Verslag van de vergadering van 18 februari 2025 (2024/2025 nr. 19)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 17.15 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Met deze begroting zet het landbouw-, natuur- en dierenwelzijnsbeleid grote stappen achteruit, in plaats van de urgente keuzes te maken waar Nederland en al haar inwoners, met en zonder vacht, naar snakken. De visie van dit kabinet op landbouw kan niet anders dan worden gezien als verouderd.
Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw staat het principe van preventie centraal in het mondiale milieu- en duurzaamheidsbeleid, in Nederland bekend als de ladder van Lansink. Dit principe van eerst inzetten op het voorkomen van het ontstaan van afval en daarna pas op een zo duurzaam mogelijke verwerking daarvan wordt nu nog steeds wereldwijd toegepast, onder meer in het kader van de circulaire economie. End-of-pipe-maatregelen die de meest negatieve gevolgen van afval moeten voorkomen, zoals soms letterlijk een filter in een lozingspijp of schoorsteen, moeten als het even kan worden voorkomen.
Voorkomen is beter dan genezen, ook in het milieubeleid. Behalve dan bij dit kabinet, met name wat betreft het landbouwbeleid. Dit kabinet blijft tegen beter weten in inzetten op grootschalige industriële productie en export van zogenoemde dierlijke producten, met alle gevolgen van dien. Dieren worden in grote aantallen op dieronwaardige wijze gehouden. Ze worden stelselmatig verminkt, ze worden gescheiden van hun familieleden en eindigen na een dieronwaardig leven veel te jong in een slachthuis. Ze worden gezien en behandeld als productie-eenheden, niet als levende wezens met gevoel.
Deze op de export gerichte intensieve veehouderij stoot te veel broeikasgassen uit en produceert te veel stikstof en mest. In een poging de uitstoot binnen de wettelijk afgesproken normen te krijgen, wil de minister inzetten op zogenaamde innovatie. Behoud van een dieronwaardige bio-industrie wordt verkocht als zogenaamde duurzame veehouderij. In werkelijkheid is dit niets meer en niets minder dan een ouderwetse end-of pipe-maatregel, een maatregel die in de jaren zeventig, een halve eeuw geleden, al als verouderd werd gezien. De ladder van Lansink lijkt vergeten.
Koortsachtig zoekt dit kabinet samen met de sector naar nieuwe toepassingen om de meer dan 70 miljard kilo mest te verwerken. Mest wordt omgetoverd naar een bruine goudmijn, om zo van het afval af te komen en het verdienmodel van de bio-industrie te verbeteren. Zogenaamde dierlijke bijproducten worden vergist en vergast om zogenaamde groene energie te produceren. Er wordt ingezet op RENURE om nieuwe toepassingsmogelijkheden van mest te creëren. Preventie, de belangrijkste sport op de ladder van Lansink, wordt doelbewust overgeslagen.
En dit alles voor een sector die slechts 1,5% aan het bruto nationaal product bijdraagt, maar wel meer dan 60% van het landoppervlak van Nederland opslokt en de Nederlandse samenleving al jarenlang op slot zet. Terwijl de oplossing, te weten de transitie naar een echt duurzame en diervriendelijke landbouw, grondgebonden en gericht op productie voor de regio, allang bestaat. In deze echt duurzame landbouw is geen plek voor een grootschalige, voor de wereldmarkt producerende intensieve veehouderij. Er is simpelweg niet genoeg ruimte in Nederland voor honderden miljoenen koeien, varkens, kippen, schapen, geiten, konijnen en eenden die lekker rondrennen, wroeten, zwemmen, springen, spelen en zonnebaden.
Landbouw die zowel dierwaardig als duurzaam is, is per definitie kleinschalig en met de huidige aantallen dieren onmogelijk in Nederland. Maar het kabinet blijft aankoersen op behoud van de grootschalige intensieve veehouderij, die in essentie niet duurzaam is, en probeert die een klein beetje te verduurzamen. Hiermee wordt een dierwaardige veehouderij per definitie onmogelijk, voor zover een dierwaardige veehouderij bestaat; een dierwaardige veehouderij lijkt vooral een contradictio in terminis. Ik vraag aan de minister en de staatssecretaris hoe zij die afwegingen tussen de omvang van de veehouderij en de bestaande doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en dierwaardigheid zien.
Voorzitter. Het lijkt erop dat dit kabinet op verschillende belangrijke landbouwdossiers de tactiek van vertragen en niet-handhaven tot kunst probeert te verheffen. Een zeer pijnlijk voorbeeld hiervan is het verbod op het routinematig couperen van varkensstaartjes, dat dateert uit 1991. Dat wordt dus al 34 jaar niet gehandhaafd. Decennia van kabinetsbeloftes en Kamermeerderheden later worden nog steeds meer dan 99% van de varkensstaartjes afgebrand of afgeknipt, vaak zonder verdoving.
