Plenair Van Rooijen bij behandeling Verlenging beslistermijnen in asiel- en nareiszaken



Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.51 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Hoewel 50PLUS niet heeft meegedaan met de schriftelijke vragenronde met betrekking tot de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken, heb ik met veel belangstelling in de verslagen de door andere fracties gestelde vragen gelezen, alsmede de beantwoording van deze minister.

Voorzitter. Namens mijn fractie maak ik een korte samenvatting van de voorgestelde wijzigingen van dit wetsvoorstel en de daaraan gekoppelde doelstellingen. Ik hoor graag van de minister of deze weergave juist is. De beslistermijn voor de beoordeling van een asielaanvraag wordt verhoogd naar negen maanden. De termijn waarbinnen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid moet beslissen over een aanvraag van een vreemdeling om herenigd te worden met zijn familie en gezinsleden, de zogenaamde nareis, wordt ook verhoogd naar negen maanden, waarbij daarnaast de mogelijkheid bestaat om in individuele gevallen deze termijn nog te verlengen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst, de IND, zal bij gebruikmaking van zo'n verlengingsmogelijkheid dit moeten motiveren. Deze motivering kan rechterlijk getoetst worden in een procedure wegens niet tijdig beslissen. De verlenging van beslistermijnen in nareiszaken heeft bovendien een tijdelijk karakter; drie jaar na inwerkingtreding van deze wet komt die te vervallen. De verlenging van de beslistermijn in asielzaken voldoet aan artikel 31, lid 3 van de Procedurerichtlijn. De verlenging van de beslistermijn in nareiszaken voldoet aan artikel 5, lid 4 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Daarmee vallen de voorgestelde wijzigingen binnen de ruimte die het recht van de Europese Unie de lidstaten biedt.

Voorzitter. Dan de doelstellingen van dit wetsvoorstel. Mijn fractie begrijpt uit de woorden van de minister dat zij dit wetsvoorstel als volgt motiveert. De behandeling van de almaar stijgende aanvragen om asiel en nareis zorgt ervoor dat de druk op de IND te groot is en steeds meer toeneemt. De capaciteit bij de IND is structureel onvoldoende om aanvragen voor zowel asiel als nareis binnen de daarvoor gestelde termijn te beoordelen en af te handelen. Het directe gevolg daarvan zijn de procedures, die aangespannen worden bij de bestuursrechter, waardoor ook daar een overbelasting van werkzaamheden ontstaat. Aan deze procedures is de IND tijd en menskracht kwijt in verband met het schrijven van verweerschriften, waardoor nog minder tijd overblijft om de achterstanden weg te werken en de wachttijdenproblematiek bij de IND enkel toeneemt. Door verlenging van de beslistermijnen krijgt de IND meer ademruimte. De verwachting van de minister is dat daardoor uiteindelijk minder zaken worden aangespannen wegens overschrijding van de beslistermijn. Ik vraag de minister of hetgeen ik zojuist naar voren heb gebracht, klopt. Zo niet, wil zij dan aangeven wat er niet klopt?

Voorzitter. Dan kom ik tot het laatste onderdeel van mijn bijdrage, namelijk de conclusie die mijn fractie vooralsnog trekt uit de bestaande stukken. Door langere beslistermijnen in te voeren, verplaats je feitelijk het probleem. Immers, ook asielaanvragen die kansloos zijn, worden door de termijnverlenging minder snel afgewikkeld, waardoor de kansloze asielzoeker, om het zo maar te zeggen, langer in een azc zal verblijven, terwijl er nu al structureel veel te weinig plekken beschikbaar zijn.

Daarnaast stelt de minister zelf dat de regering niet kan garanderen dat met het verruimen van de behandeltermijnen altijd binnen de maximaal toegestane beslistermijn een beslissing op de aanvraag zal zijn genomen. Bij overschrijding van de termijn kan de aanvrager nog steeds naar de bestuursrechter stappen, die de IND een dwangsom kan opleggen wanneer niet binnen de wettelijke beslistermijn een besluit is genomen op de asielaanvraag of de nareisaanvraag. Dat dit minder vaak zo zal zijn, is vooralsnog slechts een aanname. Is de minister dit met mij eens?

