagtaal tegen over wat er daadwerkelijk gebeurt in het vervolgtraject. Ik lees ook dat er geen inzicht gegeven kan worden in de planning van dat vervolgtraject. Van een minister die in de buurt van Rotterdam woont, had ik een houding verwacht van "niet lullen, maar poetsen". Kan hij daarom meer duidelijkheid geven over het vervolgtraject en de planning?

Voorzitter. Welke stappen zouden er nog meer gezet kunnen worden voor een eerlijker heffingensysteem? Van alle mogelijkheden die er zijn, beperk ik me tot drie concrete verbeterpunten. Ik wil de minister vragen om heel duidelijk aan te geven wat hij van deze drie punten vindt en of die volgens hem kunnen worden meegenomen in het vervolgtraject.

Het eerste punt is: betrek in de kostentoedeling van de waterheffing ook het profijt van waterkwaliteit. Ook voor het niet halen van de KRW-doelen is dit wat ons betreft een interessante gedachte.

Het tweede punt hangt ermee samen. De OESO constateert dat nauwelijks wordt betaald voor onttrekkingen van oppervlakte- en grondwater en diffuse verontreiniging vanuit met name de landbouw. Mijn suggestie is om dit eerlijker te gaan beprijzen. Zorg er dan ook voor dat effluentlozingen en riooloverstorten zwaarder meetellen in de verontreinigingsheffing.

Het derde punt is de vraag om ook bij de heffingen die ingezetenen opbrengen, te gaan differentiëren naar de omvang van huishoudens. Dus hoe meer mensen in een huis wonen, hoe meer waterverbruik een prijskaartje krijgt.

Voorzitter. Met deze wet krijgen de waterschappen meer bestuurlijke vrijheid. Een punt dat met name ook voor de D66-fractie heel belangrijk is, is of de waterschapbesturen transparant zijn in de afwegingen die zij maken om tot de verdeling tussen de categorieën te komen. Dat is ook goed voor meer democratische betrokkenheid, is de gedachte. In verkiezingstijd kunnen de waterschappen bijvoorbeeld expliciet hierop bevraagd worden. Mijn vraag is of de minister dit ook ziet als een voordeel voor de democratie.

Voorzitter. Wanneer het gaat om de eerlijkheid van de watersysteemheffing is er een wereld te winnen in de scheefgroei die de laatste jaren heeft plaatsgevonden in de categorie "gebouwd". Doordat de waarde van woningen exorbitant is toegenomen, dragen huishoudens — dat zijn woningeigenaren, maar indirect ook huurders — veel meer bij aan de waterheffing dan bedrijven. Dit wetsvoorstel doet daar wel wat aan, maar door het peiljaar op twee jaar te zetten, is dit slechts een heel kleine verbetering. Bij de behandeling van deze wetswijziging in de Tweede Kamer is hier al heel veel over gedebatteerd. Ik zag dat er onvoldoende steun was om dit aan te passen. Dat debat gaan we niet overdoen in deze Kamer, maar ik wil de minister wel vragen om de belastingontwikkeling tussen deze twee groepen te gaan monitoren en de Eerste Kamer er jaarlijks over te informeren. Mijn vraag is of hij dit zou willen toezeggen.

Dit brengt mij bij mijn laatste concrete punt. In hoofdstuk 13 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op evaluatie en monitoring. Juist bij dit wetsvoorstel is dat een belangrijk onderdeel, maar er ontbreekt iets aan. Het gaat niet echt goed met de toestand van ons water. Daarom is het profijtbeginsel en "de vervuiler betaalt" zo belangrijk. We hadden gehoopt dat dit beter in de wet tot uitdrukking zou komen. Het lijkt ons dan ook heel nuttig om dit te gaan evalueren, zodat we een vinger aan de pols kunnen houden en weten hoe de effecten van deze wet gaan zijn. Ook voor het vervolgtraject lijkt het ons goed om te weten wat het verloop is. Ik zag dat er wel een evaluatiebepaling is over de klimaatvoetafdruk van de waterschappen. Wat ons betreft is dat onvoldoende. Mijn verzoek is daarom om de versterkte toepassing van het profijtbeginsel van de watersysteemheffing en de aanpassingen in de verontreinigings- en zuiveringsheffing over vier jaar te evalueren. Ik overweeg hierop een motie, al dan niet gecombineerd met het vorige punt dat ik maakte over de monitoring. De evaluatie kan betrokken worden bij de vijfjaarlijkse update van de kostenverdeling. Het kan ook worden meegenomen in het vervolgtraject naar een eerlijker, duurzamer en toekomstbestendiger systeem. Dat is immers waar het ons allemaal om te doen is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Thijssen. Dan is het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de VVD.