Mededelingen en verlenging vervaltermijn drie aangehouden moties (36.602, K en Q en 36.611, G) en de gewijzigde motie (36.349, G)



Verslag van de vergadering van 11 maart 2025 (2024/2025 nr. 21)

Aanvang: 13.33 uur

Status: gecorrigeerd


De voorzitter:

Ingekomen zijn berichten van verhindering van de leden:

Van Langen-Visbeek, wegens bezigheden elders;

Thijssen, wegens familieomstandigheden.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Dan is aan de orde het voorstel om de vervaltermijn van de volgende aangehouden moties met twaalf weken te verlengen:

  • de motie-Van Rooijen c.s. over het instellen van een onafhankelijke adviescommissie (36602, letter K);
  • de motie-Visseren-Hamakers c.s. over een uitzondering van verbruiksbelasting voor plantaardige alternatieven (36602, letter Q);
  • de motie-Visseren-Hamakers c.s. over het niet laten groeien van de kloof tussen huur- en koopsector (36611, letter G).

Op grond van artikel 67, eerste lid, van het Reglement van Orde zullen de moties op 11 maart van rechtswege vervallen.

Kan de Kamer instemmen met het voorstel tot verlenging van de termijn van aanhouden? Dat is het geval.

Wenst een van de leden aantekening? Dat is niet het geval.

Daarmee zijn de moties aangehouden.

Conform artikel 66, zevende lid van het Reglement van Orde, meld ik u dat er dadelijk wordt gestemd over de gewijzigde motie van het lid Perin-Gopie c.s. over een kinderrechtentoets.

De motie-Perin-Gopie c.s. (36349, letter G) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rechten en het welzijn van kinderen een centrale plaats moeten innemen in wet- en regelgeving, conform het Kinderrechtenverdrag en andere internationale verplichtingen waaraan de Nederlandse regering zich verbonden heeft;

overwegende dat in artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag staat dat bij alle maatregelen van de wetgever die kinderen betreffen de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen;

overwegende dat het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties er in zijn periodieke rapportering over de naleving van het Kinderrechtenverdrag door Nederland in 2022 op heeft aangedrongen dat de regering een kinderrechtentoets ontwikkelt voor wetgeving en beleid die kinderen betreffen;

overwegende dat ook de Kinderombudsman van oordeel is dat kinderen veel te vaak de dupe worden van wetten en beleid en aandringt op een kinderrechtentoets;

overwegende dat de huidige wetgeving en beleidsvorming onvoldoende structurele waarborgen bevatten om systematisch te toetsen of de belangen van kinderen worden gerespecteerd;

constaterende dat de Nederlandse Kinderombudsman inmiddels een kinderrechtentoets zoals bedoeld door het Kinderrechtencomité heeft ontwikkeld en gelanceerd;

verzoekt de regering bij alle toekomstige wetsvoorstellen die direct of indirect betrekking hebben op kinderen, standaard de Kinderrechtentoets toe te passen, zoals gemaakt door de Kinderombudsman;

verzoekt de regering de resultaten van deze toets onderdeel te maken van het wetgevingstraject, zodat bij elk relevant wetsvoorstel expliciet wordt onderbouwd hoe de belangen van het kind zijn gewaarborgd;

verzoekt de regering de Kamer voor het meireces te informeren over de wijze waarop deze toets structureel wordt geïmplementeerd en toegepast,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H, was letter G (36349).