Nu schrijft de minister in een brief die we vandaag hebben gekregen, maar ook in het schriftelijk overleg, dat zij overweegt de wetgeving die nodig is om de open norm om het verbod op het routinematig couperen van varkensstaarten in te vullen, op te nemen in de AMvB over dierwaardige veehouderij. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Kan de minister toezeggen dat ze dit zal doen, gezien de brede politieke en maatschappelijke steun om een einde te maken aan dit soort ingrepen? Als ze dit doet, wanneer zou dan het verbod op routinematig couperen van varkensstaarten ingaan? Hoe zit het met andere verminkingen die op grote schaal worden toegepast, zoals het onthoornen van koeien en geiten en het vijlen van hoektanden en het castreren van biggen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de AMvB? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Een tweede voorbeeld van hoe het niet-handhaven als politiek instrument wordt ingezet, is de verplichting om dieren die buiten worden gehouden, te beschermen tegen roofdieren, opgenomen in artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren. Deze verplichting bestaat al sinds 2014. Het niet-handhaven van deze norm richt enorme schade aan, niet alleen bij schapen die worden aangevallen, maar ook bij wolven, die onterecht in een kwaad daglicht worden geplaatst. Dit terwijl dit een hele redelijke verplichting betreft: als je dieren houdt, hoor je goed voor ze te zorgen.
Doordat het kabinet deze wettelijke verplichting niet handhaaft, ontstaat het beeld dat schapen niet kunnen worden beschermd tegen aanvallen van wolven, terwijl het tegendeel waar is. Buiten gehouden dieren kunnen prima worden beschermd. Met ondersteuning door de provinciale subsidies voor wolfwerende maatregelen en het landelijke Wolf Fencing-team kost het voornamelijk wat tijd en moeite; voor een eigenaar die van zijn dieren houdt zou je zeggen een kleine moeite. 99% van alle aanvallen van wolven op buiten gehouden dieren betrof dieren die niet achter een deugdelijk wolfwerend hek stonden. Alweer dat cijfer van 99%. Wat is dat in het landbouwdossier? Schandalig! Boeren laten hun schapen, die van hen afhankelijk zijn voor hun veiligheid, in de kou staan. Dat zou je verwaarlozing kunnen noemen. En de minister en de staatssecretaris laten ze hiermee wegkomen door niet te handhaven.
Net als bij het routinematig couperen van varkensstaartjes gebruikt de minister hier het argument dat het een open norm betreft en dat die verder moet worden uitgewerkt. Wij zouden als Kamer al voor de zomer van 2024 worden geïnformeerd over de contouren van deze uitwerking, en we wachten hier nog steeds op. Ik vraag de minister en de staatssecretaris: wat is de huidige stand van zaken van de verdere uitwerking van de norm in artikel 1.6? En wanneer verwachten de minister en de staatssecretaris dat kan worden gestart met de handhaving van de uitgewerkte norm? Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat het huidige gebrek aan handhaving het debat over wolven negatief beïnvloedt?
Onze fractie vindt die norm eigenlijk hartstikke handhaafbaar. Ik citeer: "Een dier wordt bescherming geboden". Glashelder! De NVWA is het blijkbaar met ons eens, gezien de officiële waarschuwing van een schapenhouder eind vorig jaar, toen de NVWA oordeelde dat de schapen — ik citeer weer — "onvoldoende werden beschermd". Het artikel is dus wél handhaafbaar. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Ten slotte het Programma Aansluiting Wind Op Zee-Eemshaven. De minister van Klimaat en Groene Groei bereidt een besluit voor over de aanleg van elektriciteitskabels van windmolenparken ten noorden van Schiermonnikoog naar de Eemshaven. Ze heeft het voornemen te kiezen voor een route die voor de natuur zeer schadelijk is, namelijk dwars door de Waddenzee en onder Schiermonnikoog door, terwijl andere routes minder schadelijk zijn voor de Waddenzee, ons mooie UNESCO Werelderfgoed. De minister van KGG kiest voor de goedkopere en niet voor de geadviseerde duurzamere variant, terwijl er in Friesland, Groningen en Noord-Holland brede steun is om te kiezen voor de route met veel minder impact. Uiteraard is de Partij voor de Dieren voor windenergie, maar dit kan met veel minder impact op de natuur. Ik vraag de minister dan ook of zij bereid is in overleg te gaan met haar collega van KGG, om de mogelijkheden te bespreken voor de route met de minste impact op de natuur en de economie in de regio. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, ik rond af. De minister van Landbouw heeft gedogen tot norm verheven. Decennialang worden heldere besluiten om politieke redenen niet gehandhaafd, tegen de wil van beide Kamers in. Hierdoor wordt het voor deze Kamer vrijwel onmogelijk om begroot beleid te toetsen op doelmatigheid, doeltreffendheid en handhaafbaarheid. Ik overweeg een motie op dit onderwerp. Ik hoor graag een reflectie van de minister hierover.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.