In de nota naar aanleiding van het verslag van 28 november '24 zegt de minister letterlijk dat de IND te weinig medewerkers heeft om de huidige werkvoorraad van asiel- en nareiszaken in te lopen en de nieuwe stroom van zaken bij te houden. Daarom is de voorlopige conclusie van mijn fractie dat dit wetsvoorstel niet het werkelijke probleem oplost, maar dat het slechts wat extra tijdsruimte creëert voor de IND-medewerkers. De vraag van 50PLUS is of daarvoor een dergelijk wetsvoorstel dient te worden ingezet. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Tot slot begrijpt mijn fractie dat met name het voeren van gesprekken met asielzoekers een van de knelpunten is. Dit is tijdrovend en kostbaar. Denk aan het inhuren van tolken, naast de inzet van casemanagers. Heeft de minister al overwogen om een deel van de gesprekken te laten plaatsvinden met behulp van AI-assistenten? De techniek is inmiddels ver genoeg gevorderd om dit uit te testen. De casemanager van de IND kan dit als hulpmiddel inzetten, hetgeen niet alleen veel tijdsbesparing maar ook kwaliteitsverbetering oplevert. Een AI-assistent mist iedere vorm van vooringenomenheid, die bij ons mensen nu eenmaal altijd in meer of mindere mate aanwezig is. Ik hoor graag of de minister deze suggestie zinvol vindt en of zij bereid is om te onderzoeken of de inzet van AI tot de mogelijkheden behoort. We zien het al gebeuren in de zorg, het onderwijs en andere sectoren. Overigens is deze vraag van mijn fractie niet geïnspireerd op de Oscarwinnende film I'm Not a Robot, maar dit terzijde.

Ik kijk uit naar de beantwoording van mijn vragen.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Perin-Gopie.

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Ik vroeg me af of de heer Van Rooijen weet hoe AI geprogrammeerd wordt?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik wil op voorhand zeggen — en dat heeft niks met mijn leeftijd te maken — dat ik daar geen deskundige op ben. Maar ik volg dit, net als u, heel intensief. We hebben zelfs al — misschien weet u dat ook; dat denk ik wel — social robots, die ook in allerlei andere situaties helpen om mensen aanvullende hulp te kunnen geven. We leven in moderne, innovatieve tijden. Dat zal u als Volt-woordvoerder ook aanspreken.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik wou hier helemaal geen generatiedebatje van maken.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat wil ik ook niet.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik hoorde de heer Van Rooijen zeggen dat mensen vooringenomen zijn en AI dat niet is. Maar AI wordt geïnstrueerd en geprogrammeerd door mensen. Daarmee is de aanname dat AI niet vooringenomen is, volledig onterecht, want mensen zullen AI altijd moeten programmeren. Daarom zien we in AI vaak bepaalde vormen van stigma's en discriminatie terug. De aanname dat AI niet vooringenomen zou zijn, wil ik hiermee graag ontkrachten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik wil daar het laatste deskundige woord niet over uitspreken, maar laat me citeren wat ik zojuist zei: een AI-assistent mist iedere vorm van vooringenomenheid. Dat lijkt mij toch een juiste stelling. Ik heb helemaal niet gezegd dat die vooringenomenheid er bij andere mensen wel altijd is. Ik heb in algemene termen gezegd: mensen kunnen vooringenomenheid hebben.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Tot slot. Ik ben het helemaal eens met wat de heer Van Rooijen zegt, hoor. Mensen kunnen inderdaad vooringenomen zijn. Maar als voorbeeld: AI is geprogrammeerd door mensen. De mens is altijd de basis van een programma van AI. Als u bijvoorbeeld aan ChatGPT iets vraagt over wat een senator heeft gezegd, dan zal ChatGPT altijd antwoorden dat het een heer was die iets heeft gedaan in de senaat. Dat is de vooringenomenheid van AI. Die denkt dat een senator een man is. Dat zal ook zo zijn op andere punten. Die vooringenomenheid zit ook in AI.

De voorzitter:

Toch wil ik u vragen om niet verder in te gaan op dit onderwerp, want dit is een onderwerp van de commissie DIGI.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, ik wil wel even reageren. Misschien had ik het woord "vooringenomenheid" niet moeten gebruiken, maar ik wil duidelijk maken dat AI-assistants wel degelijk hulp kunnen bieden. We zien dat nu al in de zorg en het onderwijs. We hebben het ook al over sociale robots die in verpleeghuizen en dergelijke werken. Het is dus een heel nieuw fenomeen, dat heel nuttig kan zijn om de gebrekkige menskrachtcapaciteit aan te vullen.

De voorzitter:

Zeker, maar het is niet het onderwerp van dit debat. Ik dank u wel.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, volgens mij wel, want het gaat over menskrachtproblemen.

De voorzitter:

Toch is het niet het onderwerp van dit debat. We wachten het antwoord van de minister op de suggestie van de heer Van Rooijen af. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Schalk van de fractie van de SGP.